Naar de content

Honderd jaar radio, een wereld van verschil

Recensie van ‘De radio. Een cultuurgeschiedenis’

Wikimedia Commons, Publiek Domein

Piratenzender Veronica, verzuilde omroepen en sportprogramma Langs de Lijn. Er zullen maar weinig mensen zijn die nu niet aan de radio denken. Dit medium viert dit jaar zijn honderdste verjaardag en een boek kon dan ook niet uitblijven.

De titel geeft het al een beetje weg: ‘De Radio. Een cultuurgeschiedenis’ gaat de verandering in de maatschappij door de komst van dit massacommunicatiemiddel. Het is te vergelijken met internet en de smartphone. De wereld werd ineens een stuk groter door de informatie die massaal beschikbaar kwam, en het radiotoestel zelf was in 1919 wat de smartphone aan het begin van onze eeuw was. Iedereen had het erover en het toestel werd massaal aangeschaft.

De technologische kant komt natuurlijk ook aan bod. Auteur Huub Wijfjes, hoogleraar in de geschiedenis van radio en televisie aan de Universiteit van Amsterdam, noemt dit zelf radio-archeologie. Hoe we van technieken als de draadloze telegraaf voor scheepvaartverkeer uitkomen bij een toestel met buizen op de korte golf weet hij helder te verwoorden. Het ontstaan van het uiteindelijke apparaat was het resultaat van een technisch sneeuwbaleffect en er is dan ook niet een enkele uitvinder van de radio aan te wijzen.

Dat we dan toch het honderdjarig bestaan vieren, komt mede door de Nederlandse ingenieur Hanso Idzerda. Hij was (een van) de eerste ter wereld met een radio-omroep, zonder dat zelf te beseffen. De latere definitie van een omroepdienst – het met regelmaat uitzenden van een in de pers aangekondigd programma – begon in het huis van Idzerda op 6 november 1919.

Een nieuwe wereld

Twintig jaar later was de radio een standaard onderdeel van het huiskamermeubilair. Gezellig met het hele gezin in de woonkamer luisteren naar muziek, het nieuws of een hoorspel. En nog gratis ook!

Dagelijks luisteren naar muziek was een van de grootste veranderingen door de komst van de radio, volgens Wijfjes. Muziek vormde het hoogste percentage van de uitzendingen en werd tot ver in de jaren vijftig voornamelijk live gespeeld, voor de microfoon in de radiostudio. Muziek van eigen bodem en klassieke stukken gespeeld door Nederlandse orkesten waren het meest te horen.

Dekkingsgraad

Per honderd huishoudens waren in 1929 meer dan tien in staat om thuis te uitzendingen van de twee landelijke radiozenders te beluisteren. In 1939 was dat ongeveer vijfenzestig (1,5 miljoen aansluitingen). Vrijwel totale dekking werd in 1959 bereikt, schrijft Huub Wijfjes in ‘De radio. Een cultuurgeschiedenis’.

Luisteraars beïnvloeden

Maar er was meer dan muziek. In radio-uitzendingen werd ook gepraat, bijvoorbeeld over het nieuws. Uit een onderzoek uit de jaren vijftig bleek dat Nederland 42 procent van de zendtijd aan nieuws en het gesproken woord besteedde, in vergelijking met 26 procent in de Verenigde Staten en 17 procent in Engeland. In Nederland speelde namelijk de verzuiling mee, en elke omroep wilde via hun radioprogramma’s zijn eigen identiteit uitdragen.

Tot aan het einde van de hoogtijdagen van de radio (tussen 1920 en 1960) was de Nederlandse maatschappij grof geschetst ingedeeld in vier zuilen: een protestantse, katholieke, socialistische en liberale zuil. Elke zuil had zijn eigen politieke partijen, verenigingen en deels eigen scholen en zo leefden de mensen ook toen al in hun eigen ‘filterbubbel’.

Hoewel mensen tijdens de hoogtijdagen van de verzuiling op veel terreinen weinig te maken hadden met mensen buiten hun eigen zuil, gooide de radio roet in het eten. Wijfjes laat mooi zien hoe de radiomakers in eerste instantie hun luisteraars (religieus) wilden opvoeden en verheffen, door preken en religieuze muziek uit te zenden. Tegen de verwachtingen in lieten de luisteraars zich niet beperken tot de omroep van hun eigen religieuze zuil en stemden net zo makkelijk af op spelshows van de VARA, zo bleek uit onderzoek. Tandenknarsend moesten de conservatieve omroepen hun programma’s lichter maken om hun luisteraars te behouden.

Het ontstaan van de omroepen

Elke zuil richtte zijn eigen omroep op: zo is de NCRV uit 1924 de omroep van de protestanten, de KRO uit 1925 van de katholieken en de VARA uit hetzelfde jaar van de socialisten. Voor de liberalen, sowieso een beetje een overgeschoten groep, kwam in 1929 de AVRO. Deze omroepen bestaan nog steeds, alleen met een stuk minder duidelijk signatuur dan in hun begindagen.

Gouden jaren

De omroepen van het eerste uur hadden gezamenlijk twee zenders om op uit te zenden. Dat ging heel anders dan we nu gewend zijn, want er zat totaal geen structuur in. Omroepen zonden voor hun eigen doelgroepen korte programma’s uit van een kwartiertje tot een half uur. Deze programma’s werden elke week op een ander moment uitgezonden en de zender stond ook niet vast.

Tot eind jaren vijftig was de radio voornamelijk afgestemd op de dagindeling van gezinnen, met nieuws op tijdstippen dat vader thuis was, brei- en kookprogramma’s voor moeder in de ochtend, en kinderprogramma’s na schooltijd en familieprogramma’s in de avond. De muziek die werd gedraaid, verschilde per zuil. Klassieke en religieuze (orgel)muziek had een aandeel van wel twintig procent van de zendtijd.

De gloriedagen van de radio worden in het boek onderbroken door de Tweede Wereldoorlog, waarbij de auteur Radio Oranje in perspectief zet. Wanneer het over de oorlog en met name over het verzet gaat, wordt Radio Oranje altijd genoemd. Maar Wijfjes laat zien hoe beperkt Radio Oranje eigenlijk was: niet alleen in zendtijd, maar ook in bereik. De luisteraantallen kwamen slechts op enkele duizenden uit voor een kwartier nieuws per dag. Veel meer mensen luisterden naar de toegestane zenders en programma’s dan naar Radio Oranje.

De gouden jaren van de radio eindigden in 1960, met de komst van de televisie. Radio was niet meer het enige medium waar heel de familie gezamenlijk naar luisterde, maar werd individueler. Technisch was dit ook mogelijk met de komst van draagbare transistorradio’s. Jongeren hoefden nu niet meer met hun ouders naar belegen programma’s te luisteren en stemden massaal af op zenders met popmuziek. De traditionele omroepen zonden dit amper uit, maar nu kwamen er andere mogelijkheden om popmuziek te beluisteren, zoals buitenlandse en illegale zenders, waaronder de radioboot van Veronica op de Noordzee.

De zeer compacte zakradio van Panasonic uit 1962 is een van de eerste draagbare transistorradio’s en heeft vier AA-batterijen nodig. Aan de voorkant zit een metalen draaiknop waarmee de frequentie kan worden ingesteld en aan de zijkant een kunststof draaischijf om het volume te regelen en een ingang voor een koptelefoon.

NEMO Science Museum

Bijdehante dj

Veronica heeft sowieso een grote stempel gedrukt op de manier van radioprogrammering. Naar Amerikaans voorbeeld kwam er een dj, die zijn keuze aan muziek op gevatte wijze aan elkaar kletste en geinige jingles liet horen. Deze manier van radiomaken is nu normaal maar was eind jaren zestig echt opzienbarend en al snel razend populair.

Om luisteraars te behouden moesten de omroepen veranderen. Met de mediawet uit 1965 kwam er meer structuur en een derde zender, Hilversum Drie. Elke zender kreeg zijn eigen profiel om de luisteraar duidelijker te maken wat ze konden verwachten. Deels hielp dit wel, maar de publieke omroepen raakten steeds mee luisteraars kwijt met de komst van commerciële zenders. Wat het wel al die tijd goed bleef doen zijn sportprogramma’s en met name Langs de lijn. Sport heeft daarom zelfs een eigen hoofdstuk gekregen in het boek, leuk voor de liefhebbers.

Overlap

Sport is niet het enige specialistische hoofdstuk. Het boek bestaat uit twee delen: Wijfjes trapt af met het chronologische verhaal, verdeeld over drie hoofdstukken. Deel twee van het boek is geschreven door andere wetenschappers, op het gebied van muziek, sociologie en sport. De andere specialistische hoofdstukken gaan dieper in op klassieke muziek, popmuziek, nieuws op de radio en radio voor Nederlanders in het buitenland. Dit laatste hoofdstuk nagelaten, komen al deze onderwerpen ook in de eerste hoofdstukken aan bod. Met deze indeling zit er aardig wat overlap in het boek, en dat is zonde.

Toch is het een fijn boek om te lezen en te bekijken vanwege de vele foto’s. Het zet je ook weer even aan het denken. Het is voor ons zo gewoon om al die verschillende media bij de hand te hebben, snel nieuws te lezen en de muziek te luisteren die je maar wilt, dat het moeilijk voor te stellen is hoe het moet zijn geweest zonder die mogelijkheden. Wat dat betreft zorgde de radio inderdaad voor een cultuurverandering.

Het boek loopt tot 2019 en haalt er van alles bij, zoals digitale radio, om aan te tonen hoe relevant het medium nog steeds is. De laatste jaren vind ik de minst interessante van het boek. Natuurlijk, de radio is nog steeds leuk om naar te luisteren, zeker in de auto. Alleen is de radio nu slechts één van de vele mediabronnen waaruit we kunnen kiezen en zeker niet de meest veelzijdige. De keuze is reuze en dat was in de begintijd duidelijk anders.

Huub Wijfjes (red.), De radio. Een cultuurgeschiedenis (Boom Geschiedenis, 2019)
Meer informatie op de website van de uitgeverij

ReactiesReageer