Naar de content

Het vuur brandt, maar waar is het vuur?

Kerstboomverbranding.
Kerstboomverbranding.
Wikimedia Commons, Donarreiskoffer via CC BY 3.0

Een vuurtje stoken leerde hij bij de padvinderij, maar zijn open haard heeft al in geen 25 jaar meer gebrand. Socioloog Joop Goudsblom heeft ontzag voor vuur en schreef er een boek over: Vuur en beschaving, inmiddels een in acht talen verschenen klassieker. Kennislink interviewde hem naar aanleiding van de heruitgave uit 2015.

Wat was de aanleiding voor zo’n omvangrijk werk over vuur?

“Het boek is voortgekomen uit een film die ik ooit zag, La guerre du feu, waarin een primitieve mensachtige een groep wolven wist te verjagen dankzij een brandende tak. Ik associeerde dit beeld direct met macht, een belangrijk begrip uit de sociologie. In iedere situatie waarin mensen verkeren, speelt macht een belangrijke rol. Dit beeld toonde zo duidelijk het machtsverschil tussen mensen en andere dieren. Het menselijk monopolie op vuurgebruik betekende een definitieve verschuiving in de machtsbalans. De mensen werden de baas in het dierenrijk en de dieren werden steeds weerlozer.”

U noemt vuur ‘een duur instituut’, wat bedoelt u daarmee?

“Het is een variatie op ‘duur weefsel’, een aanduiding van de hersenen door de paleoantropologe Leslie Aiello, omdat ze zoveel energie nodig hebben om te functioneren. Ook een sociaal instituut als vuur kun je ‘duur’ noemen, omdat het vuurgebruik constante zorg en aandacht vereist. Al in jager-verzamelaarculturen werd veel tijd besteed aan het aanhouden van het vuur, waarin vrouwen een belangrijke functie hadden. Zij moesten ervoor zorgen dat het vuur niet uitging en het diende beschermd te worden tegen aanvallen van vijanden, die ermee vandoor wilden gaan of het alleen maar wilden blussen. Ook was het noodzakelijk dat het vuur niet uit de hand liep en onbeheersbaar werd. Kinderen leerden al op jonge leeftijd met vuur om te gaan.”

Maar de actualiteit laat zien dat het vuurgebruik wel uit de hand loopt, gezien alle vuurwapens die nu in omloop zijn…

“Je kunt heel relativerend over dit thema praten. Al zolang er steden zijn en mensen beschikken over de capaciteit om vuur te maken, is ieder mens een potentiële brandstichter. Brandstichting is in vredestijd nooit op grote schaal uitgevoerd, al hebben zich wel regionale ‘epidemieën’ voorgedaan op het platteland van Frankrijk en Rusland tussen 1600 en 1900. Vanaf het begin van de vuurbeheersing gebruiken mensen vuur zowel productief, bijvoorbeeld om te koken zoals de biologisch antropoloog Richard Wrangham heel mooi beschrijft, als destructief, wat we zien in oorlogen en aanslagen. We kunnen alleen maar hopen dat het geweldsmonopolie van nationale overheden sterk genoeg is om individuele of georganiseerde neigingen tot brandstichting effectief te onderdrukken.”

“9/11 is een kras voorbeeld. We hebben toen kunnen zien dat vuur veel destructiever is dan we ooit voor mogelijk hebben gehouden. Waarschijnlijk was het ook veel destructiever dan de plegers van de aanslag gedacht hadden. De twin towers hadden een Boeing moeten weerstaan, maar door de hoeveelheid brandstof in een vliegtuig dat net is opgestegen was de brand enorm. Ik denk dat Osama Bin Laden niet wist wat hij zag toen die onverwacht grote vuurzee op zijn televisiescherm verscheen. Hij heeft zich ongetwijfeld in de handen gewreven.”

Kunnen we ondanks het destructieve gebruik van het vuur nog steeds volhouden dat vuurbeheersing een vorm van beschaving is?

“Hoe vuur ook gebruikt wordt, productief of destructief, er is altijd sprake van een collectief leerproces hoe met vuur om te gaan. Daarom maakt het sociologisch gezien deel uit van de menselijke beschaving. De oudere generatie leert de jongere generatie met vuur om te gaan en het te benutten. In onze samenleving is er sprake van een sterke arbeidsdeling: in onze tijd en maatschappij wordt het vuur vooral door professionals aangehouden en alleen vakmensen, zoals lassers, brandweermannen en operators in een energiebedrijf, worden er dagelijks mee geconfronteerd.”

U schrijft dat de zichtbaarheid van vuur grotendeels uit onze moderne samenleving is verdwenen. Hoe bedoelt u dat?

“Je hoeft alleen maar om je heen te kijken. We profiteren van warmte en verlichting terwijl er geen vuur te bekennen is. We leven nog steeds in het industriële tijdperk, al ontkennen we dat maar al te vaak. We hebben daar een slecht geweten over. Bij voorkeur worden we niet herinnerd aan de enorme hoeveelheid brandstof die we dagelijks opstoken. Denk alleen al aan de energie die in de hardware en software van een computer gaat en al die datacenters die dagelijks ongelofelijk veel stroom gebruiken. Als wij achter – of voor – ons beeldscherm zitten, merken we niets van de vuren die hiervoor gestookt moeten worden. Je kunt dit een proces van collectieve verdringing noemen.”

Kerstboomverbranding.

Het is tegenwoordig mogelijk om op te groeien zonder ooit met vuur te maken te hebben gehad, behalve bij speciale gelegenheden zoals de jaarlijkse kerstboomverbranding. Ook volwassenen worden steeds onhandiger met vuur. In primitieve samenlevingen was vuurgebruik een essentieel onderdeel van de opvoeding.

Wikimedia Commons, Donarreiskoffer via CC BY 3.0

Waarom willen we er niet aan herinnerd worden?

“In het algemeen ervaren we de processen in de industrie als smerig en vies, waarbij bovendien veel afval vrijkomt dat we ook nog eens moeten verwerken, en vaak weer verbranden. Er hangt ons een rekening boven het hoofd waaraan we liever niet herinnerd worden. We ervaren de nadelen wel in ons dagelijks leven, zoals fijnstof en andere vormen van luchtvervuiling, maar dat is maar een tipje van de sluier.”

In het toegevoegde hoofdstuk in de herdruk bent u veel kritischer over vuur in onze moderne samenleving.

“Dat klopt. Ik ben me de laatste jaren steeds meer bewust geworden van de keerzijde van het vuur en de verstrekkende verslaving aan brandstoffen. Natuurlijk maakt het vuurgebruik ons leven indirect bijzonder comfortabel. Denk aan de beschikbaarheid van gas en de elektrificatie, die ons ontslaat van zoveel vervelende klussen. Mijn vader moest in de winter elke ochtend kolen scheppen en de asla legen, dat heb ik allemaal nooit hoeven doen. Toen de keuze kwam, een halve eeuw geleden, zijn er maar weinig mensen geweest die hebben gezegd: sluit mij maar niet aan op gas en elektriciteit, ik blijf liever hout, steenkool of olie gebruiken.”

“Engelse steden waren een halve eeuw geleden berucht om hun smog. Een stad als Manchester, waar ik als scholier kwam, was zo ontzettend smerig. De kerkgebouwen waren bedekt met roet. Nu profiteren we van vuur, dat we discreet hebben weggewerkt. Maar mede door datzelfde vuur reikt de menselijke arm ook heel ver. Er is weinig meer in de biosfeer dat niet door mensen met vuur is beïnvloed.”

Een orang-oetan in een door vuur geblakerd bos. De branden werden veroorzaakt door een oude en beproefde methode van het afbranden van bos om landbouwgronden te creëren.

Orangutan Foundation

Wat zouden we hiervan moeten leren?

“Dat we het brandstofgebruik meer zouden moeten beperken. Ik heb de stellige indruk dat vrijwel alle vormen van duurzame energie die nu beproefd worden zonder uitzondering omwegen zijn naar hetzelfde principe, dat is gebaseerd op de combinatie van fotosynthese en verbranding. Terwijl we eigenlijk zouden moeten streven naar energie zónder tussenkomst van deze twee processen, dus geen fossiele brandstoffen en ook geen biomassa.”

Over het gebruik van olie schrijft u: ‘Wat voor mensen goud is, maakt vogels vleugellam’…

“Daarmee wil ik het unieke van de menselijke soort benadrukken: als enige zijn wij in staat dit spul te benutten, terwijl het voor alle andere dieren een gevaarlijk goedje is. Mensen zijn de enige soort die twee bronnen van energie gebruiken: voedsel ten behoeve van onze lichamelijke processen en brandstoffen om onze leefomgeving te beïnvloeden, voor productie en transport. Het aandeel energie dat we via ons voedsel gebruiken valt daarbij in het niet. Dit is precies uitgerekend door voortreffelijke schrijvers en historici als Ian Morris en Vaclav Smil.”

Denkt u dat we ooit van onze vuurverslaving zullen afkomen?

“Toen ik mijn boek begin jaren ’90 schreef, ging het menselijk vuurgebruik volgens archeologen terug tot zo’n 250.000 jaar geleden. Daarna hebben archeologen sporen van actief vuurgebruik gevonden dat tot wel 750.000 jaar teruggaat. Dan hebben we het niet over het mogelijk passieve gebruik in de omgeving van natuurlijke vuurbronnen, zoals vulkanen of steenkoolbranden in China. Een wetenschapper als Wrangham gaat terug tot wel 1,8 miljoen jaar, waarbij hij het actieve vuurgebruik zelfs een belangrijke rol toekent in de menselijke evolutie. Moderne mensen hebben zich in een positie gemanoeuvreerd waarin ze zonder vuur absoluut niet kunnen voortbestaan.”

Bron:

Goudsblom, Joop, Vuur en beschaving, heruitgave 2015. Uitgeverij Van Oorschot. ISBN 9789028260504

Bronnen en meer lezen

ReactiesReageer