Woorden als ‘raap’ en ‘raat’ verschillen maar in één klank van elkaar. Toch kunnen vierjarige kinderen het verschil over het algemeen goed leren. Hoe makkelijker ze dit doen, hoe sneller ze daarna leren lezen. Dat blijkt uit het promotieonderzoek dat Merel van Goch uitvoerde aan de Radboud Universiteit.
Als kinderen of volwassenen moeite hebben met lezen, zorgt dat voor grote problemen. Daarom wordt er op de basisschool veel tijd in gestoken in goed leren lezen. Hoe snel en makkelijk dat gaat, is per kind verschillend, en afhankelijk van allerlei factoren; bijvoorbeeld hoeveel een kind wordt voorgelezen door zijn ouders. Maar ook de manier waarop een kind klanken uit zijn moedertaal van elkaar kan onderscheiden: hoort het een verschil tussen een peer en een beer, een raap en een raat?
Het kunnen onderscheiden van zulke klankverschillen is onderdeel van onze fonologische kennis, onze kennis van klanken. In haar proefschrift richtte Merel van Goch zich op fonologische voorspellers van geletterdheid. Daarvoor nam ze in 2011 een grote reeks testjes af bij alle schoolgaande vierjarigen in haar geboortedorp Schijndel. “Veel kinderen vonden het leuk om over taal te praten. Want dat doen ze niet zo vaak, terwijl ze toch een sterk talig bewustzijn hebben”, aldus de taalwetenschapper.
Nieuwe woorden
Van Goch wilde vooral weten hoe specifiek klanken worden opgeslagen in ons brein. “Als kinderen klein zijn en nog niet zo’n grote woordenschat hebben, liggen de klanken van die woorden in hun hoofd nog niet zo precies vast. Maar als ze meer woorden leren, is de kans groot dat een nieuw woord zoals peer, lijkt op een woord dat ze al kennen: beer. Dan moeten ze leren dat peer niet een andere uitspraak is van beer, maar een heel nieuw woord, dat apart opgeslagen moet worden.”
De vraag hoe kinderen woorden als klankeenheden opslaan is niet makkelijk te meten, vertelt de onderzoeker: “In het verleden zijn er verschillende tests voor ontwikkeld, allemaal met hun eigen beperkingen. Wij kozen voor een heel nieuwe benadering: we lieten kinderen nieuwe woorden leren, waarvan zeker was dat ze ze nog niet kenden, en die sterk op elkaar leken, zoals raap en raat.”
Computerspelletje
De kinderen leerden de nieuwe woorden aan de hand van een computerspelletje. Ze zagen steeds vier plaatjes op een computerscherm. Twee daarvan waren bekende woorden als bal en auto. De andere twee woorden waren op elkaar lijkende woorden (zoals aap en aar), waarvan er één bekend was. Door bekende woordjes weg te strepen, leerden ze op een speelse manier de nieuwe klankcombinaties die hoorden bij de overgebleven plaatjes. “Aan het eind van de testjes werd gekeken of ze de woorden als aparte woorden hadden onthouden. Dat lukte redelijk goed”, aldus de onderzoeker.
Hoe goed de kinderen in staat waren deze minimale verschillen te leren, bleek ook nog eens door te werken wanneer ze echt gingen leren lezen. Van Goch testte de leesvaardigheid bij dezelfde kinderen toen ze in groep drie zaten. Kinderen die in de kleuterklas goed waren in het herkennen van minimale paren zoals raap en raat, lieten in groep drie betere scores zien op verschillende aspecten van leren lezen.
Oefenen met rijm
Het leren van woorden die op elkaar lijken, noemt Van Goch in haar proefschrift het leren van lexicale specificiteit. Volgens de taalwetenschapper is het een missende schakel in het onderzoek naar beginnende geletterdheid. Het blijkt namelijk ook een voorspeller te zijn voor iemands latere woordenschat en de manier waarop hij of zij letters en woorden kan uitspellen.
Hoe kun je deze specifieke vaardigheid bij kinderen trainen? “Je kunt oefenen met rijmwoorden. Nu leren kinderen woorden vaak thematisch, maar je kunt ook woorden aanbieden die qua klank op elkaar lijken. Daarmee vergroot je het fonologisch bewustzijn. Maar ook door kinderen te leren dat iedereen woorden anders uitspreekt: je oma spreekt anders dan je moeder, en iemand uit het zuiden van het land klinkt niet hetzelfde als iemand uit het noorden.”
Van Goch werkte overigens alleen met kinderen die een normale taalontwikkeling hebben en die eentalig zijn. Maar de uitkomst van dit onderzoek kan wellicht ook bijdragen aan methodes voor kinderen die moeite hebben met lezen: bijvoorbeeld door een tweetalige opvoeding, door een taalontwikkelingsstoornis of dyslexie. “Er lopen op dit moment allerlei vervolgstudies. Daarin wordt gekeken of het leren van woorden die op elkaar lijken, ook deze groep kinderen kan helpen.”