Naar de content

Bijna iedereen houdt er onbewuste vooroordelen over huidskleur op na. Kun je mensen trainen om hun, vaak onbedoelde, racistische neigingen bij te sturen?

Black Lives Matter protest in Nederland

Flickr.com, via Karen Eliot CC BY-SA 2.0

De volgende boodschap kan onprettig zijn als je denkt geen onderscheid te maken in je omgang met zwarte of witte mensen. Dat doe je waarschijnlijk wel. De meeste mensen zien zichzelf weliswaar niet als racist, maar dat voorkomt niet dat mensen onbewust toch wat afstand houden van die donkere man bij de bushalte, of minder aandacht schenken aan dat cv met die ‘moeilijke’ naam.

In navolging op de protesten in de Verenigde Staten na de dood van George Floyd, heeft de Nederlandse Black Lives Matter-beweging van racisme ook hier weer een actueel thema gemaakt. In Nederland denken veel mensen dat het wel meevalt met die ongelijkheid, tot je wat beter kijkt. Etnisch profileren, onder andere op huidskleur, komt tegen het beleid van de politie in regelmatig voor.

Met een migratieachtergrond maak je bij een sollicitatie minder kans om voor een gesprek uitgenodigd te worden. Of denk aan de structurele discriminatie bij de Belastingdienst, waar mensen met een dubbele nationaliteit strenger gecontroleerd werden op kinderopvangtoeslag. Waar in de VS vooral mensen met een zwarte huidskleur te maken krijgen met discriminatie, zijn dat in Nederland het vaakst mensen met een Marokkaanse of Turkse achtergrond, volgens het Sociaal en Cultureel Planbureau.

Dat benadelen van mensen met een andere huidskleur of etniciteit gaat meestal niet expres, maar door onbewuste vooroordelen gebeurt het wel. Zwarte mensen worden bijvoorbeeld sneller als agressiever, luier en dommer gezien. In psychologentaal heet dat denken in stereotypen ‘impliciete bias’. Deze vooringenomenheid kan doorwerken in ons gedrag, waardoor we anderen niet zo gelijk behandelen als we denken.

Reflectie van de werkelijkheid

Stereotype denkbeelden zijn aangeleerde associaties, die zich vormen doordat we verband leggen tussen gebeurtenissen. Een simpel voorbeeld. At je als kind vaak een broodje kaas en denk je nu aan brood? Dan legt je brein direct de verbinding met kaas. Die twee dingen heb je aan elkaar leren koppelen. Je geheugen slaat dat verband op. Via hetzelfde leerproces wekt het begrip ‘werk’ bijvoorbeeld bij veel mensen een negatief gevoel op, terwijl we aan ‘vakantie’ positieve kenmerken toekennen.

Vaak weet je zelf heel goed dat je negatief denkt over iets. Bij het woord ‘dictator’ gaan onze nekharen overeind staan. In je geheugen bestaan echter ook associaties waar je je niet bewust van bent. Bijvoorbeeld rond huidskleur. Dat iedereen onbewust een tikje racistisch is weten we dankzij de Implicit Association Test (IAT).

De IAT is een reactietaak waarin deelnemers worden beoordeeld op de snelheid waarmee ze bepaalde categorieën met elkaar associëren, zoals zwarte en witte mensen en kenmerken als ‘intelligent’ en ‘agressief’. Associeer jij zwarte mensen snel met agressiviteit en witte mensen met intelligentie? Dan onthult de test dat jij een bias hebt als het om huidskleur gaat.

Wetenschappers zijn het erover eens dat deze associaties een reflectie zijn van de werkelijkheid die we om ons heen zien. Woon je in een wijk met veel etnische minderheden en gaat dat goed? Dan is de kans groot dat je minder negatieve associaties laat zien.

Wat je leest en hoort in de media kan ook voor bias zorgen. Pleegt een autochtone man een overval? Dan lees je bijvoorbeeld dat de dader een ‘Amsterdammer’ is. Gaat het om een allochtone man, dan komt de nadruk vaak onbewust daarop te liggen: ‘Marokkaanse man pleegt overval’. Zo ontstaan stereotype denkbeelden in je brein. Niet alleen witte mensen zijn overigens gebiased. Niet-witte mensen hebben zelf vaak ook negatieve associaties met hun eigen huidskleur.

Onbewuste vooroordelen meten

De impliciete associatietest (IAT) is een instrument uit de sociale psychologie dat vaak gebruikt wordt om te meten of iemand er onbewust stereotypen op nahoudt in zijn denken over groepen in de maatschappij, bijvoorbeeld aangaande huidskleur, gender, seksuele geaardheid, leeftijd en religie. Deelnemers moeten woorden die op een computerscherm verschijnen zo snel mogelijk toewijzen aan één van twee categorieën die links en rechts op het scherm staan.

In de eerste serie staat bijvoorbeeld links op het scherm ‘zwart’ gepaard met ‘onprettig’ en rechts staat ‘wit’ gepaard met ‘prettig’. De woorden die vervolgens op het scherm verschijnen, zoals emoties (blijheid, angst e.d.) of bepaalde voornamen, moet je zo snel mogelijk toekennen aan één van de twee categorieën.

In de tweede serie worden de begrippen met elkaar verwisseld: links staat nu ‘zwart’ gepaard met ‘prettig’, rechts ‘wit’ gepaard met ‘onprettig’. De tweede keer reageren deelnemers meestal minder snel, omdat ze het kennelijk moeilijker vinden om kenmerken toe te kennen aan categorieën waarin de gepaarde woorden volgens hun onderbewuste geheugen niet bij elkaar horen.

Een IAT omzeilt het risico dat deelnemers sociaal wenselijke antwoorden geven, zoals bij (expliciete) vragenlijsten. Desondanks is het een controversiële test. Er bestaat twijfel in hoeverre de score een betrouwbare representatie is van bias in het echte leven. Oftewel: maakt iemand met een onbewust vooroordeel over huidskleur zich daadwerkelijk schuldig aan discriminatie?

Animo voor anti-racismetraining

Hoe moeten we omgaan met impliciete bias? Kan je mensen trainen om ‘antiracistisch’ te worden en hun onbewuste vooroordelen opzij te zetten, zodat iedereen werkelijk gelijk behandeld wordt? In de VS is de vraag naar diversiteitstrainingen ontploft sinds de dood van Floyd. Medewerkers van bedrijven, politie en scholen worden bewust gemaakt van hun eigen bias en krijgen advies om hun vooroordelen tegen te gaan.

Een kantoortuin waar ongeveer tien mensen aan het werk zijn.

In Nederland komt steeds meer animo voor diversiteitstraining op de werkvloer.

Flickr.com, 德 via CC BY-NC-ND 2.0

In Nederland komt ook steeds meer animo voor diversiteitstraining op de werkvloer, weet organisatiepsycholoog Melissa Vink, werkzaam als onderzoeker aan de Universiteit Utrecht. Maar het is lang niet altijd goed gesteld met de wetenschappelijke onderbouwing van anti-biasprogramma’s, concludeert ze.

Onlangs brachten zij en haar collega’s een factsheet uit met bevindingen uit de literatuur. De ene training kwam beter uit de bus dan de andere. “Passieve vormen, zoals een lezing of een film over onbewuste vooroordelen, maakt medewerkers er alleen van bewust dat impliciete bias bestaat en daar houdt het op”, licht Vink toe.

Interactieve workshops zoals rollenspellen, waarbij medewerkers zichzelf in de schoenen plaatsen van een gekleurde collega, werken beter. “De situatie kan dan een beetje gaan wringen en ongemakkelijk worden. Mensen zijn gemotiveerder om over hun gedrag na te denken als er emoties bij komen kijken.”

In sommige programma’s leer je ook wat je zelf kunt doen, bijvoorbeeld als een collega een stereotyperend grapje maakt over een gekleurde collega. “Dat zijn de momenten waarop je je gedrag kunt aanpassen door er wat van te zeggen.”

Averechts effect

Een IAT kan onderdeel zijn van een training, om mensen te confronteren met hun eigen impliciete bias. Vink: “Je moet goed uitleggen dat bias niet betekent dat iemand een racist of slecht mens is. Je moet voorzichtig zijn met zulke termen. De IAT meet alleen automatische reacties, geen meningen. Mensen moeten begrijpen dat hun bias wél kan betekenen dat je een cv van iemand met een donkere huidskleur opzij schuift zonder het in de gaten te hebben.”

In de juiste vorm kan een diversiteitstraining helpen om je met minder bias te gedragen, maar het effect is van korte duur. Vink: “Onderzoek laat zien dat mensen tijdelijk een positievere houding hebben tegenover gemarginaliseerde groepen, maar een enkele training is niet genoeg. Voor gelijke kansen moet er binnen de organisatie zelf ook wat veranderen.” Blijft de omgeving hetzelfde, met bijvoorbeeld alleen witte mensen in bestuursfuncties? Dan blijf je telkens het verband leggen tussen succes en een blanke huidskleur.

Een met graffiti bedekte brug met een vrouwengezicht erop.

Voor gelijke kansen moet er binnen de organisatie ook wat veranderen.

Flickr.com via Jürgen Telkmann CC BY-NC 2.0

Trainingen kunnen overigens ook averechts uitpakken. Staat één groep centraal in het programma, zoals gekleurde mensen, dan kunnen medewerkers gaan denken: wat is er mis met deze groep dat zo’n training nodig is? Stereotype denkbeelden kunnen dan juíst gaan opspelen. Programma’s die in Nederland aangeboden worden omzeilen dat probleem, die richten zich meestal op diversiteit in bredere zin, met bijvoorbeeld ook oog voor gender, etniciteit en geaardheid.

Van sociaal naar individueel probleem

Los van de inhoud maakt het ook nog uit hoé je een training aanbiedt. Verplichten werkt niet, dat wekt weerstand op. Maar een vrijwillige training trekt waarschijnlijk weer alleen mensen die al in diversiteit geïnteresseerd zijn en die er het minste aan hebben. Alleen witte medewerkers op cursus sturen is ook geen goed idee. Zij kunnen ongemotiveerd raken van het idee dat hun werkgever hen ziet als ‘degenen die de training het hardst nodig hebben’.

Volgens de Britse neurobioloog Kenan Malik, van Indiase komaf, is racisme sowieso niet iets wat je kan fixen met therapie. In een artikel in The Guardian beschrijft hij hoe het beeld van racisme sinds de jaren zestig is verschoven van een sociaal probleem in de samenleving, naar een individueel probleem waarbij mensen hun omgang met anderen kunnen bijsturen met therapie. In plaats van de focus te leggen op individuele mensen, die openlijk of onbewust racistisch zijn, moet er sociale verandering komen op het niveau van wetten en beleid, oppert hij.

Vink is het ermee eens dat het niet eerlijk is om de verantwoordelijkheid bij individuen te leggen. Het is heel moeilijk om die negatieve associaties niét te ontwikkelen. Pas als de werkelijkheid verandert, veranderen associaties mee.

Voor je nu gaat denken ‘ik heb er geen controle over dus ik hoef er niks mee’, dat is niet zo. Je kunt er wél iets aan doen, benadrukt Vink. “Institutioneel racisme wordt veroorzaakt door allerlei maatschappelijke fenomenen waar we zelf aan bijdragen. Als je je daar bewust van wordt, dan helpt dat om de impact ervan te verminderen.” Een anti-biastraining is een goed begin. “Je kan iemand niet opdragen zijn vooroordelen ‘uit’ te zetten. De vraag is of dat het doel moet zijn. Het gaat erom de impact van impliciete bias zo klein mogelijk te houden. Denk aan strategieën als anoniem solliciteren.”

Bronnen:
  • Patrick S. Forscher e.a., A meta-analysis of procedures to change implicit measures, Journal of Personality and Social Psychology. Online op 13 juni 2019. doi:10.1037/pspa0000160.
ReactiesReageer