Het Amsterdamse grachtenwater is nog nooit zo schoon geweest. Reden voor waterbeheerder Waternet om enkele jaren geleden te stoppen met het doorspoelen van de grachten. Maar de kwaliteit kan nog verder worden verbeterd.
Sinds mensenheugenis wordt oppervlaktewater als vuilnisbelt gebruikt. Vóór de tijd van riolering en vuilnisophaaldiensten bereikte de vervuiling van watergangen in de stad een hoogtepunt, vooral toen de steden snel groeiden, zoals aan het eind van de 19e eeuw. Ook in Amsterdam werd afval en ontlasting in de gracht gedumpt of het kwam er via buizen en goten in terecht. Maar die praktijken behoren tot het verleden. Het grachtenwater in de hoofdstad was nog nooit zó schoon.
“Op dit moment is de verontreiniging van het water in de Amsterdamse grachten voornamelijk afkomstig van de ‘overstort’ van rioolwater tijdens zware regenval”, vertelt waterexpert Maarten Ouboter, als chemicus werkzaam bij Waternet. “Die overstort, verspreid over honderden punten in de stad, komt nog geen tien keer per jaar voor, maar áls het gebeurt is het goed meetbaar. Na ongeveer drie dagen is die vervuiling weer verdwenen, door verdunning en afbraak.”
Zuurstof als parameter
De overstort wordt in toom gehouden door het gebruik van bergingsbezinkbakken, legt Ouboter uit. “Dit zijn grote bakken die ondergronds liggen en de tijdelijke grote stroom van regenwater kunnen opvangen.” Door het zuurstofgehalte te meten, krijgt Waternet een goed beeld van organische verontreinigingen in het grachtenwater. De organische verbindingen, die worden afgebroken door micro-organismen die hiervoor zuurstof uit het water opnemen, zijn niet alleen afkomstig van de overstort, maar ook van de ruim duizend woonboten die nog niet op het riool zijn aangesloten.
Waterplanten
Normaalgesproken bevat water tussen de 9-14 mg/l zuurstof, afhankelijk van de temperatuur. Tussen het gas in de vloeistof en de lucht bestaat een evenwicht. Ouboter: “In het stadswater zien we dat de concentratie varieert tussen 3,5-10 mg/l. Op plekken waar waterplanten groeien kan de concentratie wel oplopen tot 20 mg/l. Op plaatsen waar de waterplanten terugkeren, zien we ook de vissen verschijnen die van waterplanten houden, zoals zeelt en ruisvoorn. Maar vissen zijn er overal. Ze reizen via de grachten tussen Noorzeekanaal en Amstelboezem. Alles staat in open verbinding en de vissen maken daar gebruik van.
Hete zomer
“Tijdens de hittegolf eind juli dit jaar waren we blij verrast dat het zuurstofgehalte niet lager kwam dan 3,5 mg/l”, vertelt Ouboter. Het gemiddeld zo’n twee meter diepe grachtenwater had toen zelfs op de bodem een temperatuur van 25 graden Celsius. Behoorlijk warm dus, en een conditie waarin meer zuurstof wordt gevraagd door de actievere bodembacteriën. Ondanks het hete weer bleek het niet nodig te zijn de grachten door te spoelen. “We kunnen dit doen als het nodig is, maar we zijn er door de verbetering van de waterkwaliteit al sinds 2010 mee gestopt.”
Zoutgehalte
Waternet meet niet alleen het zuurstofgehalte en de meststoffenconcentratie in het stadswater, maar ook het zoutgehalte. Dit gebeurt aan de hand van de geleiding, niet met het oog op verontreiniging, maar om de herkomst van het water te kunnen vaststellen. Want het Amsterdamse grachtenwater is afkomstig van meerdere bronnen, zowel zoet als zout (brak).
“Het brakke water komt uit het Noordzeekanaal,” legt Ouboter uit. “Bij het schutten van boten met de Zeesluis, in IJmuiden, stroomt zout Noordzeewater naar binnen. De dagelijkse eb- en vloedgolf merken we hier in de stad aan een lichte waterstijging. Het zoete water in de Amsterdamse watergangen is afkomstig van het boezemwater dat uit de polders wordt gemalen naar de boezem waar het grachtenstelsel deel van uitmaakt.”
Eb en vloed tot in de stad
Eb en vloed zijn nu dus nauwelijks merkbaar, maar tot aan de bouw van de Oranjesluizen in 1872 maakte Amsterdam intensief gebruik van eb en vloed om de watergangen in de stad – die als ‘open riool’ dienden – door te spoelen. Toen het Noordzeekanaal werd gegraven en de toegang tot de Zuiderzee in het oosten (bij de Oranjesluizen) werd afgesloten, kon het getij van de Zuiderzee de stad niet meer bereiken. Doorspoeling door het getij werd vervangen door aanvankelijk, in 1872, een noodgemaal, en vanaf 1878 door gemaal Zeeburg (een stoomschepradgemaal), dat water uit de Zuiderzee de stad in pompte.
Persleiding
Om het doorspoelen van de grachten met gemaal Zeeburg in 1872 effectiever te maken werd riolering aangelegd in de nieuwe wijken buiten de grachtengordel. De riolen verzamelden poep en pies in tanks in de straat, die geleegd werden door ze vacuüm te zuigen. Dit inzamelen met een vacuümriool werkte steeds moeizamer toen steeds meer huizen werden aangesloten op drinkwater en het rioolwater te erg verdund raakte. Ouboter: “In 1913 werd daarom een rioolgemaal in bedrijf gesteld aan de Zeeburgerdijk. Met een persleiding van ruim zes kilometer werd het afvalwater van de stad afgevoerd naar de Zuiderzee”.
Grachten schoon na 400 jaar
Het heeft vier eeuwen moeten duren voordat de kwaliteit van het grachtenwater zo goed is als tegenwoordig. Tegenwoordig loost de nieuwe Zuivering-West buiten de stad op het Noordzeekanaal, en niet meer op Amstel en IJ. Binnen enkele jaren moeten alle woonarken en -schepen op het riool zijn aangesloten.
Overstort na forse regenval blijft, ook in andere Nederlandse steden overigens. Hoewel Amsterdam voor de ‘nieuwe’ wijken, die na 1900 werden gebouwd, een gescheiden rioolstelsel invoerde, en hiermee zijn tijd vooruit was, heeft een kwart van de stad (voornamelijk de binnenstad) nog een gemengde riolering. Regenwater en huishoudelijk afvalwater komen dus in hetzelfde afvoersysteem terecht, met kans op overbelasting en de noodzaak tot overstort.
Groene daken en innovatieve rioolbuizen
Om Amsterdam meer waterproof te maken en de riolering te ontlasten, wordt nagedacht over maatregelen die ertoe moeten leiden dat regenwater langer opgeslagen wordt voordat het wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Sympathieke oplossingen zijn bijvoorbeeld groene daken en daken met een dijkje, zoals het Polderdak Zuidas. Ook wordt gezocht naar vernieuwing van het rioolstelsel zelf, zoals infiltratieriolen (IT-riolen), waarin het regenwater niet alleen wordt getransporteerd, maar ook langzaam in de bodem kan infiltreren via de doorlatende buizen.