Naar de content

'Inheemse talen zijn belangrijk voor natuurbehoud'

Interview met taalkundige Marine Vuillermet

We kunnen nog veel leren van inheemse talen, vindt taalkundige Marine Vuillermet (Radboud Universiteit Nijmegen). Niet alleen over de variatie die binnen en tussen talen mogelijk is maar ook om de natuur beter te beschermen.

Een Française die in Nederland onderzoek doet naar talen in het Amazonegebied. Het klinkt misschien omslachtig, maar toch is het helemaal niet zo vreemd dat Marine Vuillermet inmiddels alweer een jaar met haar gezin in Nijmegen woont en werkt. “Mijn onderzoek voer ik uit bij Pieter Muysken, die in 1998 de Spinozapremie kreeg,” zegt ze. De hoogleraar Taalwetenschap gebruikte deze hoogste onderscheiding in de Nederlandse wetenschap om de grote talenrijkdom van Bolivia – ruim dertig talen – in kaart te brengen. Binnen het Language in Interaction-consortium doet hij onderzoek naar taaldiversiteit. Vuillermet wordt hier dus omringd met alle benodigde kennis en ervaring.

Leren of bestuderen

Als jong meisje was Vuillermet al gefascineerd door een verscheidenheid aan talen. “Ik weet nog dat ik een man ontmoette die dertien talen sprak. Dat vond ik verbazingwekkend!” Toen ze vijftien was, woonde ze een jaar in Duitsland en leerde ze daar ook de taal. “Maar eigenlijk vond ik het leren van talen minder boeiend dan het bestuderen ervan.” Een studie Taalwetenschap was dan ook een logisch gevolg.

Via een van haar professoren kwam ze terecht in Zuid-Amerika, waar ze inheemse talen hielp beschrijven. Inmiddels heeft ze in totaal zeventien maanden doorgebracht in Bolivia en Peru, waarvan elf maanden bij de Ese’Eja. Dit inheemse volk telt zo’n 1.700 mensen en woont in de grensregio van Bolivia en Peru, in het zuidwesten van het Amazonegebied.

“Tot de jaren zeventig van de vorige eeuw werden de meeste talen in Zuid-Amerika eigenlijk alleen beschreven door missionarissen,” vertelt Vuillermet in het kleine keukentje op haar afdeling in het hoge Erasmusgebouw. “Sommige van hen deden dat erg goed, maar hun voornaamste doel was toch het woord van God verspreiden.”

In de woordenboeken en grammatica’s die zij schreven, dwongen zij de inheemse talen bijvoorbeeld in het westerse schriftsysteem volgens de Spaanse klankleer. “Dat was handig in het contact met de Spaanse taal, maar had niks te maken met hun geschiedenis. In de jaren 90, tijdens de voorbereidingen voor de viering dat Columbus vijfhonderd jaar eerder Amerika ‘ontdekt’ had, werd de roep om officiële erkenning vanuit de inheemse bevolking luider. Daar hoorde ook een eigen alfabet bij.”

Staand of zittend baden

Marine Vuillermet doet onderzoek naar werkwoordserialisering in de talen in het Amazonegebied. Hierbij worden twee of meer werkwoorden direct achter elkaar gezet. In het Ese’Eja kan zo bijvoorbeeld een beweging of een houding aangegeven worden. Vrouwen baden bij de Ese’Eja zittend en zeggen ‘Besa-ani’ (‘Ik ben aan het baden (zittend)’). Mannen baden staand en zeggen ‘Besa-ki’ (‘Ik ben aan het baden (staand)’).

Vuillermet werkt aan een typologie van het verschijnsel voor talen in Zuid-Amerika. “We kunnen dan het gebruik van de constructie vergelijken tussen talen in de Amazone, maar ook met de talen in Afrika en Zuidoost-Azië, waar het gebruik ervan al langer bekend is.”

Talen door een Westerse bril

Waarom is het interessant om je bezig te houden met een kleine taal als het Ese’Eja? “De manier waarop veel van de huidige taalkundige theorieën tot stand zijn gekomen, klopt eigenlijk niet,” stelt Vuillermet. “Deze zijn veelal gebaseerd op West-Europese talen, terwijl die maar een fractie vormen van het totaal aantal talen in de wereld.”

Ter illustratie: mocht heel West-Europa onverhoopt weggevaagd worden, dan zal slechts drie procent van alle talen ter wereld verloren gaan. De talen die in West-Europa worden gesproken maken bijna allemaal deel uit van dezelfde Indo-Europese taalfamilie en verschillen daardoor onderling in veel opzichten niet veel van elkaar. Alleen al in Zuid-Amerika zijn er 117 verschillende taalfamilies.

Nieuwe inzichten

“Het is alsof je Engels studeert en die patronen vervolgens gaat zoeken in de andere talen van de wereld. Dan zie je andere patronen over het hoofd,” licht Vuillermet toe. “We gingen er bijvoorbeeld vanuit dat een bijvoeglijk naamwoord in elke taal gebruikt kan worden om iets te zeggen over een zelfstandig naamwoord. Maar inmiddels is duidelijk dat er ook talen zijn waar het bijvoeglijk naamwoord zich meer als een werkwoord gedraagt.” In zulke talen is het bijvoeglijk naamwoord opgenomen in de werkwoordsvervoeging. Je zegt dus niet ‘het mooie meisje’, maar iets als ‘het meisje is-mooi’. “Dat vind ik een heel interessant gegeven. Het laat je met andere ogen naar taal kijken.”

“Als ik twintig jaar geleden het Ese’Eja zou hebben onderzocht, zou ik heel veel gemist hebben, doordat we toen nog niet met zo’n open blik naar talen keken,” vertelt Vuillermet. “Ik zou bijvoorbeeld de markers van transitieve werkwoorden niet gezien hebben.” In West-Europese talen kan eenzelfde werkwoord overgankelijk én onovergankelijk gebruikt worden: ‘zij breekt het glas’ en ‘het glas breekt’. Het een heeft een lijdend voorwerp bij zich, het ander niet, maar het werkwoord is hetzelfde. In het Ese’Eja zie je aan de vorm van het werkwoord of er een lijdend voorwerp gebruikt moet worden.

Overleven in de Amazone

Het Ese’Eja is slechts één van de 419 talen die in Zuid-Amerika worden gesproken. Vuillermet denkt dat er verschillende redenen zijn voor het grote aantal talen in het Amazonegebied. “Het gebied is erg ontoegankelijk. Daardoor heeft de bevolking lange tijd slechts sporadisch contact met andere culturen gehad. In de Amazone is het in kleine groepen makkelijker om te overleven en het gebied is goed beschermd geweest tegen indringers. Dat zorgt voor veel verschillende volken met elk hun eigen taal.”

Het is niet toevallig dat een gebied met zo’n hoge biodiversiteit als de Amazone ook zo veel talen herbergt. In 2012 publiceerden Amerikaanse wetenschappers een artikel waarin ze stellen dat van de bijna zevenduizend talen in de wereld er bijna vijfduizend voorkomen in gebieden met een hoge biodiversiteit. “De moeilijke leefomstandigheden in zulke gebieden zorgen vaak voor de ontwikkeling van veel kleine gemeenschappen.”

Het Amazoneregenwoud

Phil P Harris via Wikimedia Commons, CC BY-SA 2.5

“Deze kleine gemeenschappen zijn van groot belang voor het natuurbehoud,” benadrukt Vuillermet. “Die mensen weten heel veel van de planten en dieren in hun omgeving. Hun talen zijn er zelfs naar ingericht. Het Tobian (22 sprekers, red.) heeft bijvoorbeeld aparte benamingen voor verschillende groeistadia van vis, hun primaire voedselbron. Zij weten precies in welk stadium de vis het best gevangen kan worden zonder het voortbestaan van de soort in gevaar te brengen.” Het Spaans en het Engels kennen die stadia niet, waardoor het veel lastiger is uit te leggen wanneer de vis gevangen kan worden. Vuillermet: “Hun taalsysteem maakt het relatief eenvoudig om traditionele ecologische kennis over te dragen aan jongere generaties. Als de taal uitsterft, gaat die kennis ook verloren. De inheemse talen zijn ontzettend relevant voor de biodiversiteit.”

ReactiesReageer