Naar de content

'Ik wil mijn verwondering over de natuur graag delen'

De eerste resultaten na een jaar lang stoepplantjes (onder)zoeken

Copyright Simone Both

Ieder jaar geeft het Weekend van de Wetenschap burgers de kans om bij te dragen aan de wetenschap. Afgelopen jaar kon dit in het stoepplantjesproject. Daarmee brengt de Leidse Nienke Beets de Nederlandse stadsflora in kaart.

Met twee paraplu’s in de aanslag haalt Beets me op vanaf het treinstation. Het is de eerste regenachtige dag in tijden, maar gelukkig is het net even droog. Onderweg naar haar huis wijst Beets het ene na het andere stoepplantje aan en ik ben onder de indruk van haar kennis. Ze reageert bescheiden: “Mensen denken vaak dat ik alle plantensoorten ken, maar dat is echt niet zo. Ik ben ook geen wandelende encyclopedie.” Beets vindt het ook niet nodig dat iedereen de namen van alle planten kent. “Veel mensen zien de planten in een berm als een groene waas. Als ze opmerken dat die groene waas in werkelijkheid uit verschillende planten bestaat, dan ben ik al heel tevreden.”

Natuur in de stad

Aangekomen bij haar huis, legt Beets me uit dat het stoepplantjesproject is voortgekomen uit het feit dat veel mensen last hebben van ‘plantenblindheid’. Ze onderschatten de waarde van planten en merken groen vaak niet op. Planten zijn echter een onmisbaar deel van de natuur en vormen de basis van bijna al het leven op aarde. Niet alleen buiten maar ook binnen de stad is het belangrijk dat planten de kans krijgen om te groeien. Ze zorgen onder andere voor verkoeling, bevorderen de afvoer van regenwater en ze trekken dieren aan waar veel mensen van houden, zoals vogels, vossen en egels.

Het onderzoek naar stadsnatuur staat nog in de kinderschoenen. “Voor natuurgebieden hebben we zogenaamde indicatorsoorten”, legt Beets uit. “Dit zijn soorten die je in een bepaald natuurgebied verwacht. Als we een afname zien van een indicatorsoort, weten we dat het slecht gaat met dat natuurgebied. Misschien bestaan er in de stad ook wel bepaalde indicatorgroepen, waaruit we kunnen bepalen of het goed gaat met de biodiversiteit van een stad.”

Om hier achter te komen, moeten we eerst weten wat voor planten er in de steden groeien. Hiervoor schakelt Beets de hulp van de burger in. Via de website van het stoepplantjesproject kan iedereen in Nederland en België aangeven op welke plek hij bepaalde plantjes waarneemt. Beets heeft meerdere hulpmiddelen ontwikkeld waarmee je stoepplantjes kan herkennen, waaronder een fotobieb, een zakgids en een poster. Hiernaast bestaan er veel apps om soorten te determineren. Het afgelopen jaar zijn stoepplantjes op de website ingevoerd door ruim vierhonderd zoekers, die Beets bereikte via festivals, musea, lezingen en de media.

Nienke Beets in gesprek met het publiek op het Betweter Festival in Utrecht.

Copyright Anna van Kooij

De reacties van het publiek

De reacties op het stoepplantjesonderzoek variëren. Sommige mensen vertellen vol trots dat zij ook bijdragen aan meer natuur in de stad, bijvoorbeeld met een bijenhotel, of door wilde planten in hun tuin te laten groeien. Andere mensen zijn vooral geïnteresseerd in de namen van bepaalde planten die rondom hun huis groeien. Weer een andere groep vraagt zich af hoe ze een bepaald soort onkruid kunnen weghalen.

Vaak gaat het bij deze laatste groep om heermoes; een plant die overblijft als je alle andere planten uitroeit. Door het gebrek aan concurrentie krijgt de plant vrij spel om te groeien. “Je hebt dan dus eigenlijk je eigen ecosysteempje om zeep geholpen”, vertelt Beets. “Je hoopt dan toch dat mensen gaan inzien dat planten een onlosmakelijk deel zijn van onze wereld.” Beets vindt het echter niet nodig om alle stoepplantjes hun gang te laten gaan: “Als er in het midden van mijn steeg een meterhoge fijnstraal opkomt, dan trek ik hem er toch ook even uit. Maar als we aan de randen van de stad wilde planten kunnen omarmen, maken we denk ik al een hele grote inhaalslag.”

Heermoes is een krachtig stoepplantje dat overblijft als alle andere planten worden uitgeroeid.

Copyright Simone Both

Activistische zoekers

Het in kaart brengen van de Nederlandse stadsflora is niet het enige doel van het stoepplantjesproject. Beets bestudeert ook wat burgers motiveert om mee te doen aan publieksonderzoeken. Uit de eerste resultaten blijkt dat deelnemers van het project met name activistisch gemotiveerd zijn. Dit betekent dat ze iets willen bijdragen aan hun omgeving en het milieu door actie te ondernemen.

Een illustratief voorbeeld van de activistische stoepplantjeszoeker komt uit Engeland. In dit land is het verboden om stoepkrijt te gebruiken. Om aandacht te vragen voor ‘vergeten planten’, gingen milieuactivisten de straat op. Niet om te protesteren, maar om de namen van stoepplantjes op de tegels te kladderen. Deze actie is uiteindelijk uitgegroeid tot het fenomeen botanisch stoepkrijten, een populaire activiteit onder stoepplantjesfanaten. “Iets krijgt over het algemeen pas betekenis als het een naam heeft”, licht Beets toe. “Ik vergelijk het een beetje met iemand tegenkomen op straat. Je bent vaak pas geïnteresseerd in die persoon als je zijn of haar naam kent. Hetzelfde geldt voor planten.”

Deelnemers van Klimaatneutraal IJsselstein op zoek naar stoepplantjes door middel van botanisch stoepkrijten.

Copyright Ivon Vrolijk

Eén been op de stoep

Uit de eerste resultaten van het project blijkt dat geïnteresseerde mensen vaak terughoudend zijn om daadwerkelijk op zoek te gaan naar stoepplantjes. Uit een enquête verspreid onder geïnteresseerde mensen, die zo’n vierhonderd keer is ingevuld, blijkt dat dertig procent van de respondenten nog niet naar stoepplantjes heeft gezocht. Ze staan in figuurlijke zin met één been op de stoep en één been in de goot. De drempel is te hoog om echt mee te doen.

Mogelijk gaat een deel van de mensen liever niet alleen op zoek naar stoepplantjes. Hierbij kan botanisch stoepkrijten helpen, omdat het een verbindende activiteit is die men vaak in een groepje doet. Botanische stoepkrijt kan ook een zaadje planten bij voorbijgangers om in de toekomst mee te doen aan het project. “Als voorbijgangers botanisch stoepkrijt zien en twee weken later het stoepplantjesproject tegenkomen in de media, dan zijn ze al opgewarmd”, aldus Beets.

Lokaal verbinden

Met de eerste vijfduizend waarnemingen op de teller, is het tijd om naar de toekomst van het project te kijken. Op dit moment is de datadichtheid van het stoepplantjesproject nog te laag om landelijke conclusies te trekken. Beets zou haar data daarom graag combineren met de data van andere waarnemingsprojecten. Verder wil Beets de focus van het project op de korte termijn verplaatsen van landelijk naar lokaal: “Het Weekend van de Wetenschap is een enorm vliegwiel geworden, waardoor ik weet waar mensen met interesse zijn die het project verder kunnen helpen.”

Voorbeelden zijn IJsselstein, een stad met een klimaatvriendelijk burgerinitiatief, en de Afrikaanderwijk in Rotterdam Zuid. Op deze plekken wil Beets focusgroepen gaan organiseren, waar bijvoorbeeld wetenschappers, gemeentemedewerkers, leden van natuurverenigingen, hoveniers en andere burgers kunnen aansluiten. Beets: “Samen met deze mensen wil ik gaan bespreken op welke manier de data voor hen nuttig kan zijn. De inzichten van deze focusgroepen kan ik dan later weer uitdragen naar de rest van Nederland. Ten slotte zijn de focusgroepen een manier om mensen lokaal te verbinden, waardoor er initiatieven kunnen ontstaan die ook na mijn promotieonderzoek voortgezet kunnen worden.”

De natuur is hier

Wat is eigenlijk haar eigen motivatie om onderzoek te doen naar stoepplantjes? Daar hoeft Beets niet lang over na te denken. “Ik merk dat ik enthousiast word van de natuur dichtbij. Er bestaat een perfect plaatje van onverstoorde oerwouden, waar zonlicht optimaal wordt omgezet in voedingsstoffen en alle organismen hun eigen functie hebben. Eigenlijk proberen alle planten en beestjes in de stad ook zo’n ecosysteem te vormen, maar wij verstoren ze steeds, waardoor ze allerlei uitdagingen aan moeten gaan om te kunnen voortleven. Dit laat zien wat voor enorme krachtpatsers en flexibele wezens het eigenlijk zijn.”

“Als je dan van dichtbij ziet hoe een heel klein madeliefje zich tussen de tegels vandaan duwt en drie prachtige bloemetjes maakt, waar ook nog eens insecten op afkomen, dan zie je dat de natuur gewoon hier is. Het is overal waar het zich maar kan vestigen. Dat vind ik zo prachtig en ontroerend, dat ik me daarvoor wil inzetten, en ik wil dat gevoel van verwondering graag delen.”

ReactiesReageer