Hij staat graag in de keuken en kluste als tiener bij in de bakkerij van zijn vader. Tegenwoordig maakt Luc Brunsveld nieuwe moleculen. Moleculair koken? Daar waagt hij zich dan zich weer niet aan, vertelt hij aan Kennislink. “Maar dingen maken heb ik altijd interessant gevonden.”
“Het mooiste wat je kan bereiken in mijn vakgebied is iets uitvinden waar je mensen medisch gezien mee helpt”, zegt chemisch bioloog Luc Brunsveld. We zitten aan een grote vergadertafel in zijn kamer op de Technische Universiteit Eindhoven, waar de onderzoeker van wal steekt. In de hoek staat een tafelvoetbaltafel. Tekeningen en andere kunstwerkjes van kinderen sieren de muren.
Vol enthousiasme vertelt Brunsveld over zijn onderzoek naar de rol die moleculen en eiwitten spelen bij ziektes, evenals wat hij doet als hij niet met moleculen bezig is.
U bent chemisch bioloog. Wat houdt dat precies in?
“In de chemische biologie is een biologische of biomedische vraag de drijvende kracht achter het onderzoek. Die vraag vertalen we naar een moleculaire vraag. Met andere woorden: we willen weten wat de rol is van bepaalde moleculen en eiwitten bij het ontstaan van ziektes. Met de chemische vraag die we dan hebben kunnen we vervolgens op zoek naar een chemische oplossing. Dat doen we door nieuwe moleculen en materialen te maken. Het doel is uiteindelijk om met nieuwe moleculen in te grijpen in het biologisch proces achter bijvoorbeeld een ziekte.”
Wat is uw droom als wetenschapper?
“Het is mijn droom een molecuul te maken dat bij de behandeling van een ziekte helpt. Maar zo’n molecuul ontwikkelen is iets wat maar heel weinig mensen gegeven is. Er komen per jaar maar zo’n 20 tot 30 nieuwe moleculen op de markt.”
Voor veel mensen in uw vakgebied is het ultieme doel om zelf een cel te bouwen.
“Dat is iets wat we uiteraard heel graag willen. Maar daar schiet een zieke persoon niet meteen wat mee op.” Als ik mag kiezen tussen een nieuw medicijn en het nabouwen van een cel, dan ga ik voor het nieuwe medicijn. Een medicijn bedenken is misschien intellectueel gezien minder hoogdravend is dan het nabouwen van een cel, maar op de korte termijn zit er meer waarde in.”
Is scheikunde u met de paplepel ingegoten?
“Zowel mijn vader als grootvader zijn, of waren, bakker. Vanaf mijn twaalfde totdat ik ging promoveren heb ik ieder vrij uur in de bakkerij van mijn vader gewerkt. Dat was de makkelijkste manier om geld te verdienen.”
“Als bakker ben je continue dingen aan het maken: je brengt ingrediënten bij elkaar en laat het mengsel rijzen of bakken. Koken vind ik ook leuk. Dingen maken heb ik altijd interessant gevonden. In het lab doe je eigenlijk niet anders, je laat reacties verlopen en maakt producten.”
Waarom bent u zelf geen bakker geworden?
“Omdat ik op het vwo zat was een bakkersopleiding niet de meest voor de hand liggende keuze. Ik was goed in de technische vakken zoals wiskunde en natuurkunde. En scheikunde? Dat vond ik gewoon leuk. Daarom ben ik scheikundige technologie studeren.”
Zijn koken en bakken nog steeds hobby’s?
“Koken wel, maar ik heb geen tijd meer om in de bakkerij staan te staan.”
Doet u als chemicus graag aan moleculair koken?
“Nee, dat dan weer niet” (lachend). Mijn andere hobby’s zijn hardlopen en piano spelen, al kom ik aan dat laatste heel weinig toe. Aan wedstrijden of loopjes doe ik niet mee. Ik loop liever zelf ter ontspanning en voor de fysieke inspanning.”
“Vaak kom ik mensen tegen die met koptelefoons op hardlopen. Ik loop zonder koptelefoon, zodat ik over dingen na kan denken. Het is niet zo dat ik nieuwe ideeën krijg voor mijn onderzoek tijdens het lopen, maar ik laat zaken de revue passeren om ze te verwerken.”
Wat geeft u het meeste voldoening aan uw werk?
“Dat iemand op het lab een experiment gedaan heeft en daaruit iets realiseert. Dus dat hij of zij met een nieuw inzicht weer een stap verder zet in een bepaalde richting. In de wetenschap duurt het meestal wel even voordat je het zogenaamde doelpunt scoort. Daarom moet je uit de kleine inzichten die je opdoet voldoening halen.”