Tien jaar geleden begon Hans Bennis zich in zijn vrije tijd te verdiepen in kort geschreven en gesproken Nederlands. Nu ligt er een boek met de titel Korterlands. Het afkorten van de taal is niets nieuws, laat Bennis zien, maar juist van alle tijden: “Middeleeuwse monniken deden het al.”
Nederlands, maar dan korter. Dat is Bennis’ definitie van het Korterlands. Een term die hij ooit bedacht, met een kleine knipoog naar het Opperlands van Hugo Brandt Corstius. Bennis: “Brandt Corstius omschreef Opperlands als Nederlands met vakantie. Een bijzonder soort Nederlands. Dat is Korterlands juist níet. Je komt het overal tegen: in de krant, in whatsapp of in een alledaags gesprek.”
Korterlands is ook nog eens van alle tijden. Het lijkt misschien alsof we nu meer afkorten door het vele gebruik van sociale media, maar dat zijn voorbijgaande trends volgens Bennis: “We schrijven nu meer dan voorheen, maar dat is waarschijnlijk een tijdelijke opleving. Er komt een tijd dat we alleen nog maar tegen onze telefoon hoeven te praten, en dat het bericht foutloos wordt overgezet in geschreven taal.”
X-mas
Al in de middeleeuwen maakten monniken volop gebruik van afkortingen, weet Bennis: “In de oudste manuscripten vind je allerlei streepjes, krulletjes en kommaatjes. Daar heb ik uitgebreid over gesproken met Jos Biemans, dé handschriftdeskundige van Nederland. Hij vertelde mij dat het in het Nederlands nog wel meeviel, want Latijnse manuscripten staan pas echt vol met afkortingen. Er bestaat zelfs een heel dik woordenboek, van de auteur Cappelli, waarin je de betekenis van alle Latijnse afkortingen kunt opzoeken.”
Nederlandse afkortingen gaan vaak nog terug op het Latijn, zoals Bennis in zijn boek laat zien. Vaak zonder dat wij dat weten. “Wij schrijven nog steeds x-mas voor christmas. Die x is afkomstig uit het Latijn, en die staat op zijn beurt voor de Griekse χ (chi). In het Latijn werd christus vaak geschreven als xs, een combinatie van de begin- en eindletter.”
Pax Christi
“Of neem de P met de x erdoor: veel mensen denken dat dat staat voor Pax Christi. Maar Pax Christi is pas na de Tweede Wereldoorlog ontstaan als een katholieke vredesbeweging, terwijl dat teken al eeuwen bestaat. Het is ook eigenlijk geen P, maar een Griekse ρ (ro), en de x is opnieuw de Griekse χ (chi), samen vormen de X en P dan de beginletters van christus.”
“Met de boekdrukkunst zijn dat soort afkortingen weer een beetje verdwenen. Je hebt er nog wel een paar: bijvoorbeeld N° voor nummer of B° voor baron. En ook de meervoudsvormen, waarbij de laatste letter wordt verdubbeld zoals pp en blzz (maar ook ARTT, EXX, MSS, VBB), komen van het Latijnse afkortingensysteem. Het Latijnse consul schreef je bijvoorbeeld als cos en het meervoud als coss.”
Taal van politici
Ook in de gesproken taal is afkorting van alle tijden. Niet voor niets luidt een van de hoofdstuktitels: Brero en de Spaanse Brabo. “Brero was een gebruikelijke afkorting voor Brederode. Net zoals je in de spreektaal weder af kon korten tot weer. Bovendien was men in die tijd niet zo nauwkeurig in de juiste spelling van een naam. Rembrandt schreef zijn naam ook afwisselend met en zonder t.”
Het is dus niet zo dat we nu sneller praten dan een paar eeuwen geleden. Hoewel er wel bepaalde tendensen zijn, aldus Bennis: “Een eeuw terug articuleerden nieuwslezers nog heel keurig. Dat is nu een stuk minder. Maar dat heeft alles te maken met het informeler worden van het journaal. De omvang van je boodschap moet je altijd afzetten tegen tijd, ruimte en geld. Als je maar beperkte spreektijd hebt, of als je snel een boodschap onder woorden wilt brengen zonder dat iemand je onderbreekt, dan is het niet handig om rustig te praten. Vandaar dat vooral politici bekend staan om hun Korterlands.”
Kleine woordjes
Sluit dit boekje eigenlijk aan bij het eigenlijke onderzoek van Bennis, die zich van huis uit bezighoudt met de zinsbouw van het Nederlands? In zekere zin toch wel, beaamt hij: “Ik hou altijd al van kleine betekenisloze woordjes. Ik ben niet voor niets gepromoveerd op het woordje ‘er’. En ook nu houd ik mij bezig met kleine dingen die verdwijnen, zoals het flexiesysteem in het Nederlands. Dat het systeem verdwijnt zie je aan bijvoeglijk naamwoorden als een mooie meisje.”
“Terwijl taalvormen voor de meeste Nederlanders voertuigen zijn om een boodschap over te brengen, richt ik me juist op die taalvorm. Het mooie aan onze taal is dat er altijd structuur in zit. Voor het opstellen van een contactadvertentie bijvoorbeeld bestaan geen regels, maar toch doet iedereen het op dezelfde manier. Je ziet bijvoorbeeld dat er heel weinig klinkers gebruikt worden. Dat komt doordat klinkers veel minder betekenis dragen dan medeklinkers.”
“En dat wij afkortingen zo makkelijk kunnen lezen is helemaal niet zo gek, want ook als we naar taal luisteren maken we in ons hoofd woorden al af voordat we ze helemaal gehoord hebben. Als we komk horen, maken onze hersenen er al komkommer van. Zonder dat we het weten, denken we dus de hele dag door in afkortingen.”