Vandaag is de Dag van de Franse Taal. Speciaal voor de gelegenheid liet onze taalredacteur zich in de collegebanken onderdompelen in het Frans. Universitair docent Jenny Doetjes gaat tijdens dit college in op de klankstructuur van het Frans. Welke klanken kunnen we onderscheiden en hoe gedragen die zich in de context van het woord?
Vandaag volg ik een college Franse taalkunde aan de Universiteit Leiden, samen met nog een stuk of twintig studenten. Onze docent is Jenny Doetjes, die ons kennis laat maken met de fonologie – de klankstructuur – van het Frans. Die is anders dan de klankstructuur van het Nederlands, of van een willekeurige andere taal. Want elke taal heeft zijn eigen fonologie. De uitspraakregels van onze moedertaal zijn ons met de paplepel ingegoten. En daarom is het ook zo vreselijk moeilijk om ze niet te laten horen, als we een vreemde taal spreken.
‘Allo ‘allo!
Als een Fransman Nederlands spreekt, zal je het Frans vaak terughoren in zijn uitspraak. Hij heeft misschien moeite met de h, die hij in zijn eigen taal niet uitspreekt: hij zegt allo voor hallo. Of hij spreekt de n niet uit in pardon, waarbij hij de o nasaal laat klinken, net als in zijn moedertaal.
Omgekeerd zal je een Nederlander die Frans spreekt ook op een accent betrappen. Dat hoor je alleen al aan de Franse leenwoorden in het Nederlands, die zich aangepast hebben aan hun Nederlandse omgeving: capuchon spreken we uit met een n op het eind, in het Nederlandse gourmet klinkt vaak een k aan het begin en een t op het eind. En ook de Nederlandse kwasant mist de ‘elegance’ van de Franse croissant.
Een dergelijk accent kan ik overigens niet bespeuren bij onze docent vandaag, en ook de studenten weten zich al behoorlijk accentloos uit te drukken. Maar ze studeren dan ook niet voor niets Frans.
Minimaal paar
Binnen de fonologie staat het ‘foneem’ centraal. De docent legt ons uit wat een foneem is: een klank met een betekenisonderscheidende functie. In het Nederlands zijn de p en de b bijvoorbeeld twee verschillende fonemen, want als je de een inwisselt voor de ander, krijg je een nieuwe betekenis: zoals in de woorden peer en beer. Ook in het Frans zijn de p en de b twee fonemen, want een pain is een ‘brood’ en een bain een ‘bad’. Twee van zulke woorden, die op basis van één klank verschillen, noemen we ook wel een ‘minimaal paar’. Als je een minimaal paar kunt vinden, heb je dus te maken met fonemen.
Daarnaast bestaan er nog ‘allofonen’: klanken die niet betekenisonderscheidend zijn. De r is een goed voorbeeld. Die kunnen we in het Nederlands op talloze manieren uitspreken. Maar of je het woordje raar nu uitspreekt met huig-r of een rollende tongpunt-r (denk: Jiskefet), het betekent altijd hetzelfde.
Huig-r
Fonemen die in de ene taal voorkomen, hoeven niet voor te komen in de andere taal. In het Chinees bijvoorbeeld, zijn de r en l geen aparte fonemen zoals in het Nederlands. Daar zijn het allofonen: varianten van één foneem. Dat is ook de reden dat Chinezen die Nederlands spreken, soms de r uitspreken als een l. Voor hen is het net zoiets als het variëren tussen een tongpunt-r en huig-r.
De fonemen die we in een taal kunnen onderscheiden, hebben een unieke combinatie van eigenschappen. Ze worden bijvoorbeeld voor of achter in de mond gevormd. Zo is de Nederlandse g-klank een ‘velaire’ klank, omdat hij wordt gemaakt met de achterkant van de tong, in het Latijn velum. De m is een ‘bilabiale’ klank, omdat we bij het uitspreken ervan onze twee lippen op elkaar plaatsen: bi is Latijn voor ‘twee’ en labium betekent ‘lip’.
Loslippige buren
Als we nu klanken combineren tot woorden, zien we soms dat bepaalde klanken zich aanpassen aan hun buurklanken. Luister maar: als je tandpasta snel uitspreekt, hoor je tampasta. Daar valt de d-klank weg en wordt de n-klank bilabiaal, dus met twee lippen, uitgesproken: net als zijn buurman, de bilabiale p. Hetzelfde zie je bij een woord als onbetaalbaar of onmogelijk. Ook daar klinkt het voorvoegsel on- als om-.
In het Frans komen we de volgende woorden tegen: impossible, imbattable tegenover incroyable en invicible. Doetjes vraagt haar studenten hoe het Frans gekomen kan zijn aan die spellingvariatie. Zowel het voorvoegsel im- als in- is immers een negatie. Maar in het Frans spreek je ze hetzelfde uit: namelijk met een nasale klinker en zonder medeklinker. De spellingvariatie maakt echter aannemelijk dat ook hier de n in het voorvoegsel ‘in-’ (on) zich in een vroegere taalfase aangepast heeft aan zijn bilabiale buren. Zo’n aanpassing van klanken noem je ook wel ‘assimilatie’.
Voor het oor gelijk
Tot slot van het college komt het begrip ‘homofonie’ aan de orde. En dat is meteen het laatste begrip voor vandaag, want we gaan spelen met taal! Homofonen zijn woorden die hetzelfde klinken, maar wel iets anders betekenen. In het Frans heb je zo al vijf woorden met elk een eigen betekenis, maar die voor het oor gelijk zijn: les, lait, l’ai, lès en lai. En la menthe (‘de munt’) spreek je op dezelfde manier uit als l’amante (‘de minnares’). Doetjes legt uit dat er vooral in poëzie veel gespeeld wordt met homofonen. Zoals in deze regels van de schrijver Marc Monnier (1829-1885):
_Gall, amant de la Reine, alla, tour magnanime,
Galamment de l’arène à la tour Magne, à Nîmes._
Vertaling: Gall, minnaar van de Koningin, ging grootmoedig
galant van de arena naar de tour Magne in Nîmes
De docent verwijst ook naar het in 1947 gepubliceerde boek van Raymond Queneau (1903-1976): 99 Exercises de Style, een boek waarin hij hetzelfde verhaal op 99 verschillende manieren vertelt. De stijlen variëren van komisch, medisch, filosofisch tot verbaasd. Eén van de stijlen die we ook vinden is Homophonique. Hierin vertelt Queneau hetzelfde verhaal met andere woorden, maar dezelfde klanken. Een voorbeeldzin:
Ange ouvert m’y dit sur la pelle a deux formes d’un haut obus (est-ce ?) j’à peine sus un je nomme (ô Coulomb !) avec de l’adresse autour du chat beau.
Klinkt als…:
Un jour vers midi sur la plate-forme d’un autobus S j’aperçus un jeune homme au cou long avec de la tresse autour du chapeau.
Vertaling: Op een dag rond het middaguur zag ik op het platform van buslijn S een jonge man met een lange hals en een vlecht rond zijn hoed.
Spelen met taal
Of neem de homofone vertaling van Humpty Dumpty’Heures van het Engels naar het Frans, hieronder, geschreven door Luis d’Antin van Rooten: de Franse tekst klinkt min of meer hetzelfde als de Engelse.
Het laat zien dat de fonologie zich bij uitstek leent om te spelen met taal. Ik moet denken aan de briljante liedjes van Kees Torn, waarbij het publiek het laatste woord steeds moet vertalen naar het Engels. Die Engelse woorden kunnen ook geïnterpreteerd worden als Nederlandse woorden (‘Ik wou dat iemand anders even een liedje song’). Een Franse versie is in de maak (‘Sorry dat ik zo over mijn zus soeur’), zegt Torn tijdens één van zijn laatste optredens. Dat zou nog eens een mooi promotiemiddel zijn voor de Dag van de Franse Taal!