Naar de content

Kou of cow? De context bepaalt

Een groep hoornloze koeien: een voorbeeld van het 'genetisch knippen en plakken' aan dieren.
Een groep hoornloze koeien: een voorbeeld van het 'genetisch knippen en plakken' aan dieren.
Pixabay, Cally Lawson via CC0

Als je meerdere talen kunt verstaan, moet je telkens razendsnel bepalen in welke taal er tegen je gesproken wordt. Zeggen ze ‘cow’ of ‘kou’? En ‘mail’ of ‘meel’? De context en je vaardigheid in de tweede taal bepalen hoe makkelijk je deze keuze maakt.

Premier Rutte gebruikt opvallend veel Engelse termen als hij spreekt. ‘Treasure chest’ waar hij ‘schatkist’ bedoelt, ‘administratie’ om zijn regering aan te duiden. Een doorn in het oog van de taalpuristen. Maar misschien ook niet zo verstandig voor zijn begrijpelijkheid, zo blijkt uit onderzoek van Ian FitzPatrick. Als de context weinig aanwijzingen bevat over de betekenis van het woord kost het ons brein meer moeite om het woord te begrijpen.

Actieve woorden

FitzPatrick is promovendus aan de Radboud Universiteit, het Max Planck Instituut en het Donders Instituut en bovendien zelf tweetalig opgevoed. Voor zijn onderzoek gebruikte hij EEG-metingen, fMRI en geregistreerde oogbewegingen, zodat hij nauwkeurig wist wat er in de hersenen van zijn proefpersonen omging. Die proefpersonen waren Nederlanders die op de middelbare school Engels hadden geleerd en dus meertalig zijn.

Wanneer je luistert naar spraak, zijn er in je hersenen altijd meer woorden ‘geactiveerd’ dan er daadwerkelijk gezegd worden. Terwijl je iemand ‘kapitaal’ hoort zeggen, licht bijvoorbeeld ook het woord ‘kapitein’ even op, want dat begint met dezelfde letters. Als na enkele milliseconden blijkt dat dat toch niet het bedoelde woord is, zakt die activatie vanzelf weer weg. Het brein houdt dus tijdens het luisteren alle opties open en overweegt vliegensvlug meerdere kandidaten. FitzPatrick was benieuwd hoe dit woordherkenningsproces verloopt als je meerdere talen spreekt.

‘Kou’ of ‘cow’?

Uit de onderzoeken die FitzPatrick bij zijn proefpersonen deed, bleek dat de woorden die in het brein actief zijn tijdens het luisteren niet taalafhankelijk zijn. Tijdens het luisteren naar Engelse spraak zijn dus ook de Nederlandse woorden actief die lijken op het Engelse woord. De hoeveelheid activatie is afhankelijk van twee factoren: de context en de taalvaardigheid. Als je een Engels woord hoort in een hele Engelse zin en je bent ook nog eens goed in Engels, dan zullen de Nederlandse woorden minder makkelijk oplichten. En hoeft je brein dus minder moeite te doen om te begrijpen wat de spreker zegt.

Soms lijken twee woorden echter zoveel op elkaar dat zelfs de context niet kan voorkomen dat een woord uit een andere taal geactiveerd wordt. Dit is bijvoorbeeld het geval bij woordduo’s als ‘kou’ en ‘cow’ of ‘meel’ en ‘mail’. “Hoe sterker woorden op elkaar lijken, hoe meer betekenissen in de hersenen actief zijn en hoe meer moeite mensen moeten doen om te beslissen welke betekenis voor een bepaalde context toepasselijk is”, aldus FitzPatrick in de Volkskrant.

Zelfde taal eerst

Uit het onderzoek van FitzPatrick blijkt dus dat ons brein voorrang geeft aan woorden die in dezelfde taal zijn als de rest van de gehoorde spraak. Als iemand al een tijdje Nederlands tegen je spreekt, verwacht je dat de volgende woorden ook in het Nederlands zullen zijn. Als er dan ineens toch een Engels woord tussen komt, duurt het nét iets langer voor we dat begrijpen. Helemaal als dat Engelse woord ook nog een beetje klinkt als een bestaand Nederlands woord. En die tijd kan wel eens kostbaar zijn voor een politicus als Rutte, die zijn publiek overtuigend en begrijpelijk moet toespreken.