Naar de content

Indonesische studenten lobbyden voor onafhankelijkheid

Ambassadeurs zonder land zochten steun in de jaren twintig

KKITLV collectie, Universiteitsbibliotheek Leiden, Image code 53604.

Soekarno en Mohammad Hatta riepen op 17 Augustus 1945 de onafhankelijkheid van de Republiek Indonesië uit. Hierbij vroegen ze de internationale gemeenschap om erkenning en steun. Maar al lang voor die tijd waren Indonesische activisten actief op het internationale toneel om te pleiten voor zelfbeschikking. Wie waren deze vroege ambassadeurs, en waar probeerden zij die steun te verwerven?

Als we denken over Indonesisch verzet tegen de koloniale overheersing door Nederland, denken we vanzelfsprekend aan gebeurtenissen in Nederlands-Indië zelf. We zien beelden uit de dekolonisatieoorlog (bekend onder de Politionele Acties 1945-1949, red.) voor ons van kleine strijdgroepen die in de rijstvelden van Java Nederlandse militairen onder vuur namen. Ook denken we aan Soekarno die vlammende speeches hield voor grote massademonstraties, of – sinds het onlangs verschenen opzienbarende proefschrift van de Zwitserse historicus Rémy Limpach – aan martelingen, standrechtelijke executies en andere oorlogsmisdaden waarmee Nederlandse troepen de macht probeerden te heroveren.

Indonesiërs geëxecuteerd door Nederlandse soldaten tijdens de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog (1945-1949). Waarom de mannen geen broek aan hebben is onbekend. Misschien om ze te vernederen of om te controleren of ze geen wapens droegen.

Verzetsmuseum Zuid-Holland, publiek domein

Het Indonesisch verzet tegen koloniale overheersing vond echter niet alleen in Nederlands-Indië zelf plaats, en begon niet pas na 1945. Twee decennia voordat de Indonesische dekolonisatieoorlog uitbrak waren Indonesische activisten ver buiten de landsgrenzen bezig internationale steun te zoeken voor de onafhankelijkheid van hun vaderland. Zo richtten Indonesische studenten een politiek bureau op in de Parijse wijk Quartier Latin, en waren ze aanwezig op grote internationale antikoloniale congressen in Brussel. Zij verrichtten eigenlijk het voorwerk waar de nieuwe leiders van de Indonesische Republiek in 1945 op konden voortborduren.

Studentenlobby

Een belangrijke organisatie die in de jaren twintig propaganda voerde voor de onafhankelijkheid van Indonesië was de Perhimpoenan Indonesia (de Indonesische Vereniging, PI). Deze studentenvereniging was opgericht voor de enkele tientallen Javanen, Ambonezen en Sumatranen die in Nederland studeerden. In 1908 gesticht onder de naam Indische Vereeniging was ze aanvankelijk vooral een gezelligheidsclub, maar na de Eerste Wereldoorlog begon ze van karakter te veranderen.

Onder de nieuwe naam ‘Indonesië’ ging de PI pleiten voor een spoedige en onvoorwaardelijke onafhankelijkheid van Nederland. In het verenigingsblad Indonesia Merdeka (Indonesië Vrij) werd de economische achterstelling en onderontwikkeling van de Indonesische bevolking in Nederlands-Indië voortdurend aangevallen, en ook verzetten de studenten zich tegen de censuur en politieke repressie van Indonesische kranten en organisaties.

De studenten van de Perhimpoenan Indonesia, genomen tussen 1924 en 1927, met Mohammad Hatta staande als zesde van links. Bron:

KKITLV collectie, Universiteitsbibliotheek Leiden, Image code 53604.

Uit hun artikelen blijkt dat de PI-studenten hun strijd tegen het Nederlandse bewind opvatten als onderdeel van een internationale beweging tegen kolonialisme en imperialisme. Was hun streven niet gelijk aan dat van Gandhi in Brits-Indië of Atatürk in Turkije? Om deze reden zag de PI het als haar taak de leden – inmiddels zo’n zestig in getal – te interesseren in de antikoloniale strijd in andere delen van de wereld. Ook wilde ze de Indonesische kwestie onder de aandacht brengen van politieke organisaties in het buitenland. Het feit dat ze gesitueerd was in Nederland, dichtbij nationalisten uit andere delen van de wereld die in Parijs, Londen of Berlijn verbleven, kwam goed uit.

Pacifistisch congres

Vanaf 1925 begon de PI studenten naar Parijs en Berlijn te zenden, en delegaties af te vaardigen naar congressen in Brussel en Frankfurt om het bestaan van ‘Indonesië’ en de onafhankelijkheidsbeweging aldaar bekendheid te geven. Zo huurde de 26-jarige Arnold Mononutu een hotelkamer in Quartier Latin in Parijs, een bruisende buurt vol koloniale studenten en activisten. Tegen zijn ouders vertelde hij dat hij ging studeren aan het prestigieuze Institut d’études politiques, maar eigenlijk gebruikte hij zijn tijd om contacten te leggen met Indiase nationalisten, Vietnamese communisten en Franse intellectuelen.

Place Maubmut in de Parijse studentenwijk Quartier Latin rond 1900

Publiek domein

Namens de PI in Nederland werd Mononutu in 1926 bestuurslid van de Association pour l’Étude des Civilisations Orientales, een kleine semipolitieke organisatie die de waarde van Aziatische culturen benadrukte. In deze organisatie zaten ook Indiase, Chinese en Vietnamese nationalisten. Zij pleitten allemaal – overigens ieder op hun eigen manier – voor grotere zelfstandigheid van hun respectievelijke landen van herkomst. Mononutu maakte ook de aanwezigheid van de PI mogelijk op een groot pacifistische congres in Bierville nabij Parijs in augustus 1926. Op deze bijeenkomst van met name Franse en Duitse pacifisten en liberalen, was de PI onderdeel van een ‘Aziatisch blok’ dat stelde dat wereldvrede onmogelijk was zolang de gekoloniseerde volkeren niet vrij waren.

Liga tegen Imperialisme

Het belangrijkste resultaat van hun streven om de Indonesische onafhankelijkheidsbeweging meer bekendheid te geven, was de aanwezigheid van de PI op het oprichtingscongres van de Liga tegen Imperialisme in februari 1927 in Brussel. Deze Liga was een initiatief van de Duitse communist Willi Münzenberg. Hij had zijn contacten aangewend om zoveel mogelijk communistische en antikoloniale nationalistische organisaties uit het Westen en de gekoloniseerde wereld bij elkaar te brengen. Onder de 137 organisaties en 300 aanwezigen was niet alleen Hatta, maar ook Jawaharlal Nehru van de Indiase Congrespartij, functionarissen van de Chinese nationalistische Kwomintang-partij, activisten van het Zuid-Afrikaanse African National Congress en zelfs Albert Einstein als overtuigd anti-imperialist.

Een bijeenkomst op het congres van de Liga tegen Imperialisme in februari 1927 in Brussel. Mohammad Hatta zit vooraan en draait zich om naar de camera. Opvallend is de aanwezigheid van vele activisten uit de gekoloniseerde wereld.

Publiek Domein

Het congres in Brussel was een uitgelezen kans voor de Indonesiërs om zich te presenteren aan de antikoloniale wereld. In drie kwartier beschreef Hatta de rijkdommen van zijn vaderland, maar ook de lange geschiedenis van onderdrukking en achterstelling. In een resolutie spraken de aanwezigen hun sympathie uit voor de Indonesische onafhankelijkheidsbeweging, en riepen zij de Nederlandse regering op werk te maken van onmiddellijke en volledige onafhankelijkheid. Na het congres werd Hatta zelfs verkozen in het uitvoerend comité van de Liga, en op die manier wist de PI zich verzekerd van blijvende contacten in het antikoloniale netwerk.

Propaganda tegengewerkt

De vooraanstaande positie van de PI in Europese antikoloniale netwerken zou niet blijvend zijn. De Nederlandse autoriteiten voerde zware druk uit op de studenten om hun politieke werk te beëindigen, en zetten Hatta en drie andere studenten zelfs enkele maanden gevangen. Vanaf 1927 werd het steeds moeilijker voor de PI om leden te werven en effectieve propaganda te voeren. Ook maakte internationale concurrentie tussen communisten en sociaaldemocraten het bestaan van brede politieke platforms als de Liga tegen Imperialisme grotendeels onmogelijk, omdat het draagvlak voor gezamenlijke politiek afnam. De nieuwe samenwerking van de PI met internationale organisaties zette zich daarom niet door in de jaren dertig, en de meeste studenten keerden terug naar Nederlands-Indië.

De plenaire sessie op het congres van de Liga tegen Imperialisme in 1927 te Brussel, met Mohammad Hatta op de derde rij van het rechter blok.

Publiek Domein

Toch laten de bovengenoemde voorbeelden zien dat de bekendheid van Indonesië, als land dat feitelijk nog niet bestond of onder die naam bekend was, al lang voor de onafhankelijkheidsverklaring van Soekarno en Hatta voorbereid werd. Als twintiger had Mohammad Hatta reeds een uitgebreid internationaal netwerk in de kringen van antikoloniale elites die na de Tweede Wereldoorlog één voor één de macht zouden krijgen in hun respectievelijke landen van herkomst.

Het is dan ook niet verwonderlijk dat Hatta op 30 Augustus 1945, minder dan twee weken na de onafhankelijkheidsverklaring, een beroep deed op zijn oude netwerk. In een bericht aan zijn ‘oude kameraden, waar ze ook zijn’ herinnerde de kersverse vicepresident hen aan de dagen in Parijs, Brussel en elders, en riep hij hen op Indonesië te erkennen en te steunen in haar strijd tegen de Nederlandse overheersing.

De samenwerking binnen de Liga tegen Imperialisme kwam ook terug bij de Bandung conferentie van 1955, waar een groot aantal leiders uit de Derde Wereld samenkwam om zich uit te spreken tegen machtspolitiek tussen de Verenigde Staten en de Sovjet Unie. Toen Soekarno als gastheer het congres opende, zei hij dat deze conferentie in dezelfde geest gehouden werd als de Liga tegen Imperialisme. ‘Veel hooggeachte vertegenwoordigers die hier vandaag aanwezig zijn ontmoetten elkaar eerder op die conferentie en vonden er nieuwe kracht voor hun strijd om onafhankelijkheid.’

Auteur en historicus Klaas Stutje is onderzoeker bij het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis in Amsterdam. Hij promoveerde in 2016 op dit onderwerp aan de Universiteit van Amsterdam.

Verder lezen:
  • Harry A. Poeze, In het land van de overheerser. Indonesiërs in Nederland 1600-1950, Foris Publications, 1986.
  • Klaas Stutje. To Maintain an Independent Course: Inter-war Indonesian Nationalism and International Communism on a Dutch-European Stage. Dutch Crossing: Journal of Low Country Studies 39.3 (2015): 204-220.
ReactiesReageer