Met een combinatie van speciale lama-antilichamen maken Nederlandse, Vlaamse en Amerikaanse onderzoekers voor het eerst een antilichaam dat je beschermt tegen bijna alle griepvirussen. In een neusspray werkt dit antilichaam bij muizen alvast goed, maar of het net zo goed werkt bij mensen moeten we nog afwachten.
Zo rond oktober begint de ellende: het jaarlijkse griepseizoen. Elk jaar infecteert het influenzavirus, de veroorzaker van griep, alleen in Nederland al duizenden mensen. Tussen oktober 2017 en mei 2018 velde dit virus naar schatting 900.000 mensen. Een enorm aantal, zeker als je bedenkt dat veel ouderen en mensen in risicogroepen jaarlijks een griepprik halen om ziekte te voorkomen. Elk jaar werken wetenschappers hard aan deze griepprik en proberen ze te voorspellen welke griepvirussen dat jaar problemen zullen veroorzaken. Omdat het virus in vele gedaantes op kan duiken blijft de werking van die prik onzeker tot ze het in de praktijk testen. Maar een groep onderzoekers heeft nu een andere manier gevonden om het influenzavirus te slim af te zijn, waardoor griepprikken misschien wel tot het verleden gaan behoren.
Antilichamen van lama’s
Onderzoekers van het farmaceutische bedrijf Janssen uit België en Nederland en het Scripps Research Instituut in Californië, Verenigde Staten, sloegen de handen ineen om het influenzavirus op een heel nieuwe manier aan te pakken. Ze gebruiken hiervoor de antilichamen van lama’s. “Naast de gewone antilichamen maken lama’s nog bijzondere, kleinere antilichamen aan die op andere plekken aan virussen binden”, vertelt Joost Kolkman, onderzoeksleider bij Janssen Infectious Diseases.
Kolkman en zijn collega’s analyseerden deze kleine antilichamen en brachten in kaart hoe ze precies opgebouwd waren en waar ze aan virussen binden. Dit leverde interessante resultaten op: “Ze binden op plekken waar het virus meestal niet verandert”, zegt Kolkman. “In dit gebied zitten namelijk belangrijke functies, zoals het vermogen om de gastheer binnen te dringen. Het virus kan dit gebied niet zomaar aanpassen, dan gaan die functies verloren.”
Aan elkaar geplakt
De kleine lama-antilichamen maken door deze specifieke manier van binden dus een grote variatie aan influenzavirussen onschadelijk. Maar dat was voor de onderzoekers nog niet goed genoeg. Ze besloten vier van deze antilichamen aan elkaar te plakken. “We pakken hiervoor alleen de stukken van de antilichamen die aan het virus binden. Zo ontstaat er een soort multi-domein antilichaam dat nóg breder werkt”, vertelt Kolkman. Ron Fouchier, hoogleraar moleculaire biologie aan het Erasmus MC en niet betrokken bij het onderzoek, noemt deze nieuwe methode zeer innovatief: “We wisten al dat dit soort antilichamen veel bescherming bieden, maar door ze te combineren maken de onderzoekers een nog veel bredere bescherming mogelijk.”
Het nieuwe antilichaam moet bescherming bieden vanuit de bovenste luchtwegen – in je neus en keel – en daar een soort barrière opwerpen waar het virus niet langs kan komen. Maar als je het antilichaam simpelweg zou injecteren dan komt er niet genoeg in je neus terecht om je te beschermen tegen het virus. Daarom ontwierpen de onderzoekers een soort neusspray. Kolkman: “Een goedaardig virus komt via die spray in de cellen van de neus, en laat daar een gen achter. Dit gen zorgt dat de cellen zelf het antilichaam aanmaken.” Op deze manier blijft het antilichaam zeker een paar maanden in je lichaam, tot de cellen in de neus weer zijn vernieuwd. “Het is geen gentherapie, want we veranderen niks aan de basisopmaak van de cellen. We voegen simpelweg iets toe.”
59 van de 60
In een laboratoriumtest bleek de neusspray bij muizen al te werken tegen drie soorten virussen. Nog meer versies van het virus testten ze op cellen, en het antilichaam bleek voor 59 van de 60 soorten van het influenzavirus tegen te houden. “Dit waren verschillende soorten van het virus dat we in mensen tegenkomen en ook versies die voorkomen in vogels en mogelijk over kunnen springen op mensen”, zegt Kolkman. “De bescherming bleek erg goed.” Voor een van de virussen bleek het antilichaam niet goed te werken. “Dit virus behoort tot het zogenoemde H12-subtype”, legt Kolkman uit. “Deze versie komt alleen voor in vogels en gelukkig is de kans erg klein dat hij ooit op mensen overspringt.” Voor de toekomst moeten we volgens Kolkman sowieso nog afwachten: “We weten nooit hoe het griepvirus zich precies ontwikkelt.” Fouchier is nog niet zo zeker over de universele toepassingen: “Het is niet moeilijk om te zorgen dat muizen geen griep krijgen, maar mensen zitten een stuk ingewikkelder in elkaar. Maar het is een origineel en veelbelovend idee.”
De vraag is vooral wanneer we dit nieuwe systeem echt kunnen gebruiken. “Dat zal nog wel een tijd duren”, vertelt Kolkman. “We moeten nog een hoop extra testen uitvoeren voor we überhaupt aan klinische testen gaan denken.” Daar is Fouchier het mee eens: “Bij sommige antivirale therapieën ontwikkelen zich snel resistente varianten, kijk maar naar HIV. Dat moet je eerst goed onderzoeken.” Ook de toediening via de neusspray is compleet nieuw, dus dat vergt ook nog veel extra onderzoek: “We vinden het zelf een heel elegante manier van toedienen, maar het moet natuurlijk wel volledig veilig blijken. En hopelijk werkt het lang genoeg, zodat je een heel griepseizoen niet ziek wordt.”