Naar de content

In Babylon waren hangende tuinen

en andere mythes over de oudheid

De antieke wereld is doorspekt met mythes en legenden. Hoe verder je terug in de tijd gaat, hoe moeilijker het soms is om mythen en geschiedenis elkaar te scheiden. Veel verhalen zijn in de loop van de eeuwen een eigen leven gaan leiden. Sommige ontwikkelingen uit de oudheid worden te makkelijk doorgetrokken naar de moderne tijd. Andere kunnen niet kloppen omdat ze tegen natuurwetten ingaan.

‘In Babylon waren hangende tuinen’

De hangende tuinen van Babylon zijn een van de beroemde zeven wereldwonderen uit de oudheid. Verschillende Griekse en Romeinse auteurs beschrijven een terrasgewijs opgebouwd tuinencomplex van zo’n anderhalve hectare groot, van water voorzien met een ingenieus systeem van schroeven. Ze zouden zijn gebouwd onder de Babylonische koning Nebukadnessar II (605-562 v. Chr.) voor zijn koningin, een jonge vrouw uit Perzië die terugverlangde naar de bergen van haar vaderland.

Maar al deze bronnen zijn Grieks en Latijn, en dateren van eeuwen na de tijd van Nebukadnessar II. De hangende tuinen worden niet genoemd op de tienduizenden Babylonische kleitabletten, bij de oudere schrijver Herodotus of in de Bijbel. Ook archeologen konden nergens de locatie vaststellen waar de tuinen lagen.

Misschien moeten we de tuinen dan ook niet in Babylon zoeken, maar in de Assyrische hoofdstad Ninevé, betoogde Stephanie Dalley van de universiteit van Oxford onlangs in een nieuw boek. Griekse auteurs haalden Babylon en Assyrië regelmatig door elkaar en in Ninevé zijn aanwijzingen voor het bestaan van tuinen en irrigatiesystemen gevonden.

Maar dat alle bronnen over Babylon spreken verzwakt haar argument, schrijft Bert van der Spek, hoogleraar oude geschiedenis aan de VU, in een recensie van Dalley’s werk. Van der Spek onderzocht zelf de oorsprong van de legende. De tuinen waren mogelijk een sprookjesachtige benaming voor het paleis van Nebukadnessar zelf, stelt hij. Echte bewijzen heeft ook Van der Spek niet, maar hij en Dalley zijn het erover eens dat er in Babylon nooit een echte hangende tuin is geweest.

‘Onze democratie komt uit Griekenland’

“Onze staatsvorm heet een democratie, omdat ze in handen is van velen en niet van enkelen. In onze persoonlijke geschillen verzekeren onze wetten gelijk recht.” Dat zou de Atheense ‘vader van de democratie’ Pericles hebben gezegd. En menig modern politicus zou het niet anders zeggen. Ons begrip van volkssoevereiniteit heeft zeker enige gelijkenis met het oude Griekse systeem. Maar behalve de naam heeft ons systeem weinig te maken met het Atheense.

Aan de Atheense democratie kwam na 317 v.Chr. een einde, waarna eeuwenlang niet meer naar dit type regering werd omgekeken. Onze moderne staatsinrichting heeft zijn wortels niet eerder dan in de late Europese middeleeuwen, toen koningen van tijd tot tijd een standenvergadering bijeen riepen. In die vergaderingen waren de drie standen – adel, geestelijkheid en stedelijke burgerij – vertegenwoordigd om de koning met raad en daad bij te staan.

In de Nederlanden stuurden alle gewesten hun afgevaardigden naar de standen, of ‘staten’-generaal, de grote vergadering in Den Haag. Deze vergaderingen, ook wel parlementen (naar het Franse parler = praten) genoemd, probeerden hun macht en invloed steeds verder uit te breiden. De meest sprekende voorbeelden daarvan zijn de revoluties in Engeland in 1688-89 en de Franse Revolutie van 1789. In de negentiende eeuw voerden steeds meer landen het universeel kiesrecht (voor mannen!) in en werden de parlementen langzaam echte volksvertegenwoordigingen.

Interieur van de Grote Zaal op het Binnenhof te Den Haag, tijdens de Grote Vergadering van de Staten-Generaal in 1651.

Wikimedia Commons, Publiek Domein

Als een Athener onze staatsvorm zag zou hij deze niet als democratie herkennen. De Atheense burgers hadden direct, zonder tussenkomst van een parlement, zeggenschap over politieke zaken. Een Griek zou onze democratie eerder een olicharchie vinden, waarin een kleine groep regeert. Bovendien had was het bijbehorende idee van burgerschap niet gebaseerd op het hebben van poltieke rechten en plichten, zoals bij ons, maar trekken had van een cultische religie.

Archimedes stak Romeinse schepen in brand met spiegels

Over de Griekse ingenieur en wiskundige Archimedes doen nogal wat verhalen de ronde. Zo zou hij in bad zijn wet van archimedes hebben ontdekt, waarna hij ‘eureka’ schreeuwde en naakt door door de straten van Syracuse begon te rennen. In de tweede eeuw na Christus schreef de Griek Lucius dat Archimedes zijn stad had gered van een Romeinse oorlogsvloot door de romeinse schepen in brand te steken. Een versie hiervan die je nog terugvind in hedendaagse verhalen over de oudheid is dat Archimedes zonlicht bundelde in spiegels en zo de zeilen in brand stak.

Muurschildering in Florence van Archimedes met zijn brandspiegels (Giulio Parigi, ca. 1600)

Giulio Parigi

Deze verhalen worden al eeuwen betwist. In 1648 kwam de geleerde Athanasius Kircher na experimenteren tot de conclusie dat je met een spiegel wel een brandje kan stichten op 25 meter afstand maar dan alleen als het doel niet beweegt, en dat is toch wat veelgevraagd voor een oorlogsschip. Het TV-programma Mythbusters deed het in 2008 over, en concludeerde hetzelfde. Om als wapen te kunnen functioneren zou zo’n brandspiegel een diameter moeten hebben ter grootte van de grootste telescooplens ooit geslepen. Erg onpraktisch als wapen dus..

Maar het belangrijkste argument dat het verhaal onzin is, is dat het nergens in de bronnen staat. Polybios, Livius en Ploutarchos, die de belegering van Syracuse en Archimedes’ uitvindingen gedetailleerd beschrijven, maken geen woord vuil aan spiegels. Waar het verhaal dan vandaan komt? Er zijn enkele vage vermoedens, maar helaas weet niemand het precies. Dat heeft niet belet dat oudhistorici het Byzantijnse sprookje nog in onze eigen eenentwintigste eeuw hebben gepresenteerd als vaststaand feit.

‘Antieke beelden waren wit’

Wie kent ze niet, de fraaie Griekse en Romeinse beelden van goden, helden of keizers? Vooral de Griekse beeldhouwers van de vijfde en zesde eeuw voor Christus wisten het menselijk lichaam met alle spieren en pezen perfect uit te beelden. De beelden zoals je die in musea ziet zijn van witte steen. Lang hebben kunsthistorici gedacht dat ze altijd wit zijn geweest. Strakke witte kunstwerken, dat bevestigde het beeld van de klassieke Grieken als uitvinders van een abstract kunstbegrip.

Maar de Griekse beeldhouwers, evenals hun Romeinse collega’s, gebruikten wel degelijk kleur. Op sommige beelden zijn verfresten terug te vinden. Met speciale belichtingsapparatuur hebben onderzoekers die restjes opgespoord en reconstructies gemaakt van hoe de beelden er ooit moeten hebben uitgezien.

Felle, sprankelende kleuren doken op. De beelden hebben voor onze maatstaven zelfs iets schreeuwerigs, kitscherig bijna. Zo abstract werkten die Griekse kunstenaars dus niet. Een zelfde soort kleurenfestijn was te vinden op klassieke Griekse en Romeinse gebouwen. Ze waren rood, groen, geel en purper geschilderd. Samen met de prachtige mozaïken op de vloeren was de klassieke wereld een stuk kleurrijer dan we ons nu kunnen voorstellen.

‘In het Colosseum zijn Christenen gedood’

Aan de rand van de arena het Collosseum in Rome staat een enorm kruisbeeld. Paus Benedictus XIV heeft de plek gewijd aan de Christenen die er door de oude Romeinen zouden zijn doodgemarteld, verbrand of verscheurd door wilde dieren. Het Romeinse Rijk heeft inderdaad aardig wat christenen vervolgd. Toen het rijk sinds de regering van keizer Marcus Aurelius te maken kreeg met druk op de grenzen en militaire nederlagen zochten ze de oorzaak in de woede van de goden. De Romeinen begonnen als reactie met het uitroeien van religieuze minderheden, zoals de steeds talrijker wordende Christenen.

Hoewel op diverse latere afbeeldingen te zien is dat christenvervolgingen in het Colloseum plaatsvonden, onder enthousiast gejoel van een enorm publiek, blijkt dit nergens uit de ons ter beschikking staande bronnen. Er zijn verschillende teksten over de marteldood van Romeinse christenen, maar er zijn er maar een paar die de plaats vermelden. Sebastianus is gedood op de heuvel Palatijn en Agnes in het Stadion van Domitianus.

In de Martelaarsakte van Justinus, Chariton, Charito, Euelpistos, Hiërax, Paion, Liberianus en hun gemeente staat alleen dat zij werden gedood ‘op de gebruikelijke plaats’. Het is onwaarschijnlijk dat daarmee het Colloseum werd bedoeld, omdat er verder niets bekend is over moordpartijen in het Colloseum. Áls er christenen om geloofsredenen in het Colosseum zijn gedood, is dat dus blijkbaar vergeten, terwijl alle andere plaatsen wél werden herinnerd.

Veel meer mythes over de oudheid zijn te vinden in het boek Spijkers op laag water (2009), van oudheidkundige Jona Lendering.

ReactiesReageer