Naar de content

‘Huidig mensbeeld maakt de wereld minder leefbaar’

Interview met de auteurs van ‘Wij zijn geen machines’

Freepik, BillionPhotos

Onze samenleving zit gevangen in een mechanistisch mensbeeld. Dat is de opvatting van denkers Walter Breukers en Jaap Godrie. Ze pleiten voor een rijker, zintuiglijker en levendiger perspectief.

9 oktober 2025

Banken, telecombedrijven, accountancy-kantoren, softwaregiganten, universiteiten en ministeries. Stuk voor stuk ‘theoretische organisaties’ waar oud-studievrienden Walter Breukers (filosoof en schrijver) en Jaap Godrie (kunstenaar en historicus) de afgelopen vijftien jaar zijn uitgenodigd om te komen spreken. In de woorden van Breukers met als doel om daar ‘vastgeroest denken te doorbreken’.

Tijdens hun bezoeken viel het hen op dat deze grote organisaties zichzelf nogal mechanistisch bekijken, en de mensen die er werken vaak als onderdelen van een machine behandeld worden. “Iedereen heeft helder omschreven functieprofielen- en taken en alles is netjes gestructureerd in afdelingen en hiërarchische relaties”, aldus Breukers. “Ook zijn werknemers net als onderdelen vervangbaar en is er niet bijzonder veel ruimte voor autonomie.”

Door ons mechanistische denken, en de technologie die daaruit voortvloeide, hebben we veel schade aangericht aan onze leefwereld.

— Walter Breukers

Dit mechanistische mensbeeld herkende Breukers van zijn studie biomedische wetenschap, waarin levende processen in mechanistische taal en schematische weergave worden gevangen. Ook zag hij parallellen met filosofen zoals Descartes, Hobbes en de hedendaagse Yuval Noah Harari, die de mens met machines en algoritmes vergelijken.

Breukers en Godrie realiseerden zich dat het idee van de wereld als een machine eeuwenoud en alomtegenwoordig is, maar tegelijkertijd beperkt. Daarom schreven ze het boekWij zijn geen machines’, waarin ze op zoek gaan naar een alternatief mensbeeld, dat volgens hen meer recht doet aan de rijkdom van het leven.

Wat verliezen we met dit mechanistische mensbeeld?

Godrie: “Allereerst is het erg saai. Je maakt van het leven, dat van zichzelf heel rijk, complex en mysterieus is, iets eenvoudigs en overzichtelijks. Het nodigt niet uit gebruik te maken van onze zintuigen. Dat kun je terugzien in de gemiddelde kantoorruimte, waar de atmosfeer gecontroleerd is, en je vrijwel alleen maar gladde texturen en nauwelijks verschillende kleuren aantreft.”

Breukers: “Veel serieuzer is de vernietiging van levensvormen die het veroorzaakt. Je behandelt verweven wezens namelijk als iets wat ze niet zijn, als losse objecten. En als je die wederzijdse verbondenheid tussen ons en de natuur niet voelt en doorhebt, lopen we allemaal gevaar. Je leeft dan in de illusie dat je kunt snijden en dingen weg kunt halen zonder dat het effect heeft op jouw leven. Maar wij zijn natuurlijk totaal afhankelijk van andere wezens, bijvoorbeeld van wezens die zuurstof maken.”

Godrie: “Ook binnen organisaties zelf zie je dat die mechanistische benadering leidt tot een vernietiging van talent en enthousiasme. Studenten die na hun studie geïnspireerd beginnen aan het werkende leven komen soms bij organisaties terecht in een ‘ordeningsmoeras’. Ze verworden van een persoon met interesses tot een functie met een functieprofiel. Hierdoor blijven velen ontluisterd achter; ze werken wel hard, maar zien niet wat er terechtkomt van wat ze doen.”

Kantoorruimte

In de gemiddelde kantoorruimte tref je gladde texturen aan en nauwelijks verschillende kleuren.

Freepik

Waar verwijzen jullie naar met het woord ‘ordeningsmoeras’?

Breukers: “Theoretisch geschoolden hebben een groot geloof in taal en de capaciteiten ervan. Ze geloven dat het een goede manier is om alles te vatten en orde aan te brengen. Bij veel organisaties leidt het echter tot het tegenovergestelde. Een vergadering leidt tot een document, waar een e-mail op volgt, die weer een volgende vergadering inleidt. Grote organisaties raken op deze manier verstrikt in een taalmoeras, wat ten koste gaat van hun functioneren.”

Godrie: “Hoewel organisaties beseffen dat er te veel taal is en ze daar last van hebben, hebben ze vaak niet door dat het voortkomt uit hun grote geloof in taal. De reactie op dat moeras is nooit dat ze stoppen met praten en typen. Nee, de reactie is vaak ‘het proces aanpassen’ en ‘een ander kader’ bedenken. Het antwoord op de talige wereld is meer taal, wat aangeeft dat we te diep verzonken zijn in taal.”

Hoe kunnen organisaties die diepgewortelde taligheid overstijgen?

Godrie: “Idealiter wil je voorbij die laag van taal komen en connectie maken met de diepgang van het leven. Dat zou je kunnen doen door ruimte in te bouwen voor andere disciplines zoals muziek, beeld en poëzie. Wij blinken er als mensen in uit om via die wegen onze gevoelens uit te wisselen. Toch krijgen ze in theoretische organisaties amper plaats.”

Breukers: “Taal is vaak lineair; het ene woord volgt op het andere, net als bij veel machinale processen. Dat is prettig, heel overzichtelijk en begrijpelijk, en daar zijn we dol op. Poëzie heeft dat niet. Om die reden worden in organisaties zelden poëten uitgenodigd.”

Breukers: “Misschien moeten we ook minder waarde gaan hechten aan het idee van de mens als talige geest. Wij zijn als levensvorm al zo’n vier miljard jaar in ontwikkeling, en onze taal is er pas heel recent bij gekomen. Taal is dus maar een klein onderdeel van wat mens-zijn inhoudt. Om die reden zou het niet slecht zijn taal en cognitie wat te relativeren, zodat onze zintuiglijke waarneming en lichamelijke intelligentie meer ruimte krijgen.”

Filosofen zoals Descartes, Hobbes en de hedendaagse Yuval Noah Harari vergelijken de mens met machines en algoritmes.

Freepik, EyeEm

Kun je die twee niet integreren in onze taal, en op die manier het mechanistische mensbeeld kantelen?

Breukers: “Goed punt! We denken zeker dat onze taal véél rijker mag. Het boek is één grote zoektocht naar zo’n taal. Zo stellen we voor om bij levensvormen minder zelfstandige naamwoorden te gebruiken en meer werkwoorden, omdat leven leeft, en niet statisch is. Iets ís geen plant, nee: ‘het plant’. Tegelijkertijd is niet alles in taal te vatten. Taal heeft specifieke kwaliteiten als het om representatie gaat, maar ook veel beperkingen, net als beeld, en dans. Het ene valt niet te reduceren tot het andere. Doen alsof dit wel kan, is levensgevaarlijk.”

Is het niet ironisch een boek te schrijven over een levensvorm die de rol van taal relativeert?

Breukers: “Ja, zeker! Die moeilijkheid is een belangrijk thema in het boek. Het boek is zich ervan bewust dat lineaire tekst tekortdoet aan de rijkdom die het leven is. In die zin leunt het op denkers als Wittgenstein en Rorty, die een kritische houding hadden tegenover het diepe geloof dat we in taal de werkelijkheid kunnen vangen. Deze boodschap wilden we niet alleen qua inhoud uitdrukken, maar ook qua vorm. Dat was best een zoektocht, omdat we de grenzen van taal probeerden aan te geven en tegelijkertijd wilden dat het boek leesbaar bleef. Anders zou de boodschap niet overkomen.”

Godrie: “Het boek is eigenlijk een ervaring van tekst en beeld, en daar ben je getuige van als lezer. Het loopt steeds meer uit de hand en op een gegeven moment moet je je er echt aan overgeven. Met name mensen die behoefte hebben aan een kant-en-klaar antwoord kunnen op een gegeven moment geïrriteerd raken. Mensen die wat meer open staan voor een blijvend raadsel, zullen steeds meer genieten.”

Wat heeft het voor gevolgen als het de mensheid niet lukt om aan het puur theoretische te ontsnappen?

Breukers: “Door ons mechanistische denken, en de technologie die daaruit voortvloeide, hebben we veel schade aangericht aan onze leefwereld. Als dit niet verandert, zal de ‘saaie vernietiging’ zoals we het noemen, almaar doorgaan. De wereld zal er steeds minder leefbaar van worden.”

Breukers: “De vraag is hoe je zoiets als klimaatverandering tegengaat. Doe je dat door nog meer in te zetten op technologische oplossingen en te blijven geloven in de markteconomie? Wij denken van niet. We hebben veel minder technologie nodig dan we denken, er is al ontzettend veel rijkdom. We denken daarom dat uitrusten en ons leven vieren ons dichterbij een oplossing tegen klimaatverandering brengt dan versnellen en doorpakken met innovatie.”

Godrie: “In de wereld van theoretische organisaties zijn we aardig wat cynisme tegengekomen. Het lijkt wel ingebakken te zitten in een mechanistische opvatting van de wereld, waarin er niets groters is zoals een god en er alleen maar genetische machines zijn gericht op overleving. Tegenover dat lege, onbezielde mensbeeld proberen wij iets anders te stellen, iets hoopvollers. Het boek is daarom geschreven vanuit een oprechte liefde voor allerlei schoons en mysterieus dat er is. Het is een ode aan de rijkdom van het leven.”

Hoe ziet dat hoopvolle alternatief er concreet uit?

Godrie: “We denken dat het gehele boek zelf een hoopvolle, bevrijdende ervaring is. Er zit echter geen uitsmijter in, geen antwoord met een grote A. Daar geloven wij niet in. Zulke korte, krokante antwoorden doen geen recht aan de complexiteit van het leven. Bovendien geloven we dat juist openheid en onzekerheid motiveren om iets nieuws te gaan maken. Dat moet er gebeuren, het creatieve proces aangaan, in plaats van de uitkomst weten.”

Bron

Jaap Godrie en Walter Breukers, Wij zijn geen machines. Op zoek naar een nieuw mensbeeld, Uitgeverij Ten Have. ISBN: 9789025912932. Verschenen: 11-9-2025.

ReactiesReageer