Naar de content

'Je moet groots denken als wetenschapspark'

Yann Paul Hengenberg over het potentieel van Nederlandse science parks

Willo Eurlings/Flickr, CC BY NC 2.0

Op science parks wordt academische kennis omgezet in nieuwe _high tech_-producten, wat ze belangrijk maakt voor onze kenniseconomie. Maar om echt te floreren, moeten Nederlandse kennisparken inniger samenwerken om meer investeerders te trekken, vindt Yann Paul Hengstenberg, die de wetenschapsparken onderzocht.

Thuisbezorgd.nl is er één, net als Booking.com en Dealerdirect/ikwilvanmijnautoaf.nl: bedrijven die ooit klein begonnen op een wetenschapspark, een innovatieve hub van bedrijven gekoppeld aan een lokale universiteit en soms ook hogeschool. Daarnaast zien ook veel tastbare high tech_-producten het licht op Nederlandse _science parks. Innovatie genoeg dus op wetenschapsparken, maar hoe goed ‘doen’ de bedrijven van student-ondernemers en andere universitair betrokkenen het eigenlijk?

Student Yann Paul Hengstenberg onderzocht Nederlandse wetenschapsparken en vergeleek er vijf met elkaar. Hij keek daarbij naar de cijfertjes, zoals bijvoorbeeld jaarrekeningen en openbaar gemaakte investeringen, maar interviewde ook ondernemers en andere betrokkenen bij de wetenschapsparken. Ook bestudeerde hij science parks elders in Europa.

Yann Paul Hengstenberg

studeerde eerder dit jaar af op de relatie tussen science parks in grensgebieden en buitenlandse investeringen, als onderdeel van zijn Bachelor in European Public Administration aan de UT. Inmiddels volgt hij daar een Masters in Business Administration met als specialisatie Innovatie en Ondernemerschap en is hij werkzaam voor KPMG. Volgend jaar hoopt hij samen met studiegenoten een eigen spin-off op te zetten en daarbij ook als ondernemer gebruik te maken van de expertise van Kennispark, het science park verbonden aan de UT.

Je hebt inmiddels heel wat science parks bezocht. Wat kwam je allemaal tegen?

“Van alles! Wetenschapsparken verzorgen lezingen en colleges aan de universiteit, bijvoorbeeld over technologische innovatie en je eigen bedrijf opzetten. Maar vooral de zogenaamde spin-off bedrijven of technostarters springen in het oog. Dit zijn bedrijven die studenten of personeel van de universiteit opzetten om hun kennis van nieuwe technologieën te gebruiken om producten op de markt te brengen. Zoals technologische snufjes als een nieuw soort lab on a chip, waar Medimate een voorbeeld van is. Maar het is heel divers, er worden bijvoorbeeld ook websites gecreëerd die het makkelijker maken zaken te boeken of te plannen. Zo is Booking.com ooit begonnen als spinn-off, verbonden aan de Universiteit Twente.”

Vaak zijn regionale overheden betrokken bij de science parks. Zo geven sommige gemeenten subsidie of helpen ze de infrastructuur zo gunstig mogelijk in te richten. Andere beginnende ondernemers krijgen die steun doorgaans niet. Waarom hebben start-ups op een science park zo’n speciale positie?

“Dat heeft alles te maken met de idealistische doelstellingen van wetenschapsparken in Nederland, die dan ook vaak worden opgezet door stichtingen. Een belangrijk ideaal is allereerst dat de kennis van universiteiten of andere kennisinstituten omgezet wordt in concrete producten of diensten die nuttig zijn voor de maatschappij. Daarnaast passen wetenschapsparken prima in het streven van Nederland om als kenniseconomie aan de weg te timmeren.”

“Lokale overheden hopen bovendien dat de innovatieve producten van vaak jonge ondernemers hun regio economisch gezien een flinke oppepper geeft. In Twente, de regio waar ik woon, is dat bijvoorbeeld een belangrijk doel. Sinds de teloorgang van de textielindustrie in de jaren tachtig en negentig kent die streek een relatief hoge werkloosheid. Met een hub van high tech bedrijven die onder meer de expertise van de Universiteit Twente op het gebied van nanotechnologie toepassen op wetenschapspark Kennispark hoopt de regio op een nieuw soort economische bedrijvigheid.”

Hoewel er heel veel verschillende bedrijfjes op science parks zijn, hebben ze met elkaar gemeen dat ze allen gebruik maken van relatief nieuwe (informatie en communicatie) technologie.

Willo Eurlings/Flickr, CC BY NC 2.0

In hoeverre slaagt Kennispark daarin?

“Enerzijds is Kennispark erg succesvol. Van de vijf Nederlandse wetenschapsparken die ik onderzocht, telde Kennispark bijvoorbeeld de meeste start-ups: meer dan vierhonderd. Het overgrote deel daarvan bestaat bovendien nog na vijf jaar en draait met winst. Tegelijkertijd groeien veel bedrijven niet door. Ze blijven klein tot middelgroot. Doorgaans werken er gemiddeld zo’n vijftien mensen. De ondernemers die ik interviewde dachten dat dit kwam omdat, in vergelijking met regio’s met meer steden, randregio’s als Twente minder bedrijvigheid kennen. Dat maakt het bijvoorbeeld lastiger om relevante zakelijke contacten te leggen waaruit weer nieuwe deals voortkomen.”

Dromen van Silicon Valley

Het eerste science park ter wereld was het Stanford Research Park (1951). Het ligt aan de zuidkant van de Baai van San Francisco in de Amerikaanse staat Californië. Nadat bedrijven in en net buiten het science park zich in silicon chips begonnen te specialiseren kreeg het gebied de bijnaam Silicon Valley. Het Stanford Research Park bracht bedrijven als Hewlett-Packard, IBM en, meer recentelijk, Facebook voort. Ook wordt het gezien als de motor achter andere bedrijvigheid in Silicon Valley, onder meer door de links die high tech giganten als Apple en Google met Standford University onderhouden. In een poging het succes van Silicon Valley te evenaren, werden er al snel wereldwijd science parks opgezet.

“Het is inderdaad zo dat bedrijven in science parks die in regio’s liggen die gelden als economische knooppunten doorgaans sneller groeien. Zo is het gemiddelde aantal werknemers per start-up in science parks in Amsterdam, Leiden en Eindhoven respectievelijk 38, 51 en 74. Tegelijkertijd is dat ook weer niet zo veel. Als we naar de cijfers kijken zie je dat echte klappers als Booking.com vooralsnog zeldzaam blijven.”

In je scriptie hamer je erop dat science parks in randgebieden – en eigenlijk alle Nederlanse science sites – dringend meer buitenlandse investeerders moeten gaan aantrekken. Waarom is dat zo belangrijk?

“Uit onderzoek blijkt dat veel Nederlandse beginnende bedrijven het kapitaal missen om al hun doelen te verwezenlijken. Daarnaast vindt er bij investeringen door buitenlandse investeringsfirma’s vaak een soort steen-in-de-vijver-effect plaats. Als een buitenlandse investeerder geld stopt in een bepaald product, dan krijgt zo’n product al snel de status hot te zijn. Als de Amerikanen of de Chinezen ermee weglopen moet het wel echt iets zijn. Daarnaast kan zo’n buitenlandse investering tot meer publiciteit leiden. In het kielzog van een buitenlandse investeerder volgen dan ook vaak meer geldschieters.”

Kun je daar eens een voorbeeld van geven?

“Een tijd terug opende het Amerikaanse Cottonwood European Technology Fund een Europese dependence op Kennispark. Het investeerde enkele miljoenen in veelbelovende start-ups op Kennispark zoals Urekite, de eerste wereldwijde aanbieder van flexibele keramieken opgebouwd met behulp van nanotechnologie, en Clear Flight Solutions, een bedrijf dat vogels vreedzaam probeert te verjagen met drones. Vervolgens begon KPN Ventures ook in deze bedrijven te investeren. Daar hield het overigens niet op. Inmiddels investeren KPN en Cottonwood samen in OPNT, een spin-off van het Amsterdamse science park.”

“Maar het gaat niet slechts om de financiële injectie. Als een bedrijf eenmaal samenwerkt met een buitenlandse investeerder, kan het vaak ook profiteren van de internationale contacten van de nieuwe partner. Dan is het gemakkelijker om een product in China, de Verenigde Staten of een ander land te lanceren. En dan kan een klein bedrijf zomaar ineens een reus worden.”

Als je als start-up een buitenlandse investeerder weet aan te trekken spekt dat niet alleen de kas, je kunt ook gemakkelijker een relevant netwerk opbouwen. Voor spinn-offs in relatief afgelegen gebieden zijn dergelijke contacten extra welkom.

Joyous, Wikimedia Commons via CC BY-SA 3.0

Hoe kunnen Nederlandse science parks aantrekkelijker worden voor buitenlandse investeerders?

“Dit klinkt misschien wat tegenstrijdig, maar juist door niet op hun eigen eilandje te blijven zitten, maar intensief samen te werken met andere science parks. Ze moeten niet alleen wat betreft hun producten groots denken, maar ook qua bereik. Zo moeten science parks in grensregio’s als Twente de krachten bundelen met wetenschapsparken net over de grens: op die manier val je internationaal meer op. Maar uit onderzoek van Euregio blijkt dat ondernemers van Kennispark en die van het Gelsenkirchen science park in het Duitse Ruhrgebiet nog amper van elkaars bestaan op de hoogte zijn.”

“Ook in Nederland mogen science parks groter denken en de krachten bundelen. Als je met Amerikaanse investeerders praat, besef je hoe klein Nederland is. En voor een individueel science park hier is het helemaal lastig internationaal op te vallen. Door expertise te bundelen wordt het echter gemakkelijker jezelf internationaal op de kaart te zetten. Bang dat het allemaal meer van hetzelfde wordt, hoeven we overigens niet te zijn: de meeste bedrijfjes en science parks hebben wel een bepaalde specialisatie. Zo richt Leiden zich vooral op bio-medische toepassingen. Een mooi model dat als voorbeeld kan dienen is het 4TU model. Door zich als een geheel te presenteren, kunnen de Universiteit Twente, TU Delft, TU Eindhoven en Wageningen University zich internationaal krachtiger profileren. En van die grotere internationale aandacht profiteren ze alle vier weer.”

ReactiesReageer