Is Marokkaans Nederlands een eigen variant van het Nederlands? Of dikken jongeren hun Marokkaanse accent alleen aan in bepaalde situaties? Om daar achter te komen onderzoekt Khalid Mourigh Marokkaans Nederlands aan de Universiteit Leiden. Hij interviewt Marokkaans-Nederlandse jongeren in Gouda.
Naar het Marokkaans Nederlands is nog niet heel veel onderzoek gedaan. En het weinige onderzoek dat er gedaan is, is vooral een opsomming van algemene kenmerken van ‘allochtoon Nederlands’. Mourigh wil veel gedetailleerder in kaart brengen hoe het Marokkaans Nederlands taalkundig in elkaar zit, en in welke situaties het wordt gebruikt. Momenteel concentreert hij zich op Marokkaans-Nederlandse jongeren in Gouda.
Waarom doe je onderzoek in Gouda?
“Gouda is interessant omdat het een klein stadje is van ongeveer zeventigduizend inwoners waarvan tien procent van Marokkaanse origine. Dat is het hoogste percentage in heel Nederland. Er wonen ook weinig andere etnische minderheden. De Marokkanen zijn dus heel opvallend aanwezig en ze wonen ook bijna allemaal bij elkaar in dezelfde wijken. De meesten komen uit hetzelfde gebied in Marokko, uit de Rif. Daardoor heeft de eerste generatie hier bijna allemaal het Riffijns Berber (Tamazight of Tarifit) als moedertaal.”
Spreken de jongeren die je interviewt straattaal?
“Ik noem het geen straattaal, maar Moroccan Flavoured Dutch (MFD): Nederlands met een vleugje Marokkaans. Die term is al eerder bedacht door de taalkundigen Jacomine Nortier en Margreet Dorleijn. Zij stellen dat het MFD vooral een stijl is, die Marokkaanse Nederlanders en andere jongeren af en toe inzetten. Ik denk dat er zeker bepaalde stijlelementen aanwezig zijn, zoals de sj-klank in sjlang of sjlaan. Onderling gebruiken Marokkaanse jongeren die klank vaak, maar ze kunnen hem ook uitschakelen.”
“Toch denk ik dat het Marokkaans Nederlands ook een etnolect is: een variant van het Nederlands die alleen Marokkanen spreken. Het is namelijk niet zo dat alleen pubers deze variant spreken. Je ziet nu kinderen van zeven, acht jaar die een zwaar Marokkaans accent hebben. Ze willen niet speciaal laten zien dat ze Marokkaans zijn, of stoer ofzo. Dat is gewoon hun manier van praten.”
“Als ik jongeren op straat aanspreek, om ze te interviewen, gebruik ik weleens het begrip straattaal. Maar voor hen is straattaal eerder wat Surinamers gebruiken. Of ‘autochtone’ Nederlandse jongeren. Straattaal heeft veel woorden uit het Sranan. De jongeren die ik interview gebruiken soms wel woordjes uit het Sranan, zoals chimi voor meisje, of mattie voor vriend. Maar wakka voor lopen gebruiken ze dan weer vooral voor de grap. Die Surinaams gekleurde straattaal associëren ze eerder met de grote stad Rotterdam.”
Zit het verschil ‘m vooral in de uitspraak?
“Ja, er zijn ook wel andere verschillen, maar die zijn niet typisch voor Marokkanen. Bijvoorbeeld als het gaat om lidwoorden: de jongeren in mijn opnames gebruiken bijna altijd de (en geen het), en het onbepaald lidwoord een wordt bijna altijd weggelaten. Maar dat doen Turkse en Surinaamse jongeren ook.”
“De Marokkaanse kenmerken zitten vooral in de uitspraak, bijvoorbeeld van de z, die erg stemhebbend is. Dat betekent dat sprekers hun stembanden flink laten trillen, waardoor ze de z lang kunnen aanhouden: Zz’ hebben dat gedaan. En hij past zich ook minder aan aan omringende medeklinkers: dus Marokkaanse jongeren zeggen wergze met een z terwijl Nederlanders meestal werkse met een s zeggen.”
“De r kan bovendien met een rollende tong worden gerealiseerd en het is opvallend dat die tongpunt-r aan het einde van een lettergreep vaak wordt uitgesproken: woorden klinkt meer als woRde. Sowieso hoor je geen verschil tussen worden en woorden. Het lijkt er dus op dat het verschil tussen lange en korte klinkers in dit geval niet wordt gemaakt.”
Wat versta je eigenlijk onder Marokkaans?
“De mensen die in Marokko zijn opgegroeid, spreken vaak Marokkaans Arabisch of Berber. Dat spreken ze ook met hun kinderen. Maar broers en zussen spreken onderling Nederlands. En ook met vrienden onderling spreken de jongeren Nederlands. Dat komt waarschijnlijk doordat ze zowel Arabisch als Berber spreken, en dan maar kiezen voor het Nederlands. Maar ook omdat het gesproken Arabisch en Berber niet onderwezen worden.”
“Omdat het Berber vooral een spreektaal is, zijn er ook bijna geen boeken in deze taal. Voor het Turks is dat heel anders: daar is onderwijs, er zijn boeken en Turkse televisiezenders. Maar Berber kun je alleen van je ouders leren. En Arabisch kun je van de imam in de moskee leren. Maar daar gaat het er vooral om dat je de Koran kunt lezen. Dus een heel goeie beheersing van deze talen hebben veel jongeren niet.”
Is het Berber geen uitstervende taal?
“Nee op dit moment is het nog een heel levendige taal. In Marokko wordt het op het platteland nog veel gesproken. Daar is de afgelopen vijftig jaar niet veel in veranderd. Jongeren in Nederland gebruiken Berber met hun ouders, met familie in Marokko en onderling als geheimtaal. Als niemand mag horen wat ze zeggen. Kenmerken van het Berber vind je ook weer terug in het Marokkaans Nederlands. Zoals de sjwa (stomme e, als in de) die rare dingen doet. Jongeren zeggen g’daan: want in het Marokkaans staat er nooit een sjwa in open lettergreep.”
“Wat je wel ziet bij de jongeren is dat ze moeilijker onderscheid kunnen maken tussen het Berber en het Arabisch. Ze vinden het belangrijk om deze talen mee te geven aan hun kinderen, maar zelf gebruiken ze de talen niet zo vaak. Misschien geven ze eerder het MFD door, maar dat moet nog blijken.”