Naar de content

Middeleeuwse monniken mixen Iers en Latijn

Een pagina van een manuscript met veel tekst erop.
Een pagina van een manuscript met veel tekst erop.
Bodleian Libraries, Oxford

Ierse monniken wisselden in hun geschriften tussen Iers en Latijn. “Een beetje zoals Nederlandse managers regelmatig switchen naar het Engels”, aldus Nike Stam. Zij promoveerde deze maand op een bijzonder middeleeuws handschrift.

In modern Iers komt ze niet veel verder dan een praatje over het weer of een vraag naar een kampeerplek, zegt Stam bescheiden. En ook het oud-Iers leest ze niet zomaar even weg vanuit haar leunstoel. Maar dat is niet zo gek: “De mensen die dat wel kunnen zijn op één hand te tellen.”

Het lezen van een middeleeuwse tekst doet ze met een grammaticaboek en woordenboek erbij. Het is een heel secuur werk, ook omdat je het handschrift eerst moet ontcijferen, en omdat er taalwisselingen in voorkomen die niet altijd even voorspelbaar zijn. Dat geldt voor de heiligenkalender die Stam analyseerde, maar nog meer voor de glossen bij de tekst. Die glossen zijn een soort aantekeningen, gekrabbeld in de kantlijn. Ze zijn heel informeel van toon: spreektaliger.

De heiligenkalender Félire Óengusso wordt gedateerd op de negende eeuw, maar er zijn alleen maar manuscripten bekend van de vijftiende eeuw en later. Op taalkundige gronden kan de tekst worden herleid tot een ouder soort Iers. Het is dus waarschijnlijk een gekopieerde tekst.

Bodleian Libraries, Oxford

Slecht bier

Het is trouwens vrij bijzonder dat zo’n oude tekst in het Iers is opgeschreven, want de schrijftaal in de middeleeuwen was het Latijn. Maar Ierland liep voorop in het schrijven in de moedertaal. Er was zelfs al een standaard voor het geschreven Iers. De taal werd volop gebruikt in glossen, maar ook voor poëzie en ‘marginalia’: “Dan kun je in de marge van een Latijnse tekst bijvoorbeeld lezen dat de schrijver een enorme kater heeft omdat het bier de vorige avond zo slecht was”, aldus Stam.

Maar wat deze heiligenkalender nog interessanter maakt, is de afwisseling tussen Iers en Latijn. “In een heiligenkalender lees je bij iedere dag een coupletje op rijm over een of meer heiligen. Je leest welke heiligen die dag zijn overleden en die je dus moet eren. Als het beter uitkwam voor het rijm, koos men soms voor een Latijns woord. In de glossen krijg je allerlei extra informatie, bijvoorbeeld welke wonderen de heilige heeft verricht. Ook daar duiken regelmatig Latijnse woorden op.”

Vroom en geleerd

In de hoofdtekst is het gebruik van het Latijn dus goed te verklaren: soms was er geen rijmend woord voorhanden in de moedertaal, en dan greep de monnik terug op zijn tweede taal, het Latijn. Voor het Latijn in de glossen vond Stam geen duidelijke reden, want daarin speelde rijm geen rol. Ook was het niet zo dat er voor de Latijnse woorden geen Ierse equivalenten bestonden. Stam ontdekte wel bepaalde patronen: “Latijn gebruikt men om de directe rede in te leiden, zoals in ut dixit, wat betekent ‘hij zei’. Of de zin sluit juist af met een of meerdere woorden Latijn.”

Volgens de kersverse doctor gebruikten monniken het Latijn vooral om de tekst meer gewicht te geven of om hun identiteit mee uit te drukken. “Voor middeleeuwse schrijvers is het Latijn een soort jargon, waarmee ze laten zien dat ze bij een bepaalde groep horen. Ze drukken ermee uit dat ze vroom en geleerd zijn. Hetzelfde zie je bij hedendaagse managers die veel met Engelse termen strooien om aan te geven dat ze bij een internationale club horen.”

Middeleeuwse afko’s

De manier waarop monniken wisselen tussen talen, een verschijnsel dat taalkundigen code switching noemen, lijkt eigenlijk heel erg op wat we zien in hedendaagse gesproken taal. “Maar ook op internetfora en op Twitter wordt veel gewisseld tussen talen, ook daar benadert de schrijftaal veel meer de gesproken taal.”

Wat Stam ook opviel is dat er in de tekst veel taalneutrale afkortingen voorkomen. Het gaat om tekens die in heel Europa dezelfde betekenis hebben. Zoals ons huidige &-teken, dat destijds geschreven werd als een 7. Of het woord ‘bisschop’ dat men schreef als eps: in het Iers is het epscop en in het Latijn episcopus. En die hadden ook invloed op het code switchen. “Op het moment dat een monnik zo’n afkorting opschreef, werden waarschijnlijk beide talen geactiveerd in zijn hoofd en ging hij soms in een andere taal verder dan daarvoor.”

Dagelijkse omgangstaal

Ierse monniken gebruikten dus veel Latijn in Ierse handschriften, en ook andersom: in Latijnse teksten duiken soms Ierse woorden op, weet Stam. Wat zegt dit eigenlijk over de dagelijkse omgangstaal van die monniken? Gebruikten ze daarin ook Latijn? “Waarschijnlijk wel. We weten namelijk dat veel Ierse monniken scholing kregen in Engeland en vice versa. Dat kunnen we ons eigenlijk alleen maar voorstellen als er een lingua franca was waarmee de kloosters onderling communiceerden: het Latijn. Een extra argument vormen de Latijnse leenwoorden in het Iers. Aan de manier waarop ze geleend zijn kun je zien dat ze geleend zijn uit het gesproken Latijn.”

Stam vermoedt dan ook dat de Ierse monniken, die vaak op jonge leeftijd in het klooster traden, tweetalig werden opgeleid. Hoe de situatie was buiten de kloosters is moeilijk te zeggen. Daar zijn nauwelijks geschreven bronnen van. Feit is dat het Iers heel sterk stond. “Dat kunnen we helaas niet zeggen voor het moderne Iers. Een minderheid spreekt het nog. Maar in sociale media wordt wel steeds vaker gewisseld tussen Engels en Iers. We houden nog even onze fingers crossed.”

In dit filmpje van de Universiteit Utrecht legt Nike Stam in het kort uit waar haar promotieonderzoek over gaat.

ReactiesReageer