Met de ontdekking van genen dachten neodarwinisten het geheim van het leven in handen te hebben. Maar dat beeld is te simpel, zegt hoogleraar Jos de Mul. De antropologisch filosoof gaf vorige week in Utrecht een publiekslezing over de menselijke natuur.
Hartje Utrecht. Het filosofisch café van Studium Generale zit stampvol. De titel van de lezing Leven voorbij de genen trekt duidelijk een groot publiek. Echt verwonderlijk is dat niet, aangezien de lezing van vanavond gaat over de bezoekers zelf: de mens. Of specifieker: over de menselijke natuur en wat dat is. De titel geeft het antwoord al gedeeltelijk weg, door te suggereren dat wij niet volledig worden bepaald door onze genen. Dat idee is inderdaad flauwekul, betoogt hoogleraar filosofische antropologie aan de Erasmus Universiteit Jos de Mul.
De Mul heeft een levenslange fascinatie voor biologie. “Ik denk na over het mensbeeld en hoe biologie dat veranderd heeft”, steekt hij gekleed in een rode capuchontrui van wal. “De menselijke natuur heeft een lange geschiedenis. Het geslacht Homo bestaat al 2,5 miljoen jaar. Als we praten over wat de mens is, hebben we het dan over de moderne mens van nu, of over de mensachtigen gedurende de hele historie? Alleen dat is al lastig.”
Giraffen met lange nekken
De menselijke natuur is een complex fenomeen. Niet alleen de wetenschap, maar ook kunst en religie houden zich ermee bezig. Maar het neodarwinisme kwam met een bijzonder dominant antwoord op de vraag, vertelt De Mul. Voor het publiek dat zijn wenkbrauwen optrekt bij dat woord, schetst hij eerst in vogelvlucht de ontwikkeling van de moderne biologie.
“Rond 1750 bestond er een statische opvatting van de menselijke natuur. De Schotse filosoof David Hume schreef in 1748 dat biologische soorten blijven bestaan zoals ze geschapen zijn. Zo zou ook de mens hetzelfde zijn gebleven.”
De Franse natuuronderzoeker Jean-Baptiste de Lamarck rekende in 1802 af met dat idee. Hij publiceerde een theorie waarin soorten veranderen, geïllustreerd door een voorbeeld waarin giraffen een langere nek krijgen door veel te oefenen. De individuen die hun nek keer op keer uitstrekken om bij de hoogste blaadjes te komen, krijgen in hun leven een langere nek dan soortgenoten die dat niet doen. Die langere nek geven ze door aan hun jongen, volgens Lamarck. De Mul: “Volgens Lamarck verliep evolutie snel en doelgericht.”
Geboorte van het neodarwinisme
Charles Darwin nam een deel van Lamarcks ideeën over, maar voegde daar natuurlijke selectie aan toe: soorten veranderen doordat de best aangepaste individuen een betere overlevingskans hebben. “In Darwins visie was evolutie juist een langzaam, geleidelijk en een toevallig proces.”
Het was vervolgens de monnik Gregor Mendel, tijdgenoot van Darwin, die met zijn kruisingsexperimenten met erwtenplanten de wetten van de erfelijkheidsleer ontdekte. Zijn werk verklaarde hoe variaties tussen individuen ontstaan, wat voor Darwin nog een raadsel was.
De Mul: “De evolutietheorie van Darwin gecombineerd met de erfelijkheidswetten van Mendel leidden tot een aantal basisveronderstellingen die iedereen in de natuurwetenschappen, maar ook daarbuiten, onderschrijft.” Die theorie heet het neodarwinisme.
Egoïstische genen
Sinds Mendels ontdekking van de genen (die pas later zo genoemd werden) zochten neodarwinisten een gen voor alles, zoals homoseksualiteit, agressie en religie. De Mul: “Toen het DNA-molecuul werd ontdekt in de jaren vijftig, ontpopte zich helemaal een visie op het leven waarin genen cruciaal waren. Het DNA werd de code van het leven genoemd.”
De Britse evolutiebioloog Richard Dawkins ging heel ver in dit idee, legt De Mul uit. Veertig jaar geleden schreef hij het boek The Selfish Gene, waarvan alleen al de Engelstalige versie meer dan een miljoen keer over de toonbank ging.
“Volgens Dawkins is ons lichaam niet meer dan een voertuig voor egoïstische genen, die van generatie op generatie overspringen om zichzelf te handhaven. Ook hersenwetenschappers zoals Dick Swaab houden sterk vast aan het beeld waarin DNA alles beslist.”
Dat is problematisch, vindt de filosoof. “Stel, je helpt je broer uit de brand. Is deze naastenliefde slechts een trucje van verwante genen om elkaar te helpen? Een vorm van gen-egoïsme? Dat vind ik nogal een nihilistisch beeld.”
Eén gen voor elke eigenschap
Het publiek hangt aan zijn lippen terwijl De Mul vertelt hoe het in kaart brengen van het menselijk genoom in 2003 het neodarwinisme ondermijnde. Alle menselijke genen waren bekend, maar het genezen en voorspellen van ziektes aan de hand van DNA bleek een grote teleurstelling.
“Men dacht voorheen dat één gen codeerde voor één eiwit. Maar we weten nu dat de mens honderdduizend verschillende eiwitten huisvest en slechts twintigduizend genen heeft. Bovendien staat nu vast dat leerprocessen het DNA kunnen veranderen. Dat betekent dat je een verworven eigenschap wél kan doorgeven. Stoffen uit voeding en de omgeving kunnen genen aan en uit zetten. En het effect van die stoffen blijkt soms ook overerfbaar.”
Het is een rehabilitatie van De Lamarcks idee, zegt de Mul. “Dat zet de discussie over nature, de erfelijke component, en nurture, de verworven component, in een ander licht. Nurture blijkt nu de nature te kunnen veranderen.”
Dawkins onder vuur
De mens staat niet ten dienste van een oppermachtig DNA, concludeert De Mul aan het einde van de avond. Allesbepalende genen zijn belachelijk, schrijft ook de Britse bioloog Denis Noble in zijn boek De muziek van het leven waarin hij het neodarwinisme aanvalt. De Mul schreef het voorwoord van de Nederlandse vertaling. “Genen bepalen niet zelf wat ze doen. Hoe genen zich gedragen wordt van bovenaf bepaald door gedrag, omgeving en boodschappen uit het lichaam”, citeert hij Noble tot slot.
Hij krijgt een daverend applaus. Maar het publiek is scherp. Want hebben we nu een antwoord op wat de mens is? Het is nog steeds een genenverhaal, al is de rol van de genen misschien verandert, merkt een bezoeker op. “Ik heb dit verhaal niet bedoeld om terug te gaan naar de geest die alles bepaalt”, antwoordt De Mul. “Biologische processen bepalen veel van de menselijke natuur. Maar ik hoop duidelijk te hebben gemaakt dat bij mens zijn veel meer komt kijken dan alleen onze genen.”