Historicus Rienk Vermij schreef het boek ‘De geest uit de fles’. Daarin bespreekt hij de Verlichting niet als filosofische stroming, maar als een puur historisch verschijnsel. Wat ging aan de Verlichting vooraf, en waarom werden ‘Verlichtingsideeën’ juist rond het jaar 1700 zo belangrijk? “Bepaalde ideeën kregen het tij mee, omdat staatslieden dachten dat ze door tolerantie en het indammen van de macht van de kerk beter de baas konden spelen.”
Er is al zoveel geschreven over de Verlichting. Waarom dacht u dat er nog wel een boek bij kon?
“Wat miste was vooral een echte historische invalshoek. Grote historici als Jonathan Israel en Peter Gay benaderden de Verlichting met een sterke filosofische invalshoek. Zij stellen vooral dat Verlichtingsidealen ook in onze tijd heel waardevol zijn en willen die ideeën in het verleden terugvinden en beschrijven. Ze hebben een eigen filosofisch programma, ze projecteren hun eigen idealen op de Verlichting.”
“Ik wil het liever wat afstandelijker benaderen, als een reactie op wat eraan vooraf ging en niet als iets wat vooruitloopt op onze eigen tijd. Daarbij gaat het niet alleen om ideeën maar ook om de manier waarop de samenleving georganiseerd was en hoe dat veranderde. Wat gebeurde er tijdens de achttiende eeuw met bijvoorbeeld het absolute koningschap, of met de verhouding tussen kerk en staat? Zeker dat laatste is een van de historische kernvragen van de hele Verlichtingsperiode.”
Wat is historisch gezien zo problematisch aan de Verlichting?
“Voor elk historisch verschijnsel is het moeilijk om er een eenduidig etiket op te plakken. Volgens een Verlichtingsfilosoof als Emmanuel Kant had de Verlichting weinig met geschiedenis te maken. Ieder mens die rationeel kon denken en dat ook durfde noemde hij ‘verlicht’, of die nu in de oertijd leefde of nu. Verder heb je allerlei verschillende soorten Verlichting. Verlichting in de Kerk of binnen diverse nationale contexten, overal betekent het iets anders. En voor verschillende historici die verschillende politieke agenda’s hebben betekent het ook weer iets anders. Als je het historisch wilt onderzoeken zou je toch een definitie moeten hebben waarover overeenstemming kan bestaan.”
Wat is volgens u dan de definitie van Verlichting?
“Als historicus zou ik zeggen dat de Verlichting vooral een proces is in de achttiende eeuw waarin kerk en staat gescheiden werden als oplossing voor problemen die al met de Reformatie ontstonden, toen de eenheid van het middeleeuwse christendom uiteen gescheurd werd. In de achttiende eeuw, de eeuw van de Verlichting, werd een eerdere ‘oplossing’, het heilige, absolute koningschap van de zeventiende eeuw, waar de Franse ‘zonnekoning’ Lodewijk XIV hét uitgesproken voorbeeld van is, overboord gegooid. Als cruciaal onderdeel daarvan gingen allerlei denkers vooral de invloed van de kerk op de staat bestrijden.”
Een ontwikkeling die aan de Verlichting vooraf ging noemt u de ‘crisis van het Europese bewustzijn’. Wat voor crisis was dat?
“Vanaf ongeveer 1680 ging men zich realiseren dat het confessionele koningschap (de band tussen de kerk en de absolutistische vorst, red.) waarbij de eenheid in de maatschappij werd gegarandeerd door een sterke band tussen kerk en staat, was mislukt. Dit bleek vooral tot meer geloofsoorlogen, onderdrukking en andere ellende te leiden. Er werd dus actief gezocht naar een andere oplossing en die werd gedeeltelijk ook gevonden.”
“Er kwamen allerlei radicale stemmen op en er ontstond een levendig debat over hele concrete politieke vraagstukken, die overigens al veel langer bestonden. Zodoende kan je deze crisis zien als het begin van wat we nu de Verlichting noemen.”
Kunt u een voorbeeld geven van een dergelijk nijpend politiek vraagstuk in die tijd?
“Bijvoorbeeld de vraag ‘wat doe je met religieuze minderheden in je staat?’ In de tijd van het absolute koningschap was de oplossing vaak onderdrukking en vervolging. Maar onderdrukking leidde tot steeds meer discussie en verzet. Aan het einde van de zeventiende eeuw werd vrij algemeen erkend dat de oude oplossingen voor dit soort vraagstukken niet meer houdbaar was. En van groot belang is dat er toen ook mensen waren die concrete oplossingen boden. Dat waren overigens lang niet altijd nieuwe ideeën, maar wel ideeën die vanaf ongeveer 1700 steun kregen van machtige staatslieden. Die dachten vanaf dat moment door zaken als tolerantie en het indammen van de macht van de kerk beter de baas te kunnen spelen.”
En hoe reageerde de kerk daarop?
“Dat varieerde sterk. Er waren binnen zowel de katholieke als de protestantse kerken veel mensen die al lang vonden dat een harde manier van optreden vooral averechts werkte. Maar er was ook een groep mensen die hun privileges niet kwijt wilde en zich gingen verzetten. Maar in de meeste gevallen hadden de kerken niet veel keus. Dat kwam omdat de macht van de staat groeide terwijl de macht van de kerk daarbij steeds meer achterbleef. Dus de staat had de kerk steeds minder nodig om hun machtsaanspraak te legitimeren, waardoor de kerk gedwongen werd tweede viool te gaan spelen. Maar de kerk helemaal afschaffen kon natuurlijk ook niet.”
Wat wilden ze concreet?
“Dat liep enorm uiteen. Sommige denkers wilde een puur protestantse staat en alle katholieken de mond snoeren. Maar andere denkers hadden al ideeën over staatsburgerschap. Een staat waarin je geloof – katholiek, protestant of zelfs atheïstisch – helemaal niks meer te maken had met je positie binnen de staat. Maar beide waren radicaal. Er zat een hele grote groep denkers in het midden. Maar wat ze allemaal deelden was dat ze wilden dat de kerk geen invloed meer had op de politiek. Daar zou alleen maar oorlog en ellende van komen.”
Welke rol speelde het nieuwe wetenschappelijke denken hierbij?
“In de eerste plaats was wetenschap in de zeventiende eeuw niet het specialistische vak dat het nu is. Het hing samen met filosofie en met het denken in het algemeen. Daardoor ontstaan er snel allerlei dwarsverbanden tussen politieke ideeën en wetenschappelijke ideeën. De kerk steunde nog op de middeleeuwse kennis uit de scholastiek. Als de nieuwe wetenschap van Galilei en Newton met alternatieven komt krijgt dat vanzelf een politieke lading. Veel denkers grepen bovendien terug op het opkomende wetenschappelijke discours om hun ideeën een modern jasje te geven en in een vorm te gieten die begrijpelijk was voor iedereen in die tijd. Wetenschappelijke en politieke ideeën werden zodoende gebruikt om elkaar te rechtvaardigen en kracht bij te zetten.”
Waarom gingen dit soort politieke ideeën zich uiteindelijk ook vertalen in ‘Verlichte’ opvattingen over opvoeding en goed burgerschap?
“Scheiding van kerk en staat was een vrij ingrijpende scheiding. De kerk had een enorme invloed op het hele leven, en voor veel mensen waren kerk en staat helemaal niet te scheiden. Toen die toch werden losgetrokken stond ter discussie wat de rol van de kerk eigenlijk nog was, vooral op het gebied van ethiek en moraal. Voor die tijd vertelde de kerk wat zondig was en de staat bestrafte dat. Als je dat loskoppelt moet de staat zich gaan afvragen: wat is dan de rechtvaardiging van de staat om te straffen en wat betekent dat voor de publieke moraal? Er kwamen daardoor allerlei ‘verlichte’ vorsten die zonder de kerk gingen bepalen wat nuttig was voor de samenleving en dat vervolgens ook uitvoerden.”
In discussies over islamitische staten wordt tegenwoordig wel gezegd: Het Westen heeft de Verlichting doorgemaakt en de islam niet. Maar als de Verlichting zoiets diffuus is, is het dan eigenlijk wel zo eenvoudig?
“Als je parallellen met de geschiedenis wil maken, dan denk ik dat de positie waarin veel islamitische landen tegenwoordig zitten vergelijkbaar is met West-Europese landen eind negentiende eeuw, die kampten met problemen rond modernisering, industrialisering en verstedelijking. Ook in West-Europa werden toen de kerken de plaats bij uitstek waar mensen weer hun identiteit gingen zoeken. De katholieke kerk groeide toen weer enorm. Daardoor nam de invloed van de kerk in de samenleving weer toe. Die ontwikkeling zie je ook in veel islamitische landen: als reactie op de problemen die gepaard gaan met modernisering zijn strengere vormen van de islam sterk in opkomst. Ik denk dat het inderdaad wat simplistisch is om de verschillen tussen sommige islamitische staten en het Westen alleen toe te schrijven aan de Verlichting.”