Naar de content

Kinderarbeid veelal onbetaalde hulp

Een jongen wast zijn handen in een gootsteen.
Een jongen wast zijn handen in een gootsteen.
clogozm

Bij het woord ‘kinderarbeid’ denk je al snel aan kinderen die kleding of voetballen maken in sweatshops. Dat is niet het complete beeld. Sociologe Ellen Webbink laat in haar promotie, op 16 mei, zien dat kinderen in ontwikkelingslanden voornamelijk onbetaald werk verrichten binnen de eigen familiekring.

Hoewel de heersende opinie is dat kinderen naar school moeten en niet zouden moeten werken, zijn er wereldwijd meer dan 200 miljoen kinderen betrokken bij kinderarbeid. Hoe komt het dat er nog zoveel kinderen werken? Je hoort vaak dat het vooral de arme kinderen zijn in ontwikkelingslanden die werken. Maar er spelen veel meer factoren een rol dan armoede alleen. Ook omgevingsfactoren, zoals cultuur, de vraag naar kinderarbeid, en de nabijheid van scholen maken dat er allerlei verschillende vormen van kinderarbeid bestaan.

In haar promotieonderzoek aan de Radboud Universiteit Nijmegen stelde Webbink voor kinderen in de leeftijd van 8 tot 14 jaar in 16 landen in Afrika vast welke factoren bepalen dat kinderen werken. Gebruikmakend van de Database Developing World, richtte zij zich daarbij op het niveau van het kind zelf en zijn omgeving. Zo kan een completer beeld geschetst worden dat meer recht doet aan de dagelijkse realiteit van kinderen in ontwikkelingslanden.

Werken en/of naar school

De meeste kinderen werken in onzichtbare en onbetaalde vormen van kinderarbeid. Tachtig procent van de kinderen in ontwikkelingslanden is betrokken bij werk in of rondom het huis. Meisjes helpen dan voornamelijk in het huishouden en jongens vaker op de familieboerderij of kleine bedrijfjes. Slechts een minderheid (gemiddeld minder dan 10 procent) werkt betaald, bij een bedrijf. De kinderen die betaalde arbeid verrichten werken doorgaans ook meer uren, tot en met fulltime.

Als kinderen veel tijd besteden aan kinderarbeid (meer dan 26 uur per week), gaan ze vaker niet naar school. Dat verband is het sterkst voor kinderen die werken in betaalde kinderarbeid, want dat is door de reistijd en werkroosters het lastigst te combineren met school. Kinderen die thuis werken lukt het veel vaker ook nog naar school te gaan.

Inzetbare hulpbronnen

Wanneer de ouders arm en laaggeschoold zijn, zullen kinderen vaker een steentje moeten bijdragen. In haar analyses ziet Webbink dat aanwezige hulpbronnen, in de vorm van welvaart en opleidingsniveau van de ouders, ervoor zorgen dat kinderen minder werken.

Daarnaast werken kinderen meestal minder in het huishouden en familiebedrijf als er basisvoorzieningen, zoals water en elektriciteit, in de buurt zijn. Er is dan ook gewoon minder werk te verzetten, omdat bijvoorbeeld lange wandelingen naar verre waterputten niet nodig zijn.

Een jongen wast zijn handen in een gootsteen.

Een kraan in huis kan ertoe bijdragen dat kinderarbeid vermindert. Als je het water niet eerst hoeft te gaan halen, is de afwas een stuk sneller gedaan.

clogozm

Maar in bepaalde regio’s leidt de aanwezigheid van hulpbronnen juist tot meer uren onbetaalde kinderarbeid. In sommige landelijke gebieden in Azië neemt de economische bedrijvigheid toe waar elektriciteit direct beschikbaar is. Dan is er ook voor kinderen juist meer werk te doen.

Taakverdeling in gezin

Het werk wordt binnen een gezin vaak verdeeld onder de leden. De gezinsstructuur is daarom ook van invloed op kinderarbeid. Zo werken kinderen minder als ze in een extended family leven met andere volwassenen, zoals ooms en tantes en opa’s en oma’s.

Webbink stelde ook vast dat de heersende cultuur van invloed is op het werk dat kinderen verzetten. Zo doen meisjes in de traditionelere gebieden van Azië vooral huishoudelijk werk, terwijl jongens vooral in familiebedrijfjes werken om die later over te nemen. In de meest traditionele gebieden in Azië komt het er meer op neer dat meisjes niet mógen werken in plaats van dat ze het niet hoeven.

Dat beeld ziet Webbink dan weer niet in Afrika: daar dragen jongens en meisjes, ook in de traditionelere regio’s, beiden hun steentje bij.

Beleid op maat

Uit Webbink’s onderzoek blijkt dat kinderen betrokken zijn bij verschillende soorten werk en dat de invloedrijke factoren per regio verschillen.

Haar bevindingen kunnen dus interessant zijn voor beleidsmakers.Internationale hulporganisaties en nationale overheden van ontwikkelingslanden willen graag dat kinderen meer naar school gaan en minder werken.

Bij het nemen van maatregelen hiertoe is het belangrijk de factoren die van invloed zijn op de omvang van kinderarbeid te onderkennen. Een maatregel die in de ene regio een gunstig effect heeft op het terugdringen van kinderarbeid, kan namelijk een averechts effect hebben in een andere regio.