Naar de content

‘In de stad valt veel nieuws te ontdekken’

Interview met Menno Schilthuizen over ‘Darwin in de achtertuin’

Freepik, EyeEm

De stedelijke omgeving zit vol met onzichtbare en bijzondere ecosystemen die erop wachten om ontdekt te worden. Ga eropuit en kijk om je heen, betoogt bioloog Menno Schilthuizen in zijn nieuwe boek.

8 mei 2025

Hij noemt zichzelf een massamoordenaar. Sinds zijn kinderjaren vermoordde hij naar schatting honderdduizenden geleedpotigen en weekdieren. De beestjes stierven een wetenschappelijk verantwoorde dood, dat wel. Ze leven onder andere voort in de collecties van natuurhistorische musea.

Evolutiebioloog en onderzoeker Menno Schilthuizen, verbonden aan Naturalis en Universiteit Leiden, is nog altijd het meest geboeid door kevers. Zijn eigen collectie telt vijftienduizend gedroogde en opgeprikte exemplaren. “Mijn interesse voor de kever is toeval”, zegt hij erover. “Het had net zo goed een ander beestje kunnen zijn.”

Die ‘beestjesfase’ waar hij als tiener in terechtkwam, werd voorafgegaan door een schelpenfase, fossielenfase, edelsteenfase en een fase waarin zijn moeder verschrikt dode vogels in de vriezer aantrof. Wie verzamelt, gaat zich dingen afvragen over de ecologie en evolutie van soorten, zegt Schilthuizen. Verzamelen en collecties aanleggen kweekt natuuronderzoekers die op een bepaalde manier in de wereld staan. En iedereen kan dat worden. Ook de amateur zonder professionele opleiding tot bioloog heeft de tools in handen om nieuwe soorten te zoeken en ontdekken. Dat is althans de boodschap van zijn nieuwe boek ‘Darwin in de achtertuin - op ontdekkingsreis in je eigen stad’.

Meeuwen passen zich aan aan de stedelijke omgeving

Pexels van Pixabay

Gewapend met beeldherkenningsapps en opklikbare macrolensjes voor de mobiele telefoon kan de stedeling de biodiversiteit ontdekken in groene ruimtes als braakliggende terreinen, verkeersheuvels, overwoekerde randen van een wegberm of de eigen dakgoot. Ecosystemen waarvan je in eerste instantie misschien niet opmerkt dat het ecosystemen zijn, maar die bruisen van leven. Schilthuizen: “De stad is bij uitstek geschikt is om de groeiende groep burgerwetenschappers te stimuleren. De ontdekkingen liggen voor het oprapen.”

Wat zijn de meest verrassende ecosystemen waar we voorbij lopen in de stad?

“Veel mensen zullen een kauw die in een vuilniszak pikt nog wel opmerken, al zullen ze de interactie misschien niet meteen zien. In Leiden, waar ik woon, was er een prachtige wapenwedloop tussen de gemeentelijke vuilnisophaaldienst en de meeuwenpopulatie. De gemeente maakte het plastic van de zakken steeds zwaarder ter bescherming tegen de meeuwen, die vervolgens nieuwe trucs ontwikkelden om die zakken toch open te krijgen. Vergelijkbaar met wat er op de lange termijn evolutionair gebeurt tussen prooien en predatoren. Maar wat mensen met name niet zien, ligt bijvoorbeeld in de goot: duizenden soorten die interacties met elkaar hebben en op een vergelijkbare manier in elkaar zitten als een tropisch bos. Ook professionele wetenschappers ontbeerden lange tijd die blik.”

Leidt kennis van ecosystemen daadwerkelijk tot de bescherming ervan?

“Meer kennis leidt tot meer hart voor biodiversiteit, tot meer betrokkenheid. Hoe meer mensen weten over de flora, fauna en fungi in hun omgeving, des te meer moeite zullen ze doen om die biodiversiteit te beschermen, daar ben ik van overtuigd.”

De stad is een geschikte plek om nieuwe soorten te ontdekken, net zo goed als afgelegen wildernissen, zegt u. Wat valt er nog te ontdekken?

“Het gaat niet om de grotere soorten waar het meest naar gekeken wordt, zoals vogels, zoogdieren, amfibieën, reptielen, vlinders, libellen en bloeiende planten. Het gaat om bepaalde groepen soorten die overal ter wereld slecht bestudeerd worden, zowel in wildernissen als in steden. Met een groep amateurwetenschappers ontdekten we in het Amsterdamse Vondelpark een nieuwe soort sluipwesp, die we Aphaereta vondelparkensis noemden. Dit wespje is een vertegenwoordiger van een groep insecten met veel soorten in Europa en weinig specialisten.”

De stad is een plek waar veel soorten belanden uit andere delen van de wereld, via de aquarium-, huisdieren-, landbouw- en tuincentrumhandel

Hoe minder specialisten, hoe groter de kans een nieuwe soort te vinden?

“Ja. Als jij een van de weinige experts ter wereld bent van een bepaalde familie van insecten of planten, kan je op hoog tempo nieuwe soorten publiceren, ook als amateur. Je zal ook snel bij exotische soorten terechtkomen. De stad is een plek waar veel soorten belanden uit andere delen van de wereld, via de aquarium-, huisdieren-, landbouw- en tuincentrumhandel. In de botanische tuin in Leiden leven bijvoorbeeld allerlei kleine slakjes van een paar millimeter groot, waarschijnlijk afkomstig uit Nieuw-Guinea en andere gebieden waar de planten in de tuin vandaan komen. Er zitten veel soorten bij waarvan niemand weet wat het zijn. Waarschijnlijk nieuwe soorten.”

Over exoten gesproken. U zegt: laat die soorten in de stad maar gewoon hun gang gaan in plaats ze te bestrijden.

Men zit erg op bestrijden, maar er is een kleine tegenbeweging gaande, waar ik me onder schaar. Er zijn natuurlijk veel voorbeelden van geïsoleerde ecosystemen, denk aan het Victoriameer met zijn destructieve Nijlbaars, of Guam met zijn invasieve bruine nachtboomslang, waar één exotische soort enorm veel schade aanricht. Een groot deel van het voedselweb verdwijnt en er moet een nieuw evenwicht ontstaan tussen de soorten die er nog wel zijn. Die onvoorspelbaarheid is niet gewenst. In de stad is de impact van een exotische soort vaak anders. Kleiner. In eerste instantie neemt de exoot over tientallen generaties explosief toe. Maar op termijn gaan andere soorten in het ecosysteem zich erop aanpassen. Er duiken predatoren op, concurrerende soorten en ziekteverwekkers, waardoor de exoot veel minder invasief wordt.”

En als je een exoot steeds weghaalt in de stad?

“Dan vertraag je dat proces van inpassing en aanpassing en zit je tot in lengte van dagen met zo'n soort opgescheept. Mensen zijn het nog steeds niet gewend om op een evolutionaire tijdschaal te kijken. We zijn een ongeduldige diersoort die niet wil wachten op een nieuw evenwicht.”

U vindt dat we een overwoekerde stoep beter zo kunnen laten dan een geveltuintje aan te leggen. Waarom?

“We hechten in Nederland erg aan netheid, maar voor de biodiversiteit is het beter om niks te doen aan zo’n stukje natuur. De meest waardevolle ecosystemen in de stad zijn vaak niet de ecosystemen die men het meest waardeert. Hoewel er wel een verschuiving plaatsvindt. Doordat mensen oog krijgen voor welke wilde planten er allemaal in de stad groeien, gaan ze de vegetatie waarderen we vroeger ‘verwaarloosd onkruid’ zouden noemen. Maar een vrij grote groep mensen en ook groenbeheerders zijn van de oude stempel, die willen het allemaal netjes aangeharkt hebben.”

Groen op de gevel

Om een 'verticale tuin' te laten groeien heb je geduld nodig.

Freepik

De boel de boel laten is een terugkerend thema in uw boek. Ook als het om verticale groene gevels gaat.

“Het voornaamste argument tegen verticale tuinen, zoals ze nu worden aangelegd, is dat de vegetatie snel sterft omdat die niet geschikt is om hier te groeien. Er zijn dure onderhoudscontracten nodig voor irrigatie en de vervanging van dode planten. Zo’n muur moet vanaf de eerste dag groen zijn en dat blijven. Een alternatief is om meer gebruik te maken van wat er in de omgeving aanwezig is aan potentiële kolonisten. Wilde vegetatie een kans geven. Materiaal gebruiken waarop zaden kunnen komen aanwaaien en uitgroeien. Het kan een paar jaar duren voor zo’n muur begroeid is. En ja, dan krijg je een grassige muur, niet het tropische karakter wat je nu vaak ziet op en in gebouwen.”

Stel je wil morgen op ontdekkingsreis in je eigen stad. Hoe begin je?

“Stap de deur uit en begin met kijken. Op de vensterbank van je eigen huis kan je waarschijnlijk gelijk mos vinden. Als je goed kijkt, zal je zien dat het om meerdere soorten mos gaat. Misschien zitten er ook nog een paar korstmossen tussen. Je hebt meteen een vegetatie te pakken waar niemand naar kijkt, waar je onderzoek aan kan doen. Mossen en korstmossen zijn in Nederland goed bekend, die zijn met een app als ObsIdentify te determineren. Met de macrostand van je mobiele telefoon kan je foto’s maken van de soorten die daar in je vensterbank groeien. Met een beetje geluk komen er een aantal soortnamen omhoog, die je online kan opzoeken, bijvoorbeeld op waarneming.nl. Daar staan vaak namen van experts met wie je in contact kan komen. Wellicht kan je meedoen aan een mossenwerkgroep of -inventarisatie. Het maakt eigenlijk niet uit waar je begint. Er is overal ecologie en natuurlijke historie. En het zijn juist die minder voor de hand liggende stukjes stadsnatuur die wat mij betreft het leukste zijn.”

Bron

Menno Schilthuizen, Darwin in de achtertuin. Op ontdekkingsreis in je eigen stad, ISBN: 9789045051512, 384 pagina's, Atlas Contact.


ReactiesReageer