Naar de content

Jongleur met bits

Recensie van documentaire ‘The bit player’

Martijn Heule

Wiskundige Claude Shannon zette met één baanbrekend artikel in 1948 de communicatietheorie op poten en jongleerde graag op een eenwieler. ‘The bit player’ is een vakkundig gemaakte documentaire over deze briljante wetenschapper.

De term ‘bit’ heeft hij niet zelf verzonnen, maar door zijn werk werd het een begrip waarvan het universele belang ingezien werd, en dat nu iedereen kent. Wiskundige en elektrotechnicus Claude Shannon legde de theoretische basis voor een tak van wetenschap die zich bezighoudt met vragen als: ‘Wat is de maximale capaciteit (in bits per seconde) van een communicatiekanaal?’ en ‘Hoeveel foute bits kan ik corrigeren met een bepaalde codering?’

Speelse knutselaar

Echter, de documentaire ‘The bit player’ focust niet op de theorie, maar op de mens Shannon, en dat pakt goed uit. Shannon was geen stijve man in een witte jas – sowieso een cliché dat zelden klopt – maar een speelse knutselaar, die liever thuis in zijn werkplaats zat dan in een laboratorium of collegezaal.

‘Hij klonk nooit als een wetenschapper, maar als een kunstenaar’, aldus zijn eerste vrouw. En Shannon zelf zei: ‘Ik ben net een science fiction-schrijver.’ Aan wetenschappelijke artikelen schrijven had hij overigens een hekel; als hij eenmaal iets bedacht en uitgewerkt had, interesseerde publicatie en het prestige dat dit eventueel oplevert hem nauwelijks.

Claude Shannon leert zijn dochter rijden op een eenwieler.

Still uit The Bit PLayer

Een belangrijk deel van de documentaire bestaat uit interviews met de bejaarde Shannon die in zijn chaotische werkplaats zit, waarbij zijn tweede vrouw als ironische side-kick fungeert. Shannon is in 2001 overleden, en leed jaren daarvoor al aan Alzheimer, en toch raak je half overtuigd dat die interviews authentiek archiefmateriaal zijn. Dat is niet zo: het zijn bewaard gebleven teksten van interviews in de jaren negentig, nagespeeld door een acteur die veel op hem lijkt. Ook zijn scénes uit zijn jeugd nagespeeld door een jongere acteur. Het is allemaal knap gedaan, en de afwisseling met echt archiefmateriaal valt nauwelijks op.

Klassiekers

Claude Shannon wordt in het begin van de documentaire geïntroduceerd als een ondergewaardeerd genie dat naast Isaac Newton of Albert Einstein in het pantheon van de wetenschap zou moeten staan. Dat is een beetje overdreven. Shannons werk behoort zeker tot de klassiekers van de moderne wetenschap, maar zijn tijd ver vooruit was hij niet.

Als Newton of Einstein er niet waren geweest, had het nog wel vijftig jaar kunnen duren voordat iemand anders diezelfde briljante ingevingen had gehad. De ideeën waar Shannon mee aan de slag ging, hingen in de jaren veertig in de lucht. Van de praktische kant kwamen ze voort uit de ontwikkeling van de elektrotechniek en de eerste programmeerbare rekenapparaten, en aan de theoretische kant had het werk van de Brit Alan Turing – aartsvader van de computer – in de jaren dertig hem de weg gewezen. Shannon kende en waardeerde het werk van Turing, en ze gingen in 1943 twee maanden lang vriendschappelijk met elkaar om in Washington, toen Turing daar gedetacheerd was door de Britse geheime dienst om met de Amerikanen samen te werken aan het kraken van Duitse geheimschriften.

Romeinse cijfers

Maar dat is bijzaak. Als de nagespeelde interviews in de film een juiste indruk geven, interesseerde het Shannon zelf niets of hij wel de geschiedenis in zou gaan als de evenknie van een Einstein of een Turing. Behalve in theoretisch onderzoek, stak hij zijn energie net zo lief in jongleren terwijl hij op een eenwieler reed, of het bouwen van een rekenmachine voor Romeinse cijfers (‘Ik geloof niet dat er een grote markt voor is’, verklaarde hij droogjes), of een mechanische muis die de weg in een doolhof kon vinden.

‘The bit player’ is een vakkundig gemaakte, nostalgische film over een briljante wetenschapper in een tijdperk dat onderzoekers nog straffeloos speels konden zijn in hun onderzoek. De film gaat niet diep in op de wetenschappelijke inhoud van zijn werk, maar brengt hem als mens in toepasselijke jaren vijftig kleuren tot leven. Voor die inhoud kun je trouwens nog steeds goed terecht bij zijn klassieker uit 1948, A Mathematical Theory of Communication. Het is een kraakheldere verhandeling die, zelfs als je alle formules overslaat, in de eerste hoofdstukken een goed beeld geeft van zijn theorie.

Bekijk de trailer
ReactiesReageer