Al tijden wordt van alles en nog wat hergebruikt, maar heeft het ook effect? Volgens cijfers van Rijkswaterstaat recyclen wij momenteel iets meer dan de helft van al ons huishoudelijk afval, maar het kan nog een stuk beter.
Gooi jij glazen potjes en flessen altijd in de glasbak? Zet je oud papier elke maand aan de weg? Heb je een aparte container voor gft, en belanden oude of kapotte T-shirts nooit in de vuilnisbak maar in de kledingcontainer? Dan doe je het een stuk beter dan de gemiddelde Nederlander. Want hoewel recycling steeds meer aandacht krijgt, verbranden we nog altijd bijna de helft van al ons huishoudelijk afval. Kan dat niet beter?
Honderd kilo per persoon
“We kunnen zeker beter”, stelt Guus van den Berghe, senior adviseur bij Rijkswaterstaat Leefomgeving. Van den Berghe is betrokken bij de monitoring van huishoudelijke recycling en het uitvoeren van projecten om meer recycling mogelijk te maken. Op dit moment ligt het Nederlandse recyclingpercentage rond de 55 procent, zegt Van den Berghe: “Dat percentage omvat al het afval dat we naar recyclingsinstellingen vervoeren, eventuele opwerkslagen daar rekenen we niet mee.” Uiteindelijk blijft er nog tweehonderd kilo restafval per persoon per jaar over. Rijkswaterstaat heeft ambitieuze doelen om dit flink te verminderen, vertelt Van den Berghe: “Wij willen dit in 2020 hebben verlaagd naar honderd kilo, en een recyclingspercentage van ongeveer zeventig procent.”
Om dit voor elkaar te krijgen brengen ze eerst in beeld bij welke stromen winst te behalen valt. Van glas en papier recyclen al zo’n 85 procent, maar de recycling van gft en kunststof ligt rond de vijftig procent. Van textiel hergebruiken we slechts een derde. Deze verschillen komen deels door gewenning, meent Van den Berghe: “We zamelen al veertig jaar glas in, dat is redelijk ingeburgerd. De rest zit nog niet in ons systeem, we gooien het nog te makkelijk bij het restafval.”
Steden lopen achter
We moeten dus bewuster afval scheiden, maar dat blijkt niet altijd even gemakkelijk. In een flat of appartementencomplex vind je vaak geen gft-bak, en heb je ook niet altijd ruimte om papier, kunststof en glas apart te bewaren. “In grote steden zoals Amsterdam, Almere en Rotterdam loopt de recycling enorm achter, vaak zitten ze daar onder de 50 procent”, vertelt Van den Berghe. “Wij proberen die gemeentes te helpen door de burgers te informeren en om oplossingen te vinden die ook in hoogbouw werken.”
Zo zitten veel flatbewoners niet te wachten op een stinkende gft bak in de hal, maar kun je tegenwoordig ook een bak installeren met een luchtcirculatie systeem waardoor de geur niet kan ontsnappen. Van den Berghe: “Zulke bakken kun je zelfs inpandig installeren, dat maakt het helemaal aantrekkelijk.” Ook experimenteren een aantal gemeenten met gekleurde afvalzakken. Je stopt je verschillende afval dan in aparte zakken, maar gooit het wel allemaal in dezelfde afvalbak. “De afvalwerker scheidt de gekleurde zakken dan na de inzameling. Voor de burgers kost dit nauwelijks extra moeite, behalve misschien het neerzetten van extra vuilnisbakken in je huis.”
Betere techniek
Met de maatregelen in de steden hoopt Rijkswaterstaat het percentage al flink te laten stijgen. Maar een betere inzameling betekent natuurlijk niet direct een veel hoger recyclingspercentage. “Beter gescheiden afvalstromen zijn de eerste stap”, vertelt Van den Berghe. “We kunnen papier bijvoorbeeld ook wel uit restafval halen, maar dan is het vervuild en kun je het niet meer goed recyclen.” Daarnaast moeten we ook onze technieken verbeteren. Zo zijn nog niet alle soorten kunststof even makkelijk te verwerken en scheiden we mengsels nog niet altijd goed.
Bedrijven werken eraan om hun technieken en installaties te verbeteren en hoogwaardige recycling mogelijk te maken. Al rijst dan wel meteen de vraag wat ‘hoogwaardig’ precies betekent, zegt Van den Berghe: “We hebben nog geen goede definitie van wat hoogwaardig is. We proberen in ieder geval zo veel mogelijk afval weer te hergebruiken in de oorspronkelijke toepassing, zoals kapot glas weer omsmelten naar glazen potten.” Maar dit is lang niet altijd mogelijk: “Als je kunststof voedsel heeft aangeraakt mag je het niet zomaar weer als voedselverpakking gebruiken.”
Met een betere scheiding bij de mensen thuis en betere machines ziet Van den Berghe de toekomst rooskleurig in: “We zien veel kansen om grote stappen te maken, vooral in die grote steden. Ook onze bewustwordingscampagnes doen het goed, in steden waar we deze aanpak gebruiken zien we de scheiding al stijgen.”
En als de nieuwe faciliteiten alleen nog niet werken, kun je de burgers altijd nog een extra zetje geven: door ze te laten betalen voor elke kilo restafval die ze produceren. “Met dit systeem bepaal je zelf de hoogte van je afvalstofheffing. Zo’n financiële duw in de rug werkt vaak erg goed.” In andere landen heeft dit systeem geleid tot veel illegale stortingen, maar Van den Berghe ziet dat in Nederland niet zo snel gebeuren: “We hebben wel last van gehad van dit soort praktijken, maar we zien dat burgers vooral moeten wennen en uiteindelijk weer gewoon volgens de regels hun afval storten.”