Museum Boijmans Van Beuningen heeft een probleem. Net als andere musea met een glascollectie trouwens. Veel kunstvoorwerpen van glas gaan namelijk langzaam stuk. Hoe komt dat?
Tot en met 5 oktober is in Depot Boijmans Van Beuningen de tentoonstelling ‘Huilend glas’ te zien. In de vitrines staan sierlijke glazen uit Venetië, maar ook werken van hedendaagse kunstenaars. Alleen: het glas is in verval. De tentoonstelling laat zien hoe museaal glas langzaam achteruit gaat. Hoe lost het museum dit probleem op?
Glibberig glas
In 2008 inspecteerden medewerkers van het museum de verzameling van glazen voorwerpen, vertelt conservator Nora Leijen. “Dat was ter voorbereiding van een verhuizing. Het glas moest verplaatst worden.” Wat bleek? Er zaten druppeltjes op het glas. Het museum schakelde glasexperts in. De museumstukken bleken instabiel te zijn. Het eerste advies dat het museum kreeg: berg de collectie niet langer op in houten kasten, maar in kasten van metaal.
Glas lijkt een robuuste, vaste stof. Die kan breken, dat wel, maar verder kan er weinig mis gaan met een raam of een vaas, zou je denken. Mis. Glas bestaat uit zand, soda en calcium, legt de tentoonstelling uit. “Je verhit het zand zodat het smelt”, vertelt Leijen. “Soda voeg je toe zodat het smeltpunt lager ligt, daardoor kun je het glas langer bewerken. Calcium is vervolgens de tegenhanger van soda. Calcium maakt het glas stabiel.” Maar helemaal stabiel is glas nooit.
“Moleculen in glas zijn altijd in beweging”, vertelt Leijen. Daarbij reageert het materiaal op de omgeving. Zo kan natrium, afkomstig uit soda, langzaam uit het glas lekken. “Vanuit de omgeving komt er vocht bij zodat er druppeltjes ontstaan.” Glasrestauratoren spreken ook wel van huilend glas. “Het glas voelt daardoor wat glibberig”, zegt Leijen, “dus het is oppassen.” In het museum kun je zelf voelen hoe instabiel glas aanvoelt.
Zuur hout
Valgevaar is niet het enige probleem. Een drinkglas in de vitrine van de tentoonstelling ziet er dof uit, doordat de weglekkende stoffen een laagje vormen op het glas. “En wanneer de luchtvochtigheid laag is, veranderen de druppeltjes in kristallen.” Ze zijn te zien als vlekjes op een ander glas. Niet heel mooi op een museumstuk. En er is nog een probleem. Stoffen die weglekken uit glas laten een lege ruimte achter. “Daardoor kunnen barstjes ontstaan”, wijst Leijen. “Het glas wordt heel kwetsbaar.” Bij de tentoonstelling staan grote touch screens waarop je de beschadigingen goed kunt zien.
Wat hebben die houten kasten nou te maken met dit alles? “Uit hout komen zuren vrij”, legt Leijen uit. Die zuren tasten het glas aan. Vandaar het advies om over te gaan op metalen kasten. “Metaal is inert”, zegt Leijen. Het wasemt geen chemische stoffen uit. “Tegenwoordig is de glascollectie opgeslagen in kasten van metaal met glazen deuren.”

Bezoekers van de tentoonstelling kunnen aan verschillende glazen in verval ruiken.
Lotte Stekelenburg voor Museum Boijmans Van BeuningenHet museum telt 7000 werken van glas. 2000 zijn archeologisch, oftewel opgegraven. Die hebben weer hun eigen uitdagingen. Voor de overige 5000 museumstukken van glas heeft het museum een groot onderzoeksproject opgezet. “Ze zijn allemaal schoongemaakt en bestudeerd. Wat zien we? Wat voelen we? Wat ruiken we?” In de tentoonstelling 'Huilend glas' kun je ook aan glas snuffelen. Instabiel glas kan muf ruiken en zuur, blijkt. Naar vochtige kelder met bruin verkleurde venkel, of dikke honing met azijn in een pot met een oude kurk erop.
Verbrande varens
In 2013 was het schoonmaakwerk en de inventarisatie klaar. 200 werken bleken instabiel te zijn, vertelt Leijen. Over nog eens 650 voorwerpen maakt het museum zich zorgen. En nu? 5000 kunstwerken in scherp in de gaten houden is niet te doen. “We hebben vijftig objecten gekozen om te volgen.” Met ionchromatografie en met röntgenfluorescentie is de samenstelling achterhaald. Bij de eerste techniek, ionchromatografie, veegt een onderzoeker met een speciaal wattenstaafje over het glas. Vervolgens is te onderzoeken welke stoffen er op het staafje zijn beland. Röntgenfluorescentie gebruikt röntgenstraling om de ingrediënten van het glas te achterhalen. En om te zien wat er zoal weglekt.
Glasblazers experimenteren namelijk met de precieze samenstelling van hun glas, legt Leijen uit. Daardoor zit er variatie in de verhoudingen van de ingrediënten zand, soda en calcium. Daarnaast is het in Duitsland van oudsher gebruikelijk om potas te gebruiken in plaats van soda. Potas, je zegt ‘pot-as’, is gemaakt van bijvoorbeeld verbrande varens. “Zeewier kan ook, dat gebruikten ze in Italië en aan de Spaanse kust.” In Engeland ontdekte George Ravenscroft dat je helder glas kon krijgen met lood in plaats van calcium. Ook mangaan werd gebruikt en er zijn kleurstoffen toegevoegd.

Om speciale kleuren en vormen te krijgen, experimenteren glasblazers met de precieze samenstelling van hun glas.
Lotte Stekelenburg voor Museum Boijmans Van BeuningenKortom: er zijn allerlei verschillende recepten om glas te maken. Alle ingrediënten en alle stappen hebben gevolgen voor hoe het materiaal er vandaag de dag bij staat. Zelfs de weersomstandigheden ten tijde van het maakproces kunnen invloed hebben, voegt Leijen toe. Was het zonnig? Regenachtig? En natuurlijk speelt de levensloop van het glas ook mee. Wat hebben eerdere eigenaren ermee gedaan? Hoe werd het bewaard?
Mysterieus materiaal
Als je de samenstelling van het glas kent, kun je dan iets voorspellen over het verloop van het vervalproces? Dat zou handig zijn, maar nee. Elk museumstuk blijkt op zijn eigen manier achteruit te gaan. “We hopen wel eerder aan te tonen dat het glas instabiel is”, zegt Leijen, “nog voordat we het kunnen zien.” Het museum kan dan de bewaaromstandigheden aanpassen. Veel instabiel glas is gebaat bij een lage luchtvochtigheid. Aan de andere kant: door zijn unieke samenstelling en maakproces heeft elk stuk zijn eigen optimale condities. “We kunnen niet voor 5000 objecten even zo veel ideale bewaaromstandigheden maken.”
Zijn de stukken te repareren? Hoeveel tubes lijm gaan er jaarlijks doorheen op de glasafdeling? “Nul”, antwoordt Leijen. Reparatie is niet mogelijk. Er is geen methode bekend om het natuurlijke verval om te keren. “Het is ook niet mogelijk om een beschermlaag aan te brengen” voegt de conservator toe. Voor alle restauraties in de museumwereld geldt dat ze omkeerbaar moeten zijn. En zo’n laag zou je niet ongedaan kunnen maken. “Bovendien moet het glas kunnen blijven ademen”, zegt Leijen. “Anders komt het onder spanning te staan onder de beschermlaag. Dan ontstaan barstjes.”
Al tijdens het maken van een glazen voorwerp ontstaat er instabiliteit, legt de tentoonstelling uit. Dat verval is vervolgens niet meer te stoppen. Het onderzoek in Museum Boijmans Van Beuningen loopt al bijna twintig jaar, maar glas is nog altijd een mysterieus materiaal, vertelt Leijen. Wat er precies gebeurt in de glazen museumstukken blijft ongrijpbaar.