Buikpijn, slapeloosheid, neerslachtig. Het aantal jongeren met mentale problemen neemt toe, vooral onder meisjes. Drie experts over de mogelijke oorzaken én oplossingen.
“Ik merk dat ik mijn vrolijke energie een beetje ben kwijtgeraakt en dat ik vooral heel vaak een neppe lach opzet. Ik merk ook dat ik vaker moet huilen en dat dan vooral op school.” Dat vertelde een tiener vlak na de coronapandemie aan Kayla Green. Green doet aan de Erasmus Universiteit Rotterdam onderzoek naar de mentale gezondheid en het welzijn van jongeren. Daarvoor gaat ze vaak met hen in gesprek over hun mentale gezondheid. Ze bespreken dan wat ervoor zorgt dat ze zich minder lekker in hun vel voelen en wat de oplossingen zijn.
De gevoelens van het meisje zijn niet uniek. Dat blijkt uit het HBSC-onderzoek (Health Behaviour School Children) naar de gezondheid en het welzijn van jongeren, dat sinds 2001 elke vier jaar wordt uitgevoerd. De mentale problemen onder jongeren nemen al toe sinds 2009 – eerst licht, maar sinds 2017 opvallend snel. En dan met name onder meisjes. Volgens de laatste cijfers kampte in 2022 maar liefst 50 procent van de Nederlandse meisjes tussen de 11 en 16 jaar met psychosomatische klachten. In 2017 was dat nog 32 procent. Deze meisjes hebben bijvoorbeeld buikpijn of slaapproblemen als gevolg van hun psychische gesteldheid. Wereldwijd is een vergelijkbare trend zichtbaar.
De coronapandemie kan niet de enige oorzaak zijn van de mentale problemen; de neerwaartse trend was tenslotte al jaren eerder ingezet. Wat is er dan aan de hand? En hoe kunnen we deze jongeren helpen?
Maakbaarheid
“We kunnen niet met zekerheid vaststellen waardoor de mentale problemen zijn toegenomen”, zegt Gonneke Stevens, hoogleraar Jongerenwelzijn aan de Universiteit Utrecht en projectleider van het Nederlandse deel van het HBSC-onderzoek. “Maar we zagen wel een aantal dingen gebeuren waarvan we weten dat ze niet positief zijn voor de mentale gezondheid. Eén daarvan is dat de druk door schoolwerk enorm is toegenomen. Die is verdrievoudigd tussen 2001 en 2021.” Hoewel die is toegenomen voor álle jongeren, zijn het de meisjes die daar het meeste last van hebben. Dit is altijd zo geweest. “In 2001 scoorden meisjes al hoger op het ervaren van druk door schoolwerk dan jongens en de stijging is ook sterker dan bij jongens”, vertelt Stevens. “Meisjes, die in het algemeen wat onzekerder zijn, vinden het belangrijk om hun schoolwerk goed te doen, om te voldoen aan de verwachtingen van anderen. En die neiging neemt toe in een maatschappij die presteren steeds belangrijker vindt.”
De manier waarop we als samenleving naar geluk en maakbaarheid kijken, kan zeker invloed hebben op de ervaren prestatiedruk, zegt Anita Kraak van het Nederlands Jeugdinstituut. “Wij stellen als samenleving hoge eisen aan elkaar. Het zit ook in ons dagelijks taalgebruik: als je het maar wilt, dan kan het. Als het niet lukt, dan is het al snel jouw eigen schuld. Terwijl we tegelijkertijd weten dat niet iedereen alles kan. Sommige jongeren kunnen bijvoorbeeld met hun hoofd goed leren, anderen zijn juist goed met hun handen. Sommigen groeien op in een omgeving waar alles voldoende aanwezig is, anderen niet. Als je in zo’n samenleving leeft en je ziet de gefotoshopte foto’s op de sociale media, dan ga je denken dat dat realistisch is en jezelf vergelijken met dat perfecte. Dan zie je waar jij niet in uitblinkt en de ander ogenschijnlijk wel. Je vergeet dan welke kwaliteiten jij wel hebt en de ander misschien niet heeft. Meisjes hebben meer dan jongens de neiging om zich te vergelijken met anderen.”
Veranderde relaties
Uit het HBSC-onderzoek blijkt dat de sociale relaties van meisjes met klasgenoten, docenten en ouders zijn verslechterd tussen 2017 en 2021. Bij jongens was dat minder het geval. “We denken dat de coronacrisis daar een belangrijke rol in heeft gespeeld. Dat juist in die periode sociale relaties meer onder druk zijn komen te staan”, legt Stevens uit. ”Dat dit bij jongens minder is, kan onder andere komen doordat zij meer gamen dan meisjes. Ze doen dat online vaak samen met vrienden. Voor meisjes lijkt het belangrijker om vrienden fysiek te zien dan voor jongens.” Na de pandemie is geen verbetering zichtbaar in de sociale relaties. Dat is misschien niet zo vreemd: wanneer relaties veranderen, is het niet zo makkelijk om deze weer te herstellen.
Ook Green merkt in gesprekken met jongeren dat familie, vrienden, school en prestatiedruk de meest genoemde redenen zijn waardoor jongeren zich wel of niet goed voelen. Maar behalve de directe omgeving van de jongeren speelt de zeer complexe maatschappij waarin de huidige generatie opgroeit, ook een rol. Jongeren hebben niet alleen de coronacrisis moeten doorstaan, maar krijgen ook te maken met de klimaatcrisis, geopolitieke spanningen en oorlogen. Die hebben op hun beurt weer invloed op de directe omgeving van de jongeren.
— Anita KraakHet helpt niet als we jongeren bij voorbaat als kwetsbaar bestempelen
“Wat we in de coronacrisis hebben gezien, is dat jongeren die opgroeien in gezinnen met veel spanningen en stress, harder zijn geraakt door de effecten van de pandemie. Ook de kloof tussen arm en rijk werd tijdens de pandemie duidelijker. Dat zorgt voor grote maatschappelijke problemen, die ook weer op familie- en individueel niveau invloed kunnen hebben”, aldus Green. “Als ouders zich enorm zorgen maken over geld, kunnen jongeren dat meevoelen en daardoor veel stress en spanning ervaren. Op die manier vertalen grote globale uitdagingen zich ook weer naar de kleine omgeving waarin iemand opgroeit.”
Druk als oorzaak of symptoom
Het is duidelijk dat er veel speelt, toch moeten we voorzichtig zijn met het aanwijzen van prestatiedruk als oorzaak van het probleem van jongeren, stelt Kraak. “Het onderzoek van Stevens is gebaseerd op hoe jongeren zich voelen. Ze geven dat aan via een vragenlijst. Jongeren rapporteren dus meer mentale signalen. Dat betekent niet dat ze ook een psychische aandoening hebben”, relativeert ze. “Het kan ook heel goed mogelijk zijn dat de prestatiedruk die jongeren ervaren eerder een symptoom is. Een reactie op de manier waarop wij samenleven of de manier waarop grote problemen zoals het klimaat vooruitgeschoven worden. Dat los je allemaal niet op door prestatiedruk tot enkel het individuele probleem van de jongere te maken en die jongere te gaan ‘repareren’. Dan horen we niet wat jongeren ons echt willen vertellen. Onnodig problematiseren kan ervoor zorgen dat we jongeren uit hun netwerk halen, uit het normale leven of uit hun klas.”
Stevens neemt de stijging in mentale problemen onder jongeren heel serieus, ook al gaat het om rapportages van de jongeren zelf. Het is volgens haar cruciaal om in te zetten op het voorkomen van de problemen, bijvoorbeeld door het aanpakken van druk door schoolwerk, en om beginnende problemen zo vroeg mogelijk te identificeren, voordat ze uit de hand lopen.
Daar kan de omgeving bij helpen. “Je wilt niet alle jongeren in de jeugdzorg en ggz hebben; alleen al omdat dat financieel niet haalbaar is. Al moet deze zorg zeker beschikbaar zijn voor jongeren die dit nodig hebben”, stelt Stevens. “Het is belangrijk om jongeren zoveel mogelijk vroegtijdig te ondersteunen. Dat is voor iedereen beter. Praten over de problemen die spelen en hen het gevoel geven dat er naar hen wordt geluisterd. We moeten de directe omgeving van de jongeren helpen om problemen vroeg te zien en op te lossen. Zo voorkom je dat ze groter worden.”
Jongeren brengen veel tijd door op school en daar vindt veel interactie plaats. Daarom is het volgens Stevens de perfecte plek om mentale problemen zo vroeg mogelijk te identificeren en om jongeren met wie het niet zo goed gaat, zo laagdrempelig mogelijk te helpen.
Eigen bijdrage
Green heeft de jongeren gevraagd wat volgens henzelf de oplossingen zijn voor de toenemende mentale problemen. Daaruit blijkt dat de jongeren vooral gehoord en gezien willen worden. Tegelijkertijd hebben ze de behoefte om een bijdrage te leveren. “De behoefte is er, maar jongeren zien niet altijd de kansen om die bijdrage te leveren. Daarom is het noodzakelijk om meer mogelijkheden te creëren voor jongeren, en om de programma’s en initiatieven die lopen, zichtbaarder te maken”, aldus Green. “Dit vraagt om samenwerking. Vanuit de wetenschap kunnen we jongeren laten meedenken over hoe we projecten uitvoeren. Beleidsmakers kunnen jongeren meenemen in de keuzes die ze maken – zeker als die invloed hebben op de toekomst van jongeren. Ook op school kunnen we jongeren meer inspraak geven op schoolactiviteiten of het curriculum.”
Ook Kraak vindt dat we met jongeren in gesprek moeten gaan en bij het zoeken naar oplossingen moeten betrekken. “Het helpt niet als we jongeren bij voorbaat als kwetsbaar bestempelen, want jongeren zijn ook heel creatief en willen heel graag meedenken over hun samenleving in de toekomst. Als we ze kwetsbaar noemen, sluiten we ze bij voorbaat buiten en zien we hun kracht en creativiteit waarschijnlijk niet meer.”
Of deze oplossingen even goed werken voor meisjes en jongens is niet duidelijk, zegt Green. “Wat wel duidelijk is, is dat de groep bij wie je het echt hebt over stoornissen best klein is. Met de grootste groep jongeren gaat het echt wel goed. Het hebben van depressieve gevoelens of je zorgen maken is niet gek. Dat heeft iedereen wel eens.” Kraak stemt in: “Je depri voelen is niet hetzelfde als depressief zijn. Laten we het signaal dat jongeren afgeven en de creatieve oplossingen waar zij mee komen serieus nemen. Dat maakt de toekomst hoopvol.”