Infectieziekten zijn weer terug van bijna weggeweest. Roel Coutinho, hoogleraar epidemiologie en infectieziekten aan Universiteit Utrecht, gaf onlangs een lezing over de infectieziekten van vroeger en nu in het Boerhaave museum. Een epidemie is volgens hem nog steeds niet te voorspellen, maar grote veranderingen in een maatschappij, zoals in de veehouderij, moeten goed in de gaten gehouden worden.
Coutinho begint zijn lezing in het Boerhaave museum met de geschiedenis van de infectieziekten. Hij vertelt dat in 1850 bijna alles in de Amsterdamse grachten gedaan werd: van je kleding wassen tot je behoeftes doen. “Het was een stinkende bende. Ook de slechte woonomstandigheden zorgden ervoor dat een ziekte zoals Tuberculose snel was verspreid”, verklaart Coutinho.
Vanaf 1885 treedt gelukkig verbetering op en is er een daling te zien in het aantal infectieziekten. Rond die tijd werd namelijk bekend hoe ziekten werden overgedragen en de verbeterde hygiëne speelde een grote rol in deze daling.
In het begin van de jaren ’50 van de vorige eeuw kwamen vervolgens antibiotica op de markt en waren er eveneens al diverse vaccins beschikbaar tegen onder andere difterie en polio. Door deze veranderingen daalde het aantal epidemieën.
Nieuwe infectieziekten
Desondanks bleven de cijfers niet dalen. Er kwamen zelfs nieuwe ziektes om de hoek kijken, zoals HIV. Coutinho: “In 1981 waren er pas 5 gevallen bekend van HIV-infectie, dat is nu niet meer voor te stellen.” Het virus HIV was in 1910 in de Belgische kolonie Zaïre al van dier naar mens overgegaan, waarschijnlijk door het jagen op apen. “In deze maatschappij leefden veel mannen en prostitutie kwam veel voor, waardoor het virus zich verspreidde van mens op mens. Toen er evrvolgens leraren Frans uit Haïti werden gehaald om Franse les te geven in de Afrikaanse kolonie, begon het virus zich te verspreiden over de rest van de wereld.” Reizen, dieren en menselijk contact zijn dus typisch voorbeelden van factoren die belangrijk zijn in het verspreiden van infectieziekten.
Aan de andere kant van de wereld, in China, heerst op dit moment Influenza A (H7N9). Het is weer een andere variatie op de griep zoals de bekende vogelgriep (1997) of Mexicaanse griep (2009). De griep is een ziekte die door het influenzavirus wordt veroorzaakt, maar dit virus kan veranderen (muteren). Een virus vermeerdert zich om te kunnen overleven, maar daarbij kunnen er kleine foutjes ontstaan in het nieuwe virus. “De meeste organismen hebben een systeem waarbij deze foutjes worden opgespoord en vaak weer gecorrigeerd worden, maar virussen hebben dit niet,” legt Coutinho uit. De verandering van de genen door die kleine foutjes zorgt er dus in virussen voor dat er een nieuwe variant kan ontstaat.
Voorspellen van de toekomst
Het ontstaan van nieuwe varianten kan ervoor zorgen dat mensen of dieren geïnfecteerd raken met dit ‘nieuwe’ virus. Tegenwoordig is er wereldwijd de afspraak gemaakt dat een stijging in nieuwe aandoeningen gemeld moet worden, maar alsnog is een uitbraak van een infectieziekte moeilijk te voorspellen. Dit komt doordat er zoveel – en vaak onverwachte – factoren meespelen.
De Q-koorts die begin deze eeuw plotseling een vlucht nam, begon bijvoorbeeld in geiten in een Brabants dorpje. Doordat er een quotum was op het te produceren koemelk, werden geiten gebruikt voor het produceren van melk. Geiten worden niet ziek van deze bacterie, maar ze kregen wel miskramen. De stijging in de geitenhouderij en daarbij een stijging in het aantal miskramen bij geiten, zorgde voor een enorme hoeveelheid bacteriën die vervolgens over zijn gesprongen op mensen.
Het is dus belangrijk om eventuele infectieziekten vroeg op te sporen. Vooral binnen landen die op dat moment een drastische verandering ondergaan, zoals op het gebied van ecologie, in de leefomstandigheden of in de maatschappij. Het blijft echter onvoorspelbaar of en hoe een micro-organisme zich aan gaat passen aan de omgeving en of ze een gevaar gaat vormen voor de mens.
Wanneer men echter een infectieziekte op het spoor is, moeten er maatregelen genomen worden om verspreiding tegen te gaan. Zo is er op dit moment bijvoorbeeld een uitbraak van het ebolavirus in West-Afrika. Dit virus verspreidt zich via lichaamssappen van geïnfecteerde personen, en als er geen goede maatregelen genomen worden – zoals slechte hygiëne en contact met patiënten – kan het virus zich blijven verspreiden.
Maar zelfs als wetenschappers denken dat een bacterie of virus gevaarlijk is, wijst de praktijk soms nog wel eens uit dat er niets aan de hand is. Een voorbeeld hiervan is de Mexicaanse griep. Nadat er op grote schaal alarm was geslagen, bleek de ziekte voor de meest kwetsbare groep vaak niet gevaarlijk. De meeste ouderen waren namelijk al eens in aanraking gekomen met deze griepvariant, waardoor hun lichaam dit virus makkelijk kon opruimen. “Er wordt veel onderzoek gedaan en we proberen modellen te maken, maar alsnog kunnen we niet in de toekomst kijken”, aldus Coutinho.