Het najaarscongres dat het Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap op 28 november houdt moet de opmaat zijn voor een ‘bezinningstraject’ dat in 2017 zal uitmonden in een professionele gedragscode voor Nederlandse historici. Waarom is zo’n code nodig en is dat een goed idee?
Wat vinden wij een goede historicus? Iemand met hart voor zijn studenten, of iemand die scherpe opiniestukken schrijft? Of is een echte historicus iemand die wekenlang in een archief zit om de onderste steen boven te krijgen? Bestaat er op basis van historische voorbeelden consensus over wanneer de persona van de historicus zozeer in het gedrang komt, dat we spreken over ‘onethisch’ of ‘onprofessioneel’ gedrag? Het zijn voorbeelden van vragen waar het Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap (KNHG) het graag over wil hebben op zijn najaarscongres, op 28 november in Den Haag.
Uiteindelijk zouden de discussies zelfs een opmaat moeten zijn voor een ‘gedragscode voor Nederlandse historici’. Dit naar het voorbeeld van het buitenland, waar in landen als Australië en de VS al lang een ‘code of ethics and professional standards for historians’ bestaat. Op de sociale media klommen mondige historici verontrust in de pen. Waar is een ethische code voor historici voor nodig? Wordt dit een soort geschiedenispolitie, die voor hen gaat bepalen wat goede en slechte geschiedschrijving is?
Computertechnieken
Zo heeft het KNHG het niet helemaal bedoeld, blijkt uit navraag. Hoewel een ‘gedragscode’ anders doet vermoeden, gaat de discussie die het KNHG wil beginnen nadrukkelijk níet over integriteit. “De academische historische methode van transparantie, bronnenkritiek en goede verwijzingen is zonneklaar en staat niet ter discussie,” legt Susan Legêne, voorzitter van het genootschap uit. “We willen hiermee inspelen op recente veranderingen in het vakgebied, die zowel vanuit de technologie als de politiek komen.”
De mogelijkheden van digitalisering hebben de laatste jaren gezorgd voor een ware revolutie in de geesteswetenschappen, doordat grote hoeveelheden bronnen op hele nieuwe manieren doorzocht kunnen worden. “Bronnen die digitaal zijn ontstaan (audio-visuele mediabestanden, maar bijvoorbeeld ook documenten die alleen digitaal bestaan en zijn opgeslagen), en gedigitaliseerde archieven zijn heel anders van aard dan traditionele archiefstukken,” zegt Legêne. “De inhoud en locatie van zo’n digitaal bestand ligt niet meer vast, maar kan gemanipuleerd worden. Of op een andere manier opgeslagen waardoor de verwijzingen niet meer vanzelfsprekend kloppen. Zijn we als historici klaar om daar goed mee om te gaan?”
Daarnaast verandert de regelgeving rond openbaarheid en privacy ook voortdurend. Ook hierop wil het KNHG inspelen. “Historici creëren steeds vaker zelf bronnen, door bijvoorbeeld interviews af te nemen met ooggetuigen en die interviews vervolgens digitaal op te slaan. Dat zijn vaak verhalen die in vertrouwen worden verteld. Het vragen van toestemming om die bron openbaar te maken (‘informed consent’, zoals dat in de wetenschap heet) is dan lastig. Maar collega-historici moeten je bronnen wel kunnen verifiëren,” aldus Legêne. “Hoe ga je daarmee om?”
“Ik denk zelf dat het van belang is dat de historicus meer verstand krijgt van de computertechnieken die tegenwoordig achter digitale bronnen zitten,” vervolgt ze. “Een historicus zou moeten weten hoe digitale bronnen gemanipuleerd kunnen worden en of dat sporen achterlaat, zodat ze daar rekening mee kunnen houden. Dat is iets waar bijvoorbeeld ook de universitair docenten die vakken over bronnen en methoden geven zouden moeten nadenken.”
Gezaghebbend
De discussie over professionaliteit van de historicus in de hedendaagse samenleving wil het KNHG – het blijven historici – vooral vanuit de geschiedenis voeren. Hoe gingen historici in vroeger tijden om met ethiek of macht? Zijn daar lessen uit te trekken?
Het KNHG vindt zichzelf de aangewezen instantie om de discussie over een ‘gedragscode’ – Legêne spreekt liever van een ‘beroepscode’ – te beginnen. “Wij zijn als genootschap in staat veel historici bijeen te brengen om de discussie te voeren, daarmee kunnen we een stuk produceren dat gezag heeft in het veld. Maar het gaat om discussie en reflectie op het vakgebied onder invloed van allerlei hedendaagse veranderingen, niet om het morrelen aan de academische historische standaard of om afdwingbare regels.”
De uitleg van het KNHG kan de meest uitgesproken critici op de sociale media, zoals de Leidse politiek historicus Geerten Waling, echter vooralsnog niet overtuigen. “Een gedragscode leert ons geen computertechnieken en waarborgt ook geen rechten. Het KNHG zou vertrouwen moeten hebben in de vakopleiding van historici dat technieken, plichten en gebruiken goed worden aangeleerd. Blijkbaar is dat vertrouwen er nu niet. Dat is een pijnlijke constatering.”