Naar de content

'Levensenergie', eten of inademen?

Een druppel water die op een blauwe achtergrond valt.
Een druppel water die op een blauwe achtergrond valt.
José Manuel Suárez via Wikimedia Commons CC BY 2.0

Mensen die zeggen dat ze niet eten en drinken en toch gezond menen te zijn. Is het mogelijk? De Indiër Prahlad Jani zegt op die manier te leven, en kreeg er vorig jaar flink wat internationale persaandacht door. Wat een kul, zul je denken. Je hebt eten nodig om te leven. Maar waarom? Die vraag kon de wetenschap pas vorige eeuw beantwoorden.

Om te leven hoef je alleen maar te mediteren en energie uit lucht te halen, aldus de 82-jarige Indiër Prahlad Jani. Hij leeft naar eigen zeggen al 70 jaar zonder voedsel en water. Om ons verder te verbazen is hij nog fit en gezond ook. Geen wonder dat Jani daarmee zelfs de Nederlandse dagbladen haalde. Jani’s leeftstijl heet ook wel breatharianism, naar het Engelse woord ‘breathe’. Puur op je ademhaling leven dus.

Je zult nu wel denken: die Jani liegt de boel bij elkaar. Hij is weliswaar door een Indiaas medisch instituut onderzocht, maar de wetenschappelijke resultaten die aantonen dat hij energie uit de lucht haalt in plaats van uit voedsel, laten nog op zich wachten. Enige scepsis is dus terecht, maar toch roept Jani een belangrijke vraag op: waarom is het zo vanzelfsprekend dat ons lichaam energie nodig heeft, en waarom denken we dat deze energie altijd uit voedsel komt?

Energie is een noodzaak

Leven kost energie. En eigenlijk is dat ook vrij logisch: wanneer je praat laat je je stembanden trillen, de fiets waarop je zit begint niet uit zichzelf te rijden, maar wordt aangedreven door jouw spieren. En net als auto’s energie uit benzine halen, haal jij dat uit voedsel.

Zelfs nietsdoen kost energie. Terwijl je dit achter de computer leest verbruik je evenveel energie als een gloeilamp van 100 Watt. Om tijdens het zitten niet in elkaar te zakken, spannen een aantal spieren zich, en om dit te lezen pompen je zenuwcellen geladen deeltjes rond, en zenden ze elektrische pulsen uit. Dat broodje kaas verslijt de cellen in je darm, die opnieuw moeten worden opgebouwd. En – net als bij andere energieverslindende apparaten – verlies je tijdens al deze processen warmte. Hoe zuinig je ook met je lichaam bent: je verbruikt de godganse dag energie.

Wil je dus kunnen blijven denken of bewegen, dan moet je op de een of andere manier de energie die je kwijtraakt opnieuw aanvullen. En dat leidt tot de hamvraag: waar haal je deze energie vandaan? Volgens breatharianen zoals Jani haal je het uit lucht; volgens wetenschappers uit voedsel.

Probeer dit niet thuis

Wetenschappers en breatharianen hebben dus een appeltje met elkaar te schillen. Een breathariaan die zegt nooit iets te eten breekt immers een ruim geaccepteerde biologische wet: we moeten eten. Zijn breatharianen de uitzonderingen die de wetenschap op zijn kop zetten? Wie immers zegt dat alle raven zwart zijn, moet bij het zien van een witte raaf zijn theorie herzien. De vraag hier is of breatharianen witte raven zijn of niet.

http://www.youtube.com/watch?v=cnCuzUd4eC0&t=5m52s

Het zal je niet verrassen dat het antwoord een dikke ‘nee’ is. Ten eerste laten breatharianen zich bijna nooit testen. En diegenen die wel zijn getest, blijken zonder voedsel ernstig te vermageren en verzwakken, zoals in het filmpje hierboven: een tekort aan energie dus. Breatharianen die gezond zijn zullen dus – net als iedereen – moeten eten. Andere breatharianen, zoals de wereldberoemde Wiley Brooks, geeft toe soms grote hamburgers te verorberen, maar beschouwt dat niet als eten. Ehm… juist ja. Breatharianen zijn dus helemaal geen uitdaging voor de biologie, maar meer voor de psychologie.

Aristoteles wist van niks

Hoewel breatharianen – tenzij ze hun gelijk kunnen bewijzen – door de moderne wetenschap als overduidelijke fraudeurs worden gezien, zouden ze in de oudheid waarschijnlijk minder sceptische reacties uitlokken.

Griekenland kende briljante filosofen, maar geen van hen wist precies waarom we eten, of dat ons lichaam überhaupt energie verbruikt. Zelfs Aristoteles, die ruim tweeduizend jaar geleden leefde, had geen flauw idee waarom mensen eten nodig hadden. Hij kwam niet verder dan de observatie dat van alle objecten die hij in de wereld tegenkwam, levende wezens de enige zijn die voedsel opsporen en eten. Maar waar al die voeding goed voor was? Misschien om de ziel te voeden, want dat is iets wat alle levende wezens hebben. Maar daarmee kwam de filosoof wel erg dichtbij een cirkelredenering.

Essentie van leven

De onkunde over eten veranderde toen wetenschappers in de zeventiende eeuw de eerste slimme experimenten met voedsel uitvoerden. De echte doorbraak kwam pas in de twintigste eeuw, toen Eduard Buchner in gistcellen enzymen had ontdekt. Enzymen werden door de bekende Louis Pasteur als de essentie van het leven beschouwd: je kon ze voeren met suikers of ander voedsel en er kwamen afvalstoffen uit. Dat lijkt op wat mensen doen. Voedsel erin, poep eruit. Enzymen ‘eten’ dus in de zin zoals Aristoteles bedoelde. Kort daarna bleken ook menselijke cellen enzymen te bevatten, en vanaf dat moment explodeerde het onderzoek en kennis over menselijke energiehuishouding.

Enzymen waren overal. En bijna elk enzym dat wetenschappers uit het menselijk lichaam plukten, bleek brood, kaas, vlees en groenten tot nog kleinere stukjes af te breken. Het eindresultaat van al dat afbreken was opvallend vaak een en hetzelfde molecuul: glucose. Hoe typisch. Was glucose – een soort suiker – dan het antwoord op alle vragen?

Ja en nee. Glucose bleek de buurman te zijn van het echte geheim van levensenergie. We gaan dus nog één stapje verder. Nobelprijswinnaars Hans Adolf Krebs en Fritz Albert Lipmann ontdekten in 1941 dat glucose weer verder wordt afgebroken. Tijdens dit proces, dat nu bekend staat als de Krebs-cyclus, worden tientallen kleinere, energierijke molecuultjes worden gemaakt: ATP.

Een diagram die de citroenzuurcyclus weergeeft.

De citroenzuurcyclus.

Wikimedia Commons, Narayanese, WikiUserPedia, YassineMrabet, TotoBaggins en JoostyBoy via CC BY-SA 3.0

Dat ATP het geheim van energie voor alle levende cellen moest zijn, is sinds die tijd honderden keren bevestigd, en dit is wat het doet: de energie in een ATP-molecuul is niet iets vaags, maar bestaat uit kleine elektrisch geladen deeltjes die veilig zitten vastgeklemd: elektronen. Cellen die energie nodig hebben breken ATP open, en de vrijgekomen elektronen stromen vervolgens naar het dichtstbijzijnde eiwit. Dat eiwit raakt vanwege de extra lading door de elektronen uit balans en neemt een nieuwe vorm aan. En precies dat proces – een eiwit verandert van vorm – is de basis van veel levensprocessen.

Dat kunnen we niet vaak genoeg benadrukken. Wanneer je iets ‘levendigs’ doet zoals je spieren bewegen, veranderen eiwitten van vorm om de vezels naar elkaar toe te trekken. De hersencellen die deze tekst begrijpen kunnen dat door elektrische energie te ontladen. En hoe doen ze dat? Juist: eiwitten in de ene stand zorgen ervoor dat de zenuwcel oplaadt, en in een andere stand weer ontlaadt. Allemaal dankzij de energie – of feitelijk stromende elektronen – uit ATP.

Het leven is zwaar

Die eerdergenoemde 100 Watt die je tijdens het lezen verbruikt, wordt elke seconde uit miljarden ATP-moleculen gehaald. Op ieder gegeven moment ligt er daarom grofweg 50 gram ATP voor je klaar. Die is wel binnen de kortste keren op. Na één minuut al, om precies te zijn. Geen probleem: je recyclet het gewoon weer met hulp van elektronen uit het voedsel dat je eerder vandaag hebt gegeten. Leef een hele dag en je hebt niet 50 gram, maar ongeveer 70 à 90 kilo aan ATP verbruikt. Het leven is zwaar.

De manier waarop ATP recyclet sluit de cirkel in onze zoektocht naar levensenergie, en waarom het inademen van lucht zo belangrijk is. Van de drie essentiële dingen die je moet doen om in leven te blijven – voedsel eten, water drinken en zuurstof ademen – ga je van een tekort aan zuurstof inderdaad het snelst dood. Misschien dus niet zo raar dat lucht als levensenergie wordt gezien. Niet alleen door breatharianisten, maar ook door de Bijbel. In Genesis 2:7 valt te lezen: “Toen vormde God, de Heer, uit het stof van de aardbodem de mens en blies hem de levensadem in de neus. En zo kwam de mens tot leven.”

Wat er in werkelijkheid gebeurt als je geen zuurstof meer krijgt, is dat het recyclen van ATP stopt. Zuurstof heb je nodig om elektronen uit je voedsel in nieuwe ATP-moleculen te stoppen. Dan, en alleen dan blijft de Krebs-cyclus op gang. Zonder zuurstof stopt de cyclus meteen en raakt na ongeveer één minuut die standaardvoorraad aan 50 gram ATP helemaal op. Geen energie.

De hoeveelheid zuurstof die je verbruikt bepaalt daarom ook hoe snel je ATP aanmaakt. Als je een sprintje trekt bewegen je spiervezels sneller op en neer, en dus is ATP sneller op. In een reactie daarop begint je lijf sneller ATP te recyclen, en daarom meer zuurstof te vragen. Resultaat: even hijgen na afloop.

Misschien is dat het geheim van de ogenschijnlijke magische krachten van breatharianen: niet hijgen. Of beter gezegd, het omgekeerde daarvan: mediteren en langzaam ademen. Als je daadwerkelijk je lijf tot rust brengt, gaat de hartslag omlaag en verbruik je minder ATP. En dus ook minder glucose. Wie dat een paar dagen volhoudt, kan wel even zonder eten. Maar het houdt wel een keer op. Probeer dit dus niet thuis.