Naar de content

Hoe bepaal je risico’s?

Pixabay, OpenIcons via CC0

Toxicologen doen hun best om onze consumentenproducten zo veilig mogelijk te houden. Toch lijken steeds meer producten gevaarlijk of schadelijk. Moeten we ons zorgen maken?

Kunststofkorrels, een stof die veel in het nieuws kwam de afgelopen tijd.

Wikipedia Commons, Drguttorm via CC BY 2.5

Elke paar weken verschijnt er wel een artikel in de krant over een stofje dat gevaarlijk of kankerverwekkend blijkt. Of het nou gaat over de stoffen in rood vlees, verf of kunststofkorrels, het effect is altijd hetzelfde: ongeruste burgers. Niemand heeft duidelijke antwoorden. Kunnen kinderen nog knakworsten eten en is voetballen op een kunstgrasveld veilig? Kennislink zocht uit hoe toxicologen te werk gaan om dit soort vragen te beantwoorden.

Veel regels

Alle producten waar consumenten mee in aanraking komen moeten voldoen aan een heleboel regels. De bedrijven die deze spullen maken leveren data aan de overheid waaruit blijkt dat je de stoffen veilig kunt gebruiken. “Als wij iets nieuws willen maken denken we natuurlijk na over wat zo’n product moet kunnen en waar we het van maken. Maar we letten ook vanaf het begin op eventuele gevaren voor de gezondheid van de gebruikers”, vertelt Kim Doornebosch, manager Product Safety bij AkzoNobel. Bij AkzoNobel produceren ze allerlei chemische producten die wij dagelijks gebruiken zoals verf en zout, dus moeten Doornebosch en haar collega’s goed letten op de veiligheid van deze spullen.

Om de gevaren in te schatten kijken de bedrijven in grote databases waar vrijwel alle bekende moleculen in staan. Van een groot deel van deze moleculen is bekend of ze bijvoorbeeld kanker veroorzaken of allergieën opwekken. Doornebosch: “Als het molecuul dat wij willen gebruiken erg lijkt op een ander kankerverwekkend molecuul gaan we meteen op zoek naar een alternatief. We willen geen enkel risico lopen.”

Spiegelbeelden van Thalidomide, beter bekend als softenon.

Wikipedia Commons, Benjah-bmm27

Zo weten toxicologen dat reactieve groepen zoals chloor en broom vaak zorgen voor vervelende effecten. Toch leveren niet alle moleculen met reactieve groepen meteen gevaar op, polyvinylchloride (PVC) is bijvoorbeeld gewoon veilig. Hoe dan ook kun je aan de bouw van een molecuul niet direct het gevaar herkennen. Neem bijvoorbeeld de verschillende vormen van softenon – het ene molecuul was een goed medicijn tegen ochtendmisselijkheid, het spiegelbeeld van precies hetzelfde molecuul had nare bijwerkingen.

Een beest is geen mens

Omdat alleen een analyse van de structuur niet genoeg informatie oplevert, duiken toxicologen de literatuur in en zoeken ze of iemand het molecuul al heeft getest. En zo niet dan moeten ze het zelf gaan uitproberen op proefdieren. Dat zorgt vaak voor scepsis, want mensen geloven niet dat proeven op bijvoorbeeld muizen accuraat de risico voor mensen voorspellen. Maar je hoeft niet te twijfelen, zegt Doornebosch. “Toxicologen weten alles over het metabolisme, de chemische processen en de afbraakproducten in proefdieren. We zien dus ook wel dat je sommige processen niet kunt vergelijken. Het afbraaksysteem en de stofwisseling gaat in muizen bijvoorbeeld anders dan in de mens.”

Deze labmuis gebruiken we voor toxicologisch onderzoek.

Flickr.com, Rick Eh? via CC BY-NC-ND 2.0

Toch komen proefdieren en mensen op bepaalde aspecten zeker overeen. De genetische en embryonale ontwikkeling verloopt op dezelfde manier. Bovendien nemen de onderzoekers een ruime marge als ze de ontdekkingen in muizen vertalen naar de mens. “Als we denken dat een effect ook plaats kan vinden in de mens, passen we nog wat extra veiligheidsfactoren toe”, aldus Doornebosch. “De kritische dosis voor muizen delen we dan nog een keer door honderd zodat we zeker weten dat er niks kan gebeuren.”

Krijg je het binnen?

De volgende, misschien wel belangrijkste stap is een blootstellingsbeoordeling, zegt toxicoloog Theo Vermeire van het RIVM. “Om een inschatting van het risico van consumentenproducten te kennen, moet je weten hoeveel de gebruikers van de schadelijke stof in het product in het lichaam krijgen.” Het bepalen van de blootstelling noemt Doornebosch een van de basisbeginselen van de toxicologie: “Het eerste dat je leert op de opleiding tot toxicoloog: the dose makes the poison, oftewel de dosis maakt het gif. Er kan nog zoveel gevaarlijke stof in een product zitten, maar als het er op geen enkele manier uit kan komen hoef je je geen zorgen te maken.”

Dus kijken de toxicologen naar de manier waarop wij het product gebruiken, de concentratie van de stof in het product en het vrijkomen van de stof uit het product tijdens gebruik. “Helaas hebben we vaak geen meetresultaten om deze waardes te bepalen”, vertelt Vermeire. “Daarom gebruiken we modellen.” Deze modellen simuleren het gebruik van bijvoorbeeld speelgoed of keukengerei.

Pixabay, OpenIcons via CC0

Met de getallen uit de modellen maken de toxicologen een definitieve inschatting, waarbij ze vaak van het allerergste uitgaan. “Als we naar stoffen in verf kijken, modelleren we een persoon die overdag in de verffabriek werkt en ‘s avonds thuis nog wat muren gaat schilderen”, zegt Doornebosch. “Zelfs deze persoon mag geen schade oplopen.” Kankerverwekkende stoffen of stoffen die de voortplanting schaden, willen ze per definitie niet in consumentenproducten. Daarnaast nemen ze ook hier een extra ruime marge met de maximaal toegestane dosis. Op basis van de totale risicobeoordeling besluiten bedrijven of ze het productieproces aanpassen of een bepaalde stof zullen vervangen.

Berichten in het nieuws

Als de toxicologen een nieuw resultaat vinden, komt dat vaak snel in de krant terecht. Zeker als het om kankerverwekkende stoffen gaat in producten die veel mensen gebruiken. Toch zorgt de berichtgeving over hun resultaten nogal eens voor frustratie bij de toxicologen. “Alleen al het begrip ‘verhoogd risico’ geeft aanleiding tot discussie”, aldus Vermeire. “Maar een twee keer zo hoge kans geeft geen aanleiding tot paniek als de oorspronkelijke kans heel klein was.”

Vermeire’s collega en levensmiddelenmicrobioloog Rob de Jonge ziet ook dat mensen soms verbanden leggen die in werkelijkheid niet bestaan. Zo zag het RIVM tijdens een onderzoek dat mensen die noten eten een lager risico hebben om een Campylobacter- of Salmonella-infectie op te lopen. De Jonge: “Je concludeert dan misschien dat noten beschermend werken, maar als de noteneters vegetariërs zijn, worden ze sowieso minder vaak aan deze infecties blootgesteld.”

Doornebosch vindt verschillende media soms wat ongenuanceerd als het om risico’s gaat: “In een ideale wereld brengen media deze nieuwsberichten niet op deze manier naar buiten.” Maar mensen mogen ook zelf wat kritischer zijn, vindt ze. “Toxicologie is geen exacte wetenschap, wij nuanceren altijd onze bevindingen. We moeten met zoveel aspecten rekening houden dat er altijd onzekerheden in onze conclusies zitten. Als deze nuances niet in een artikel staan, klopt er iets niet.”

ReactiesReageer