Naar de content

Lantaarn was het eerste visuele massamedium

Hoe de ‘Laterna Magica’ de collegezalen veroverde in de negentiende eeuw

Rijksmuseum Amsterdam, Publiek domein

Kun jij je een workshop of college indenken zonder PowerPoint erbij? De nu bijna vergeten toverlantaarn was de PowerPoint van de negentiende eeuw. Deze projector van glazen plaatjes speelde een grote rol in het verspreiden van wetenschap.

Wetenschap bereikbaar maken voor een breed publiek. Het klinkt als een moderne gedachte en het is bijvoorbeeld ook wat NEMO Kennislink doet. Maar zo modern is het helemaal niet. In de negentiende eeuw was het zelfs heel normaal dat wetenschappers buiten de collegezaal lezingen gaven over hun onderzoek of vakgebied. Deze lezingen waren niet zozeer bedoeld voor de elite maar juist om de middenklasse te ‘verheffen’.

Een populair instrument om deze lezingen mee aan te kleden, was de Laterna Magica oftewel de toverlantaarn. Met dit apparaat konden wetenschappers geschilderde of geprinte afbeeldingen – en vanaf ongeveer 1880 ook zwart-wit foto’s – op glasplaatjes vergroot op een projectiedoek of lichte muur projecteren.

Het gebruik van de Laterna Magica, de toverlantaarn, in de zeventiende eeuw.

Wikimedia Commons, Publiek Domein

Nederlandse uitvinding?

Voor zover we weten heeft de toverlantaarn een Nederlandse oorsprong, hoewel de discussie hierover nog in volle gang is. Frank Kessler, hoogleraar mediageschiedenis aan de Universiteit Utrecht: “De Nederlandse wetenschapper Christiaan Huygens is hoogstwaarschijnlijk de eerste die een projectielantaarn gebouwd heeft. Er zijn wel oudere tekeningen bekend, maar hier zitten ontwerpfouten in. In de praktijk zouden deze ontwerpen nooit gewerkt kunnen hebben.”

De term toverlantaarn stamt uit de zeventiende eeuw, de tijd van Huygens. Het projecteren van afbeeldingen was nooit eerder vertoond, op het schaduwspel na, en had dus zeker iets magisch. Niet alleen wetenschappers gingen gebruikmaken van dit wonderlijke apparaat. Schilders in de zeventiende eeuw leerden bijvoorbeeld om met diepte te schilderen aan de hand van geprojecteerde plaatjes. De toverlantaarn werd ook een bron van vermaak. Op kermissen kon je tegen betaling naar de plaatjes komen kijken.

Geen gehannes

Samen met een collega’s onderzoekt Kesslerop dit moment de overdracht van wetenschappelijke kennis met behulp van de lantaarn. Het gebruik van de lantaarn werd namelijk steeds populairder in de wetenschap, met name vanaf 1900. “De reden hiervoor is logisch”, aldus Kessler. “Met de komst van elektriciteit in de collegezaal hoefden de hoogleraren en docenten niet meer aan de slag met gaslicht. Ze konden simpelweg een stekker in het stopcontact steken. Dat maakte het gebruik van de lantaarn een stuk praktischer.”

Hoogleraren gingen de lantaarn dus veelvuldig inzetten in de collegezalen, bij lezingen voor collega’s of voor een breed publiek. Wat ook meehielp aan de populariteit van de lantaarn was de verandering in de manier van onderwijs geven. Pedagogen vonden in deze periode (1890 – 1920) dat scholieren niet alleen maar theoretisch onderwijs moesten krijgen. Door het tonen van objecten en afbeeldingen konden ze meer in contact gebracht worden met de werkelijkheid. Het aanschouwen ging een grote rol spelen in de collegezaal en de lantaarn was een geschikt hulpmiddel.

Met name bij studies als geologie, astronomie, medicijnen of kunstgeschiedenis gingen docenten veel beeldmateriaal via de lantaarn tonen, legt Kessler uit. “Geologen toonden bijvoorbeeld foto’s die ze op eerdere expedities hadden gemaakt en artsen in opleiding kregen microscopische weergaven van ziektekiemen te zien in de collegezaal.”

Foto op glasplaat van een schets door Rembrandt, gebruikt door kunsthistoricus Franz Stoedtner tijdens zijn college’s vanaf 1895.

Lucerna Magic Lantern Web Resource, lucerna.exeter.ac.uk, item 5104140

Vergelijkend onderzoek

Het inzetten van de lantaarn doet denken aan de huidige PowerPoint-presentatie. Het blijkt echter een grotere impact op de wetenschap te hebben gehad, aldus Kessler. “Juist omdat wetenschappers niet eerder hun verhaal op deze wijze hadden kunnen illustreren, zorgde de lantaarn voor een andere overdracht van kennis. De Duitse kunsthistoricus Herman Grimm (1828-1901) schreef bijvoorbeeld dat in zijn colleges over de schilder Rafael, de schilderijen het uitgangspunt werden door de komst van de lantaarn. Daarvoor gingen zijn colleges meer indirect over de schilderijen, bijvoorbeeld over discussies of theorieën over de werken.”

De manier waarop wetenschappers onderzoek deden, veranderde ook. Als we bij het voorbeeld van de kunsthistorici blijven, zie je dat ze schilderijen met behulp van de lantaarn pas echt goed konden gaan vergelijken, doordat ze er nu twee naast elkaar konden projecteren.

Impact

Het geven van lezingen met ‘lichtbeelden’ kwam halverwege de negentiende eeuw in zwang, en niet alleen onder wetenschappers. Liberale verenigingen, zoals de Maatschappij tot Nut van ‘t Algemeen, of verenigingen die streden tegen alcohol of voorlichting gaven over hygiëne, zetten de lantaarn in om de impact van hun lezingen op het volk te vergroten. Goed beeld zegt nu eenmaal meer dan duizend woorden. Hoe groot het bereik is geweest, weet Kessler niet, maar hij gaat uit van behoorlijke aantallen. “Er werden erg veel lezingen gegeven en ze waren duidelijk gericht op de middenklasse en arbeiders.”

De lantaarn werd ook alom ingezet voor ideologische en religieuze propaganda, maar de ene zuil maakte er meer gebruik van dan de andere. Kessler: “De protestanten stonden vrij wantrouwend tegenover beeld, en zeker film vonden ze verderfelijk. De lantaarn daarentegen vonden ze geen probleem, zolang het in het onderwijs werd gebruikt en niet als vermaak. Als objectieve projectie van de werkelijkheid zagen zij het nut in van het gebruik van een lantaarn.”

Bewaard

Na het massale gebruik aan het begin van de twintigste eeuw, raakte de lantaarn na de Tweede Wereldoorlog in de vergetelheid. Hij werd vervangen door de modernere diaprojector en door film. Dat we nu weinig meer weten over het gebruik van de toverlantaarn bij het overdragen van kennis, ondanks dat hij alom aanwezig was, kwam juist door zijn vanzelfsprekende aanwezigheid, denkt Kessler.

“Het was tijdens de periode die wij onderzoeken, van 1880 tot 1940, zo normaal dat wetenschappers afbeeldingen toonden met een lantaarn, dat dit niet per se werd vermeld of genoteerd. Gelukkig zijn er nog wel enkele collegeaantekeningen met de bijbehorende glasplaten bewaard gebleven. Hierdoor weten we hoe hoogleraren de afbeeldingen hebben ingezet.”

Onderzoek

Meer informatie over het onderzoeksproject van Frank Kessler en zijn team, Projecting Knowledge, is te vinden op de projectsite van de Universiteit Utrecht. Het onderzoek wordt gesteund door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk (NWO).

Kunsthistoricus Willem Vogelsang aan zijn bureau met aantekeningen en glasplaten om te gebruiken tijdens zijn colleges (jaren 1920).

ReactiesReageer