Het Nederlands heeft allerlei woorden uit andere talen overgenomen, maar andersom heeft het Nederlands ook woorden uitgeleend. De Uitleenwoordenbank bevat meer dan 18.000 ‘uitleenwoorden’. Met deze nieuwe applicatie kun je als bezoeker zelf woorden en woordvelden in kaart brengen, waardoor je op een snelle manier inzicht krijgt in de taalcontactgeschiedenis van het Nederlands.
De Uitleenwoordenbank die vanaf december 2015 online is, is gebaseerd op een boek van Nicoline van der Sijs uit 2010. Maar de databank heeft een grote toegevoegde waarde, aldus Van der Sijs: “Er staan nog meer woorden in. Door eerst een overzicht te maken van de bestaande woorden, konden we zien waar nog lacunes zaten. Als een woord wel voorkwam in het Zweeds en het Deens maar niet in het Noors, hebben we gekeken of dat misschien toch het geval was. Daardoor hebben we nu een nog completer overzicht. En er is een hele applicatie omheen gebouwd, zodat je allerlei zoekmogelijkheden hebt en de resultaten op verschillende manieren kunt visualiseren.”
Die applicatie is ontwikkeld door Sara Budts, die taalkunde studeerde aan de Universiteit van Leuven, gevolgd door een specialisatie Artifical Intelligence. Momenteel doet ze promotieonderzoek aan de Universiteit van Antwerpen. Hoewel Budts niet eerder met leenwoorden bezig was geweest, raakte ze al snel gefascineerd door het onderwerp: “Mensen zijn zich er meestal wel van bewust dat het Nederlands woorden heeft geleend uit andere talen. Maar dat het Nederlands ook woorden heeft uitgeleend is veel minder bekend. Die woorden geven veel inzicht in de cultuurhistorische relaties tussen gebieden.”
Molen, mula en mölla
De website bedient zowel wetenschappers als geïnteresseerden. Voor die laatste groep ontwierp Budts een eenvoudig zoekmenu. Hier kun je een Nederlands woord intikken, bijvoorbeeld molen, en dan krijg je te zien dat dit onder andere aan het Zweeds is uitgeleend als mölla. Het Indonesisch heeft molen en het Creools-Engels van de Maagdeneilanden mula.
Niet alleen directe, maar ook indirecte ontleningen zijn opgenomen. Dat zijn woorden die via een tweede taal in een derde taal terecht zijn gekomen. Die woorden zijn in de kaartjes aangeduid met pijltjes. Budts: “Het Nederlandse woord steken is in het Frans etiquette geworden en in het Engels ticket. Vervolgens zie je talen als het Duits die zowel etiket als ticket hebben ontleend, allebei afkomstig van hetzelfde Nederlandse woord.”
Indonesisch en Surinaams
Behalve individuele woorden, hebben sommige talen meerdere woorden uit een heel specifiek deel van de woordenschat overgenomen. In de uitleenwoordenbank worden ze aangeduid met ‘woordvelden’. Het Russisch is een bekend voorbeeld, met veel Nederlandse woorden uit de scheepvaart. “En het Japans heeft weer veel wetenschapswoorden van ons overgenomen”, legt Van der Sijs uit.
Maar de meeste woorden heeft het Nederlands uitgeleend aan het Indonesisch, want die taal heeft woorden uit verschillende domeinen: zowel uit de huis-tuin-en-keukensfeer als allerlei wetenschapstermen. “Sommige van die woorden heeft het Nederlands op zijn beurt eerst aan een andere taal ontleend. Zoals het woord ‘etalage’: dat hebben wij uit het Frans, en het Indonesisch heeft het weer van ons.” En ook in onze buurtalen zijn aardig wat woorden terecht gekomen, weet Van der Sijs: “Die uitwisseling vond vooral plaats in het grensgebied. Vandaar dat het vaak dialectwoorden zijn.”
Overigens is het aantal uitleenwoorden per taal niet altijd compleet. Welke woorden zijn opgenomen is immers afhankelijk van de stand van onderzoek van die taal, voegt Van der Sijs toe. “Zelf vind ik het gebied van Zuid- en Midden-Amerika heel interessant: Suriname, de Antillen. In dit gebied hebben Nederlanders lang gewoond, en iedereen was hier altijd meertalig, waardoor allerlei contacttalen zijn ontstaan. Maar veel van die talen zijn heel slecht beschreven. Dan heb ik bijvoorbeeld wel een heel klein reisgidsje maar dat is het. Hopelijk komt er meer onderzoek naar deze talen.”
Oudste uitleenwoorden
Wat zijn eigenlijk de oudste uitleenwoorden die we kennen? Van der Sijs: “De oudste Franse tekst waarin herkenbare Nederlandse leenwoorden voorkomen, is het Vie de Saint Alexis uit 1050, waarin in versvorm het leven beschreven wordt van de Heilige Alexius, die leefde in de vijfde eeuw. Hierin komen bijvoorbeeld voor: herberg (héberge), kamerling (chambellan) en rijk (riche).”
“Een andere oude en belangrijke bron dateert uit 1080: het is het beroemde heldendicht Chanson de Roland. Daarin wordt verhaald over de nederlaag die Karel de Grote in 778 bij Roncevaux in Navarra leed in zijn strijd tegen de Basken, en hoe daarbij Roeland, markgraaf van Bretagne en neef van Karel de Grote, in een achterhoedegevecht omkwam. Daarin staan veel meer Nederlandse leenwoorden, zoals: helm ‘hoofddeksel’ (heaume); honen ‘smaden’ (honnir), spieden ‘uitkijken’ (épier), vouwstoel ‘opvouwbare stoel’ (fauteuil) en zaal (salle).”
Naar elkaar toe
Van der Sijs houdt zich al heel lang bezig met leenwoorden. Haar eerste publicatie, uit 1996, was een dik boek over leenwoorden in het Nederlands. Wat maakt leenwoorden voor haar eigenlijk zo interessant? “Leenwoorden zijn een gevolg van sociale interactie tussen mensen. De manier waarop woorden circuleren zegt veel over onze verhoudingen. Wat ik ook interessant vind is dat er in Europa grote lagen van leenwoorden zijn waardoor heel veel woordenschat met elkaar overeenkomt. Luister maar naar een Albanees tv-programma. Je verstaat er niets van totdat ze opeens democratia en politia roepen. De talen groeien als het ware steeds meer naar elkaar toe.”