Het middeleeuwse heffingsvers beleeft een comeback, ontdekte neerlandicus Kila van der Starre. Ze vermoedt dat het komt door toename van Nederlandstalige hiphop, muziek met een sterke beat.
Helemaal hot in de Nederlandse poëzie van de middeleeuwen: het heffingsvers. Dat is een ritme waarbij elke dichtregel een vast aantal beklemtoonde lettergrepen bevat. Tussen die ‘pieken’ in staat een steeds wisselend aantal onbeklemtoonde lettergrepen.
Letterkundigen dachten dat het verschijnsel rond 1700 was verdwenen. Maar neerlandicus Kila van der Starre, poëzie-onderzoeker én top 40-liefhebber, ontdekte dat heffingsvers in hedendaagse popmuziek weer volop voorkomt. Sterker nog: zangers en rappers zijn er de afgelopen jaren meer en meer gebruik van gaan maken. Wat maakt het heffingsvers populair? En waarom bleef het zo lang onder de radar?
Wat is heffingsvers precies?
“Heffingsvers is een van de manieren waarop je in taal met ritme kan omgaan, iets waar vooral dichters en zangers mee bezig zijn. In de moderne tijd (vanaf ongeveer 1800, red.) zijn we vooral bekend met vaste metra, waarbij je de volgorde van beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen heel strak ordent. Dan krijg je ritmes die de hele tijd hetzelfde zijn.”
“Denk maar aan ‘De pruimeboom’ uit 1778, van Hieronymus Van Alphen: JAN-tje ZAG eens PRUI-men HANG-en, O! als EIJ-e-REN zo GROOT. Een vorm die vandaag de dag veel voorkomt is vrij vers, waarin er juist helemaal geen ordening is van lettergrepen met en zonder klemtonen. De dichtregels hebben dan verschillende lengtes en er is ook geen eindrijm. Een heel vrije omgang met taal dus.”
“Heffingsvers is een veel oudere versvorm, waarbij je een vast aantal beklemtoonde lettergrepen per regel hebt, maar het aantal onbeklemtoonde lettergrepen niet vastligt. Er zit wel een ritme in, want elke regel heeft hetzelfde aantal pieken. Maar het aantal lettergrepen dat je daartussen propt, varieert. Je hebt bijvoorbeeld vier beklemtoonde lettergrepen, en daartussen staan de ene keer nul onbeklemtoonde lettergrepen en de andere keer twee, of zelfs drie of vier.”
Dit lied komt uit het Antwerps liedboek, een verzameling liedteksten uit 1544.
Waarom was heffingsvers in de middeleeuwen zo populair?
“Dat komt doordat het goed past bij de structuur van de Nederlandse taal. Nederlands is namelijk een klemtoontellende taal: de tijd die we nemen tussen twee beklemtoonde lettergrepen is altijd ongeveer even lang. Het maakt niet uit hoeveel onbeklemtoonde lettergrepen ertussen komen, er zit altijd evenveel tijd tussen die pieken. Dat geldt ook voor andere Germaanse talen, zoals Engels en Duits. Maar in Romaanse talen zoals Frans en Spaans gaat het anders, die zijn lettergreeptellend. In zulke talen duurt iedere lettergreep ongeveer even lang, of ‘ie nou klemtoon heeft of niet. Hierdoor klinken die talen heel anders, de timing zit anders in elkaar.”
Waarom verdween heffingsvers vanaf 1700?
“Toen Nederlanders aan het eind van de Middeleeuwen de Grieken en Romeinen wilden nadoen, kwamen ze in de knoop. Want het klassieke metrum, waarin de lettergrepen allemaal even lang zijn, past niet helemaal in onze taal. Toen hebben ze het gecombineerd: de aard van klemtonen in het Nederlands, en het traditionele metrum uit de klassieke Oudheid. Daar is rond 1700 het Nederlandse vaste metrum uit ontstaan, met onder andere de jambe (ta-DAM) en de trochee (TA-dam). Zo handhaaf je wel het klemtoontellende principe, want je hebt een vaste tijd tussen de pieken. Maar je hebt ook een strakke structuur die zich steeds herhaalt. Dat werd de nieuwe mode, waar alle dichters aan mee gingen doen.”
De moderne popartiest Eefje de Visser past ook heffingsvers toe in De Parade (2020).
Volgens jou is het heffingsvers aan een comeback bezig. Hoe heb je dat ontdekt?
“Het is begonnen met een onderbuikgevoel. Ik luister veel naar Nederlandstalige muziek, vooral van singer-songwriters. Ik dacht soms: dit klinkt toch echt als heffingsvers. Toen heb ik bij een paar nummers de beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen uitgeschreven, scanderen heet dat, en vond ik inderdaad een paar keer heffingsvers. Om te bewijzen dat het geen toeval was, of één artiest die iets uitzonderlijks deed, moest ik het op grotere schaal onderzoeken. Er is een website met een lijstje van de veertig Nederlandstalige nummers die het langst in de top 40 hebben gestaan. Afgelopen zomer heb ik die allemaal geluisterd en gescandeerd. Dat was heel leuk, lekker nostalgisch.”
“43 procent van de liedjes bevat inderdaad heffingsvers, tegenover 38 procent dat gedeeltelijk of geheel een klassiek ritmisch metrum gebruikt, en dan zijn er nog een paar met vrij vers of iets anders. In de eenentwintigste eeuw zie je zelfs nog meer heffingsvers dan in de jaren zeventig. Ik vermoed dat dat komt door de toename van Nederlandstalige hiphop, nederhop, in de lijst. Dat is muziek met een sterke beat, altijd een vierkwartsmaat, waarop artiesten vaak in een snel tempo veel woorden gebruiken. Als je dat doet, heb je vier klemtonen op de beats, en dan stop je de andere lettergrepen daartussen. Heffingsvers is eigenlijk hoe je vanzelf gaat praten als je op een beat rapt.”
Hiphopartiest Gers Pardoel gebruikt heffingsvers in zijn nummer ‘Ik neem je mee’ (2011).
Bij nederhop volgt heffingsvers dus logisch uit de structuur van de muziek. Maar waarom gebruiken dichters en liedjesschrijvers het in andere genres?
“Dat heeft veel met traditie te maken. Je zit als maker in een cultuurhistorische context: er is altijd een trend. Aan de andere kant heb je persoonlijke voorkeuren. Als je metrisch schrijft, ben je steeds aan het schuiven met lettergrepen. Bij vrij vers ben je meer op betekenisniveau aan het schuiven. Als singer-songwriter ben je juist weer met die beat bezig. Eefje de Visser is iemand die veel heffingsvers schrijft en zingt. Zij heeft heel poëtische liedteksten, die vragen om meer vrijheid. Maar ze maakt elektropop, met een zwaardere beat. Dus dan is het logisch dat ze heffingsvers schrijft. Dat klinkt ook wat spannender, vind ik zelf. Strak metrisch schrijven is heel knap, maar tegenwoordig klinkt het wat monotoon en ouderwets. Heffingsvers is ritmisch én met een vrijere cadans.”
Waarom hebben wetenschappers niet eerder gezien dat moderne muziek heffingsvers heeft?
“Dat komt doordat poëziewetenschappers liedteksten heel lang niet hebben meegenomen als serieus onderdeel van hun onderzoek. Als je niet naar popteksten kijkt, maar alleen naar geschreven poëzie in boeken, dan zijn er heel weinig voorbeelden van heffingsvers in de moderne tijd. Maar songteksten worden steeds serieuzer genomen. Dat Bob Dylan in 2017 de Nobelprijs voor Literatuur kreeg, heeft daar echt aan bijgedragen. Er zijn ook steeds meer moderne letterkundigen die liedjes als poëzie onderzoeken, bijvoorbeeld protestliederen. Historische letterkundigen namen altijd al liedteksten mee in hun onderzoek, maar op een gegeven moment is het idee ontstaan dat in moderne literatuur songteksten geen literatuur zijn. Daar komen veel van ons nu op terug.”
“Ik heb ook nog gezocht in allemaal boeken over de geschiedenis van popmuziek, omdat ik dacht: misschien hebben muziekwetenschappers het wél opgemerkt. Maar die weten niet wat heffingsvers is. Er is wel aandacht voor taal in hiphop, maar dan gaat het bijvoorbeeld over nieuw-bedachte woorden. Heel interessant, maar dat gaat niet over talig ritme. Je kunt zoiets makkelijk over het hoofd zien, omdat je zowel historische als moderne kennis nodig hebt, en zowel letterkundige als taalkundige kennis. Daarom is het vakgebied van de neerlandistiek zo belangrijk: al die vakgebieden komen samen. Neerlandici zijn gewend om met een brede, interdisciplinaire blik te kijken en samen te werken.”