Naar de content

Lezen is verplichte kost!

Een persoon zit op een jas op de grond in kleermakerszit een boek te lezen.
Een persoon zit op een jas op de grond in kleermakerszit een boek te lezen.
Pixabay, Tania Dimas via CC0

Nederlandse kinderen lezen niet alleen steeds minder, maar ook slechter. Maar liefst een kwart van onze tieners heeft een taalachterstand, mogelijk ook veroorzaakt door onze huidige beeldcultuur. Is het tóch mogelijk dat juist technologische innovatie deze ontwikkeling kan helpen omkeren?

“Leeskilometers maken”, is volgens Mirjam Snel de beste manier om de leesvaardigheid van kinderen te vergroten. Om de leesmotivatie te vergroten is vooral het juiste boek op het juiste moment nodig. Snel is hoofddocent taal aan de Hogeschool Utrecht. “Er is veel onderzoek gedaan naar waarom kinderen lezen niet leuk vinden”, vervolgt Snel. “Sommige kinderen worden bijvoorbeeld afgeschrikt door een dik boek of door een drukke bladspiegel; anderen vinden het verhaal niet interessant of hebben te weinig vertrouwen in hun eigen vaardigheid.”

Uit internationaal peilingsonderzoek uitgevoerd door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) blijkt dat de taalvaardigheid van Nederlandse 15-jarigen al jaren achteruit gaat. In 2018 was er een significante toename van kinderen met een lage leesvaardigheid (24%) ten opzichte van 2015 (18%), waardoor Nederland nu beneden het OESO-gemiddelde (23%) scoort. Snel herkent deze zorgelijke ontwikkeling: “In de praktijk merk je dat er veel kinderen doorstromen naar het middelbaar onderwijs die nog te weinig leesvaardig zijn. Het niveau van het begrijpend lezen blijft achter bij wat ze zouden moeten kunnen. Zo zijn ze bijvoorbeeld niet in staat om een tekst in een aardrijkskundeboek volledig te doorgronden.”

Volwassenen die het door de overheid vastgestelde niveau van leesvaardigheid niet halen gelden als ‘laaggeletterd’. Dit niveau geldt als het minimum om volwaardig in de Nederlandse maatschappij te functioneren en wordt aangeduid met 2F. Bij jongeren tot 18 jaar spreken we niet van laaggeletterd, maar van een ‘taalachterstand’. Zij zijn namelijk nog bezig met het verwerven van lees- en schrijfvaardigheden.

Meer = beter

Laaggeletterdheid is gerelateerd aan een hoop andere problemen, zoals werkeloosheid en een zwakke gezondheid. Het is daarom niet gek dat de Raad van Cultuur en de Onderwijsraad de minister van OCW, Ingrid van Engelshoven, vorig jaar opriepen tot een leesoffensief. Een belangrijk onderdeel van dit offensief is dat ouders en leerkrachten wordt geadviseerd om kinderen zoveel mogelijk te stimuleren tot lezen, bijvoorbeeld door veel voor te lezen. De huidige beeldcultuur wordt als belangrijke oorzaak van de dalende vaardigheid in diep lezen (het geconcentreerd lezen van langere teksten) aangewezen. Snel: “Er geldt bij uitstek dat het (voor)lezen van uitdagende teksten en boeken leidt tot een betere leesvaardigheid en tot beter leesbegrip. Ook helpt het wanneer er thuis veel boeken aanwezig zijn en er door het hele gezin gelezen wordt.”

Uit eerder internationaal vergelijkend onderzoek blijkt dat maar liefst 31 procent van de Nederlandse leerlingen in groep 6 een negatieve houding ten opzichte van lezen heeft. Dat percentage is een stuk hoger dan het internationale gemiddelde (17 procent). Die negatieve houding kan op termijn leiden tot minder (goed) lezen. Volgens Snel spelen basisschooldocenten daarom een cruciale rol bij het bevorderen van leesplezier en is het aanbieden van aparte leesmotivatie-activiteiten, zoals het promoten van boeken en de kinderboekenweek, niet voldoende. “Het lezen moet als het ware de jus zijn die over het hele onderwijs wordt gegoten. Tijdens de biologie- en geschiedenislessen kan de docent bijvoorbeeld boeken met dierenportretten aanbieden, of jeugdliteratuur over reizen.” Verder raadt Snel aan dat een basisschoolleerkracht de kinderen elke dag voorleest, zelf de belangrijkste jeugdliteratuur gelezen heeft en gesprekken voert met kinderen over de verhalen.

Een onderzoek uit 2016 waarin eerder uitgevoerde onderzoeken worden samengevat (meta-analyse), geeft vier aanbevelingen aan basisschooldocenten om de leesmotivatie bij hun leerlingen te vergroten:
1. Geef leerlingen vertrouwen in hun eigen leesvaardigheid door ze teksten te laten lezen die passen bij hun niveau, ze leesstrategieën aan te leren, en ze positieve feedback te geven;
2. Maak leerlingen nieuwsgierig naar het lezen door ze teksten aan te bieden die aansluiten bij hun interesses;
3. Stimuleer de autonomie van de leerlingen door ze zelf uit een rijk aanbod boeken te laten kiezen;
4. Bevorder de sociale motivatie van de leerlingen door hen samen te laten lezen of door in groepsverband te praten over boeken.

Van leesstrategie naar inhoud

De Onderwijsinspectie stelt vast aan welke vereisten het leesonderwijs op basisscholen moet voldoen; scholen zijn vervolgens vrij om zelf hun methode te kiezen. “Wetenschappelijke inzichten over wat werkt bij het leren lezen vinden slechts langzaam hun weg naar de klas. Want leesmethoden zijn duur en een school doet al gauw tien jaar met één methode.”

Toch is er de laatste twee jaar een omslag waar te nemen in de manier waarop scholen hun leesonderwijs inrichten. Waar er voorheen veel nadruk lag op leren begrijpend lezen als apart vak, daar gaat men nu steeds meer toe naar leren lezen in verschillende contexten. “Leren lezen binnen een thema bijvoorbeeld of bij wereldoriënterende vakken”, aldus Snel. Wat ook blijkt uit onderzoek: effectief leesonderwijs staat of valt bij de didactische vaardigheid van de docent. Een methode kan zo goed of populair zijn; de docent moet weten hoe deze goed te gebruiken.

Een voorbeeld is het begrijpend lezen aan de hand van leesstrategieën. “Een leesstrategie toepassen, zoals éérst de titel lezen om je aanwezige kennis alvast te activeren, hangt sterk samen met leesbegrip. Maar werken met zo’n strategie moet altijd een middel blijven om het leesbegrip te vergroten en nooit een leerdoel op zichzelf worden. De inhoud van een tekst moet centraal blijven staan en niet het aanleren van een leesstrategie.”

“Ook stimuleren leerkrachten hun leerlingen nu meer om met hen en met elkaar het gesprek over de inhoud van een tekst te voeren. Perspectieven van anderen dragen bij aan je leesbegrip, want samen kun je veel meer uit de tekst halen dan je in eerste instantie dacht.” Positieve ontwikkelingen, maar het zal nog even duren voordat die hun weerslag zullen vinden in de uitkomsten van (inter)nationale onderzoeken naar leesvaardigheid.

Helmer Strik demonstreert de nieuwe leesapp. De app werkt al behoorlijk goed omdat bij het ontwikkelen van de oefeningen rekening is gehouden met wetenschappelijke kennis en de mogelijkheden van automatische spraakherkenning.

Mathilde Jansen voor NEMO Kennislink

Leesvaardigheidsapp

Wat ook helpt om de leesvaardigheid te verbeteren is het doen van leesoefeningen met een computer of tablet. Dat blijkt uit onderzoek van Helmer Strik van de Radboud Universiteit. De afgelopen jaren deed hij samen met collega’s een grootschalig onderzoek naar het gebruik van leerlingsoftware bij de veelgebruikte methode Veilig leren lezen van Zwijsen. Daaraan deden ruim 1400 leerlingen van groep 3 mee afkomstig van 57 verschillende basisscholen in Nederland.

Uit dit onderzoek kwam naar voren dat de leesvaardigheid van kinderen al vooruit gaat bij minimaal gebruik van de software. “Op school gebruikten de deelnemers de software gemiddeld minder dan tien minuten per week, en thuis zelfs maar tien minuten per maand. De gebruiksduur was de grote voorspellende factor. We moeten kinderen dus stimuleren om dit soort software vaker te gebruiken.”

Dat doet Strik door met behulp van software van de RU spin-off NovoLearning een leesvaardigheidsapp te ontwikkelen die niet alleen maar stukken tekst voorleest en leerlingen opdracht geeft om tekst voor te lezen, maar die ook meteen feedback kan geven. De app is bedoeld om het technisch lezen – de basis van het lezen – te ondersteunen in groep 3. Uit de eerste pilots met deze app blijkt dat leerlingen bij het krijgen van feedback nog meer gemotiveerd raken. “Lezen met een app is een speelsere manier van leren dan lezen in een klassikale les.”

Dat de meeste apps voor kinderen nog geen feedbackmogelijkheid hebben komt doordat kinderspraak veel moeilijker te herkennen is voor de computer. Om spraakherkenners te trainen, heb je duizenden uren spraakmateriaal nodig. De huidige spraakherkenners van bijvoorbeeld Google en Amazon zijn voornamelijk getraind op basis van geluidsopnames van volwassenen. Omdat kinderen nog in ontwikkeling zijn, bevat hun spraak meer variatie.

Minder bedreigend

Nog een voordeel van de computer is dat leerlingen deze in sommige gevallen als minder bedreigend ervaren dan een leerkracht, legt de onderzoeker uit. “Als een leerkracht voor de hele klas zegt wat je fout doet, kunnen sommige leerlingen dat als vervelend ervaren. Juist die kinderen vinden het fijn om in isolatie met de computer te werken.”

Snel is ook enthousiast over de potentie van digitale leesmethoden in het onderwijs, zolang ze geen vervanger zijn voor het ‘echte werk’. “Uit onderzoek blijkt voorzichtig dat jongens het lezen op een e-reader leuker vinden dan het lezen uit een normaal boek; een effect dat overigens niet langer dan een jaar aanhoudt. Ook digitale prentenboeken kunnen de leesfocus vergroten.”

Volgens Strik hoeven we niet bang te zijn dat de leerkracht overbodig wordt. Het is wel belangrijk dat de leerkrachten goede instructies krijgen over hoe die innovatieve methodes het beste geïntegreerd kunnen worden met bestaande methodes. Als dit goed gebeurt, voorziet hij juist grote voordelen voor docenten: “De app kan ze veel werk uit handen nemen, waardoor ze meer tijd hebben voor individuele aandacht voor leerlingen die dat nodig hebben.”

Bronnen
  • PISA-rapport
  • Oproep tot een leesoffensief
  • Gubbels, J., Netten, A., & Verhoeven, L. (2017). Vijftien jaar leesprestaties in Nederland, PIRLS-2016. Nijmegen: Expertisecentrum Nederlands.
  • Van Steensel, R. C. M., Van der Sande, N. E., Bramer, W. M., & Arends, L. R. (2016). Effecten van leesmotivatie-interventies. Uitkomsten van een meta-analyse. Rotterdam: Erasmus Universiteit.
ReactiesReageer