De voorouders van de kolibrie waren afkomstig uit Eurazië, maar dit bijzondere en kleurrijke vogeltje migreerde al 22 miljoen jaar geleden naar het Zuid-Amerikaanse continent. Daar evolueerde de kolibrie tot de 338 soorten die we nu kennen, zo blijkt uit een nieuwe stamboom waar twaalf jaar aan is gewerkt.
De omvangrijke studie onder leiding van hoofdauteur Jimmy McGuire van de Universiteit van Berkeley werpt nieuw licht op de diversificatie (het ontstaan van nieuwe soorten) van deze tropische vogel. Na de overtocht vanuit Azië, waarschijnlijk via de Bering Straat en Alaska, komen de voorouders van de moderne kolibrie 22 miljoen jaar geleden in Zuid-Amerika terecht. De evolutie gaat razendsnel; alleen al in het door vulkanisme ‘groeiende’ Andesgebergte ontstaan 140 nieuwe soorten.
Gier- en boomgierzwaluw
De onderzoekers, behalve van Berkeley ook afkomstig van Louisiana State University en de universiteiten van New Mexico, Michigan en British Columbia analyseerden het DNA van 284 moderne kolibriesoorten (451 vogels) en concludeerden op basis hiervan dat de moderne kolibries zich 42 miljoen jaar geleden afsplitsten van de gier- en boomgierzwaluw die in Europa en Azië leefden. In die tijd ontstaan ook de eerste primaten, zo is eerder beschreven op Kennislink.
Geologie en evolutie
Nadat enkele kolibriesoorten hun weg hebben gevonden naar Noord-Amerika, nog vóórdat de verbinding tussen de continenten een feit is, voegen zich hier later weer andere Zuid-Amerikaanse kolibriesoorten bij die migreren via de (nieuwe) landengte. Zo ontstaan er wéér nieuwe soorten die co-evolueren met Noord-Amerikaanse planten. De ontwikkeling van de kolibrie is dus niet los te zien van grootschalige geologische processen als gebergtevorming (Andes) en plaattektoniek (Isthmus van Panama). Ook het ontstaan van nieuwe eilanden in het Caribisch gebied zorgt voor nieuwe leefgebieden en triggert de evolutie.
Het begin blijft een raadsel
Hoe de kolibrie 22 miljoen jaar geleden voet aan de grond kreeg in Zuid-Amerika blijft evenwel een raadsel, aldus McGuire. Want deze vogeltjes zijn sterk afhankelijk van buisvormige, vaak rode bloemen die samen met de betreffende kolibriesoort zijn geëvolueerd (co-evolutie). Niet alleen de vogel heeft zich aangepast aan de (vorm van de) bloem, maar de kolibrie zelf heeft de plant ertoe aangezet een nieuwe vorm te ontwikkelen, uniek voor de gespecialiseerde kolibriesoort.
Het verbaast McGuire ook dat de kolibrie in hoge delen van de Andes, waar de lucht extreem ijl is, toch grote prestaties kan leveren. Na twaalf jaar stamboomwerk blijven er dus genoeg vervolgvragen liggen.