De R zit in de maand en dus zijn we weer massaal verkouden. Geen groot probleem, zou je zeggen. Maar verkoudheid zorgt jaarlijks voor heel wat ziekteverzuim op scholen, in ziekenhuizen en op kantoor. Waarom is er eigenlijk nog geen vaccin tegen verkoudheid?
Een zere keel, een loopneus, hoesten, niezen en snotteren. Het verkoudheidsseizoen is weer aangebroken en we zijn allemaal ervaringsdeskundigen. Volwassenen zijn gemiddeld twee of drie keer per jaar verkouden. Kinderen nog vaker, gemiddeld zo’n zes tot acht keer. Verkoudheid is vervelend, maar voor de meeste mensen niet gevaarlijk. De klachten verdwijnen vanzelf, vaak binnen een week. Toch heeft verkoudheid grote gevolgen en dan met name op economisch vlak.
Verloren werkdagen
Uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek blijkt dat werknemers met verkoudheid of griepachtige klachten gemiddeld bijna drie dagen ziek thuis zijn. In 2017 lag het totale ziekteverzuimpercentage op 4,0 procent. Dat betekent dat er van elke duizend te werken dagen veertig verloren gaan door ziekte. Griep en verkoudheid zijn verantwoordelijk voor 12,2 procent van deze verzuimdagen. Door griep en verkoudheid gaan dus bijna vijf van iedere duizend werkdagen verloren. Ter vergelijking: psychische klachten, zoals overspannenheid en burn-out, kosten bijna tien van iedere duizend werkdagen, maar door darmklachten en buikpijn gaan ‘slechts’ twee van iedere duizend werkdagen verloren.
Uit de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden 2017 blijkt dat griep en verkoudheid de belangrijkste klachten zijn waarmee werknemers zich ziek melden. Ruim 42 procent van de ondervraagde werknemers gaf aan de laatste keer verzuimd te hebben door griep of verkoudheid.
Grote verschillen
Tussen griep en verkoudheid bestaan grote verschillen, die kunnen verklaren waarom er wel een vaccin is tegen griep en niet tegen verkoudheid.
Griep wordt veroorzaakt door één soort virus; het influenzavirus. Van dit virus bestaan twee typen die gevaarlijk kunnen zijn voor mensen uit risicogroepen (ouderen, zuigelingen en patiënten met een verminderde afweer, bijvoorbeeld na chemotherapie of na een transplantatie); type A en B. Om complicaties, zoals longontsteking, te voorkomen is er een vaccin tegen influenza type A en B op de markt. Ieder jaar wordt het vaccin opnieuw afgestemd op de influenzavirussen die op dat moment rondgaan.
Verkoudheid verloopt milder dan griep en dus is vaccinatie minder hard nodig. Bovendien zijn er zoveel verschillende soorten virussen die een verkoudheid kunnen veroorzaken, dat het heel lastig is om een vaccin te maken. “Er zijn honderden virussen, afkomstig uit een groot aantal verschillende families, die verkoudheid kunnen veroorzaken”, vertelt Ron Fouchier, viroloog aan het Erasmus MC. Hij noemt bijvoorbeeld pneumovirussen, coronavirussen, paramyxovirussen en rhinovirussen als belangrijke boosdoeners. “Tussen al deze virussen zitten net zulke grote verschillen als tussen een muis en een olifant. Als je een mutsje wilt maken voor alle dieren op de savanne en je gaat uit van het gemiddelde, dan zullen zowel de muis als de olifant dat mutsje niet passen. Dat is ook het probleem bij een vaccin tegen verkoudheid. Door de grote verschillen is het haast onmogelijk om een algemeen vaccin te maken.”
Cocktailvaccin
Wetenschappers richten zich daarom specifiek op één familie virussen. In de Verenigde Staten en Engeland wordt bijvoorbeeld onderzoek gedaan naar een vaccin tegen rhinovirussen. Rhinovirussen veroorzaken de helft tot driekwart van alle verkoudheden en zijn daarmee een logische vaccinkandidaat. Het nadeel is dat er maar liefst 160 verschillende rhinovirussen zijn. Het is niet haalbaar om die allemaal in een vaccin te stoppen.
Martin Moore, kinderarts aan de Amerikaanse Emory University, testte in 2016 een cocktailvaccin dat 50 geïnactiveerde type A-rhinovirussen bevat. Een enorm aantal, want de meeste cocktailvaccins bevatten slechts een paar ziekteverwekkers. Denk maar eens aan het BMR-vaccin of aan de griepprik. Moore diende het vaccin toe aan rhesusaapjes en zag dat de dieren beschermende antistoffen gingen produceren tegen 49 van de 50 rhinovirussen in het vaccin. Fouchier is kritisch. “Een afweerreactie opwekken, is meestal vrij makkelijk”, zegt hij. “Maar wat deze studie niet laat zien, is of je na vaccinatie ook echt beschermd bent tegen een rhinovirus-infectie.” Bescherming is lastig aan te tonen, omdat rhesusaapjes niet ziek worden van menselijke rhinovirussen. Er is op dit moment eigenlijk geen goed model om dit rhinovirusvaccin te testen.
Bovendien maakt Fouchier zich zorgen over de kosten van Moores vaccin. “Alle virussen die in het vaccin zitten, moet je eerst afzonderlijk kweken. Dat kost veel geld. En de prijs daalt niet doordat je meer componenten in het vaccin stopt. Dit cocktailvaccin kost dus waarschijnlijk net zoveel als vijftig enkelvoudige vaccins.”
Geïnfecteerde cellen aanvallen
Gelet op de kosten is de aanpak van Sebastian Johnston, longarts aan Imperial College London, veel logischer. Hij ging op zoek naar eiwitten die bij veel verschillende rhinovirussen voorkomen. Hij stuitte uiteindelijk op het eiwit VP0, onderdeel van de buitenkant van meer dan honderd rhinovirussen. Door VP0 samen met een hulpstof in een vaccin te stoppen, kun je specifieke afweercellen (T-cellen) aanzetten om in actie te komen. In 2013 liet Johnston zien dat deze aanpak werkt. Hij vaccineerde geïnfecteerde muizen en zag de hoeveelheid T-cellen in de longen van de knaagdieren toenemen. Deze reactie ontstond niet alleen bij rhinovirussen die vergelijkbaar zijn met het virus waar het vaccineiwit van afkomstig was, maar ook bij hele andere typen rhinovirussen.
Het vaccin lijkt een groot effect te hebben op de T-celreactie, maar Fouchier twijfelt of dat effect wel nuttig is bij een acute infectie zoals verkoudheid. “De T-cel respons is niet bedoeld om het virus direct aan te vallen. De T-cel respons werkt indirect door cellen die geïnfecteerd zijn met het virus af te breken”, legt hij uit. “We weten dat dit goed kan werken bij sommige chronische infecties, zoals hepatitis. Maar verkoudheid gaat na één of twee dagen vanzelf over. Heeft het dan zin om in te grijpen?” Kortom, het is nog maar de vraag of een T-celreactie snel genoeg op gang komt om verkoudheid te voorkomen.
Prioriteit
Stel dat het lukt om een rhinovirusvaccin te maken, zijn we dan voorgoed van het hoesten en snotteren af? “Met zo’n vaccin kun je een substantieel deel van de verkoudheden wegnemen, zeg 20 tot 30 procent. Maar ik denk eigenlijk niet dat je zo’n daling in de praktijk echt gaat merken”, aldus Fouchier. Het succes van een vaccin is afhankelijk van de ernst en de incidentie van een infectie. Rhinovirussen komen wel veel voor, maar een infectie is zelden ernstig. Wat dat betreft zijn er andere families binnen de verkoudheidsvirussen die voor veel meer klachten zorgen. Bijvoorbeeld respiratoir syncytieel virus (RSV).
Jaarlijks belanden er in Nederland 1.500 tot 2.000 jonge kinderen in het ziekenhuis na een RSV-infectie. Bij 150 tot 200 van die kinderen verloopt de infectie zo ernstig dat opname op de intensive care noodzakelijk is. Een vaccin tegen RSV zou volgens Fouchier dan ook veel meer impact hebben dan een rhinovirusvaccin.
De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) geeft de ontwikkeling van een vaccin tegen RSV prioriteit. Wereldwijd zijn hier dan ook veel bedrijven en onderzoeksinstituten mee bezig. De ontwikkeling gaat moeizaam, want de meest kwetsbare patiënten zijn vaak pasgeboren of premature baby’s, die zelf nog niet gevaccineerd kunnen worden. Een RSV-vaccin richt zich daarom op oudere kinderen, die het virus overdragen, of zwangere vrouwen, die beschermende antistoffen kunnen doorgeven aan hun ongeboren kind. Er is nog geen vaccin tegen RSV op de markt, maar er zijn wel verschillende kandidaatvaccins die inmiddels getest worden op menselijke vrijwilligers.
Een algemeen vaccin tegen verkoudheid is een onmogelijke opgave. We staan daarom voor een keuze. Óf zoveel mogelijk verkoudheden voorkomen óf ernstige infecties voorkomen. De WHO kiest voor het laatste. Met als gevolg dat vele kinderen en volwassenen deze winter weer een aantal dagen onder de wol kruipen.