Naar de content

Hete stad is niet zo comfortabel

WUR

In de stad is het gemiddeld veel warmer dan op het platteland. Met het oog op nieuwe klimaatscenario’s, die uitgaan van hetere zomers in de toekomst, is het geen overbodige luxe na te denken over aanpassingen van de stedelijke leefomgeving aan dit Urban Heat Island Effect. Want steeds meer mensen leven in de stad.

Volgens de meest recente klimaatscenario’s van het KNMI krijgt Nederland in de toekomst te maken met extremer weer. We kunnen meer zware buien maar ook meer hete dagen verwachten. “In de stad ziet die toekomst er nog warmer uit dan op het platteland”, zegt Bert Holtslag, hoogleraar Meteorologie verbonden aan Wageningen Universiteit. “Door het zogenaamde urban heat island effect ligt de temperatuur in een stedelijke omgeving vaak veel hoger dan in de stad. “In Rotterdam is het op sommige dagen meer dan zeven graden hoger dan in de landelijke omgeving, zo blijkt uit recente metingen.”

Het Urban Island Effect, dat zich kenmerkt door een hogere gemiddelde temperatuur in gebieden die intensief bebouwd zijn, is al langere tijd bekend. In een stedelijke omgeving wordt zonnewarmte sterker geabsorbeerd door steen en asfalt en kan het moeilijker ontsnappen door de hoge muren. “Bovendien is er vanwege de bebouwing een slechtere doorstroming van lucht”, licht Holtslag toe.

In stedelijk gebied blijf de warmte ‘s nachts hangen

WUR

Het KNMI beaamt dat de nieuwe scenario’s voor het toekomstig klimaat in ons land vooral bedoeld zijn voor het landelijke gebied. Tussen kustgebieden en het binnenland is wel onderscheid gemaakt, maar niet tussen stad en platteland.

Internationaal vergelijkbaar

“Metingen van het weer worden uitgevoerd volgens de richtlijnen van de World Meteorological Organization (WMO)”, verklaart Holtslag deze aanpak. “Wind, temperatuur en andere variabelen worden gemeten volgens een vast protocol, op het platteland. Dat maakt de metingen ook makkelijker vergelijkbaar. Zo moeten de metingen bijvoorbeeld plaatsvinden bij een bepaalde grashoogte omdat de luchtdoorstroming dan optimaal is. Afwijkende temperaturen in de stad vallen zo buiten de boot.”

Bovendien hebben satellietmetingen, een belangrijke bron van gegevens voor meteorologische organisaties, zo hun beperkingen. “De satelliet vangt de warmtestraling van het aardoppervlak op en daaruit wordt de oppervlaktetemperatuur berekend, een methode die overigens alleen bij onbewolkt weer werkt. Satellieten meten dus niét de luchttemperatuur op leefniveau. Daartussen kan een groot verschil zijn. Denk maar aan de temperatuur van het strandoppervlak op een zonnige dag. Die kan wel 40 graden of meer zijn, terwijl de luchttemperatuur bijvoorbeeld maar 25 graden is door een aangenaam briesje uit zee.”

‘Beleving’ van warmte

“Om temperatuur en vooral de effecten die de hitte heeft op de beleving van mensen goed te meten, is het belangrijk dat je een onderscheid maakt tussen de zonnestraling en de warmtestraling”, legt Holtslag uit. “De zonnestraling is direct afkomstig van de zon en van oppervlakken die de zonnestraling reflecteren. Warmtestraling wordt uitgezonden door alle objecten en dat gebeurt sterker naarmate de temperatuur hoger is. Overdag worden gebouwen, wegen en andere objecten in de stad sterk opgewarmd, waardoor ook de warmtestraling toeneemt. Ook als de zon niet schijnt, zoals ‘s nachts, voelen stadsbewoners de warmtestraling van gebouwen. Mensen kunnen daardoor soms slecht slapen.”

Temperatuurmeting in de stad. De meetapparatuur in/aan de bakfiets is ontworpen door de Wageningse onderzoeker Bert Heusinkveld. Behalve algemene variabelen als temperatuur, windsnelheid en vochtigheid wordt op deze manier zowel de zonne- als warmtestraling uit zes richtingen gemeten.

WUR

Universal Thermal Comfort Index

De onderzoekers van Wageningen Universiteit doen al vanaf 2009 metingen van het weer in de stad. De gegevens worden verwerkt in de zogeheten Universal Thermal Comfort Index, een internationale standaard. Deze zomer werd de temperatuur op leefniveau gemeten in Amsterdam, en eerder werd al gemeten in onder meer Wageningen, Arnhem en Rotterdam.

De metingen met de bakfiets geven weliswaar een goed beeld van het warmtecomfort op leefniveau, ze worden nog maar kort verzameld. Bij gebrek aan langjarige gemiddelden maakten de Wageningse onderzoekers daarom ook gebruik van gegevens van hobbymeteorologen. “Aanvankelijk dachten we dat die gegevens onvoldoende betrouwbaar zouden zijn voor wetenschappelijk gebruik, maar het tegendeel bleek waar”, vertelt Holtslag. “We hebben veel van die weermetingen geanalyseerd en gevalideerd en ze blijken goed bruikbaar te zijn.”

Een groene stad

Het lijkt een simpele oplossing, maar om de stedelingen de hete zomers door te laten komen zal er veel meer groen in de stad moeten komen, vindt Holtslag. “Je moet niet alleen aan meer bomen denken, die voor afkoeling zorgen, ook een goede doorstroming van lucht is belangrijk. De wind moet daarom ook in de stad kunnen waaien. Landschapsarchitecten hebben dat meestal wel op hun netvlies staan, maar stedenbouwkundigen vaak nog niet.”

Bomen zorgen voor een koelend effect mits de lucht ook goed kan doorstromen.

WUR
ReactiesReageer