Naar de content

Het ene gras is het andere niet

Wikimedia Commons/Kristian Peters

Een gazonnetje of voetbalveld. Het gras oogt overal hetzelfde, maar schijn bedriegt. Verspreid over de hele aardbol komen maar liefst achtduizend grassoorten voor. De hoogste tijd voor (h)erkenning van de wuivende halm.

Het dierenleven op aarde kan niet zonder gras. De blaadjes zijn het hoofdvoedsel van de meeste herkauwers en grazers en ook voor veel insecten is gras van levensbelang. Zelfs mensen zijn grotendeels graseters! Met brood vullen we dagelijks onze maag. Dat doen we al sinds we het jager- en verzamelaarstadium achterlieten en landbouw gingen bedrijven. De bulk van ons voedsel bestaat uit tarwe, ooit een veredelde wilde grassoort, inmiddels een cultuurgewas.

Rond 10.000 jaar geleden begonnen de eerste boeren wilde grassen te selecteren en later ook te veredelen, waarbij de gewenste planten met elkaar werden gekruist. Selectie van de oorspronkelijke wilde soorten was nodig omdat de halmen tijdens het transport te gemakkelijk hun zaadjes verloren. Zo ontstonden er in de loop van de tijd rassen waarbij het zaad aan de aar bleef zitten.

Kruipertje en Klein liefdegras

Maar wat is ‘gras’ eigenlijk en hoe maken we onderscheid tussen die duizenden verschillende soorten die de aarde rijk is? Hierover verscheen onlangs de Basisgids Grassen, een uitgave van de KNNV, een uitgeverij die zich speciaal richt op boeken over natuur en landschap.

De grassengids beperkt zich tot de circa 150 grassoorten die we op de Nederlandse bodems tegenkomen. De prachtigste namen buitelen over elkaar heen: het Kruipertje, de Europese hanenpoot en Klein liefdegras. Je vraagt je af waar die namen vandaan komen.

Drie families

Maar daarover gaat de gids niet. Het 172 pagina’s tellende boekwerk wil een praktisch handvat bieden bij het determineren van de verschillende grassoorten, die zijn ingedeeld in drie families: de Grassen (Poaceae), de Cypergrassen (Cyperacae) en de Russen (Juncaceae). De Grassen kenmerken zich onder meer door hun holle stengel met knoppen, een aarvormige bloeiwijze, platte bloemen en een graan als vruchtje. Cypergrassen hebben een driekantige stengel en de vrucht is een nootje. Soorten van de Russenfamilie hebben opvallendere bloemen en zaadjes in een doosje.

De zaadjes van de Russenfamilie zitten in een doosje. Dit is een foto van een Platte rus (Juncus compressus)

Wikimedia Commons/Kristian Peters

Zo oud als de dino’s

Uit fossielen blijkt dat gras al welig tierde in het dinotijdperk. Fossiele zaadjes gaan terug tot wel honderd miljoen jaar geleden, naar de nog groene wereld van het tijdperk van het Krijt. Kleurige bloemen waren er nog nauwelijks en insecten moesten zich nog ontwikkelen tot de ontelbare soorten die we nu kennen. In die groene dinowereld zullen ook de grassen niet zijn opgevallen, want hun kleur is groen, gelig of bruin.

Europese hanenpoot, een grassoort (Echinochloa crus-galli)

Wikimedia Commons/Michael Becker

De onopvallende kleuren, ook van de bloemetjes, maken het niet makkelijk grassen te determineren. De Basisgids Grassen helpt daarbij en geeft op iedere pagina informatie over één grassoort, met mooie afbeeldingen van de stengel en de doorsnede daarvan, de bloem, het zaad en een totaaloverzicht van de plant in zijn biotoop.

Iedere grassoort zijn eigen bodemtype

Hoewel het soms lijkt alsof grassen wel overal willen groeien en als ‘onkruid’ moeilijk weg te krijgen zijn, zijn veel grassoorten behoorlijk kieskeurig als het gaat om de bodem waarop zij groeien. Zo vinden we op arme heidegrond vaak grassoorten als Pijpenstrootje en Buntgras en groeit in de duinen veel Helm en Zandhaver. Het type bodem kan daarom helpen bij het bepalen van de soort.

Maar niet alleen de grassen zelf zijn kieskeurig, ook koeien moeten van sommige grassoorten niks hebben. Om de pollen van grassen die rijk zijn aan kiezel zullen ze bijvoorbeeld heen grazen. Aan diezelfde harde kiezel kun je je vingers snijden, zoals aan helmgras, dat het silicium uit het duinzand opneemt en er zijn bladeren mee opbouwt. Zulke grassen worden ook wel siliciumhoudende soorten genoemd.

Fossiel graszaad in amber. Reeds in het tijdperk van de dinosauriërs groeiden er al grassen. Wetenschappers zijn dat te weten gekomen door de fossiele uitwerpselen (coprolieten) van dino’s te bestuderen. Daarin zijn zaadjes en pollen van vroege grassoorten aangetroffen. Ook zijn fossiele grashalmen gevonden in amber (zie foto), een hars dat insecten en plantenresten zó goed conserveert dat paleontologen de fossielen hier vrijwel intact kunnen bestuderen. Het fossiele aartje van het gras op de foto hiernaast is met honderd miljoen jaar één van de oudste ooit ontdekte grassen. Het is gevonden is Myanmar (het voormalige Birma). De donkergekleurde top is de schimmel Palaeoclaviceps parasiticusdie, die verwant is aan schimmels die verantwoordelijk zijn voor de vorming van beruchte gifstoffen in granen.
Meer over dit fossiel is te vinden op de website van Oregon State University.

Cultuurgewassen

Naast de vele wilde grassoorten komen in de grassengids cultuurgewassen aan bod zoals tarwe, haver, gerst en maïs. Maar ook het tegenwoordig immens populaire spelt (Triticum spelta), eveneens een tarwesoort. Anders dan tarwe (Triticum aestivum) is de korrel van spelt smaller en langer dan het rondkorrelige tarwegraan.

Dat spelt tegenwoordig zo populair is heeft te maken met het hogere eiwitgehalte terwijl het minder gluten bevat. Maar ook het feit dat ambachtelijke bakkers zich toeleggen op deze graansoort, die kleinschaliger en met minder bestrijdingsmiddelen geteeld kan worden, zal hierbij een rol spelen. Spelt is nog maar weinig overgeleverd aan veredelaars die cultuurgewassen alsmaar verder verbeteren op grond van hun opbrengst. Ongetwijfeld zullen ooit ook voor spelt nieuwe variëteiten ontwikkeld gaan worden.

De aartjes – het graan met de vliesjes er nog omheen – van spelt. De aartjes zitten op een aar of een pluim. Het aartje bevat kelkkafjes, vandaar het gezegde: “Het kaf van het koren scheiden”. Letterlijk: het nuttige graan scheiden van het waardeloze (niet eetbare) kaf.

Wikimedia Commons

Vergrootglas

De nieuwe grassengids is een leuke en informatieve gids die je de ogen weer eens opent voor de simpele dingen in de natuur die normaal gesproken weinig aandacht krijgen, maar die eigenlijk meer aandacht verdienen. De auteur adviseert een vergrootglas te gebruiken om een goed beeld te krijgen van de prachtige bloemetjes, die zonder dat hulpmiddel onopvallend blijven. Voorlopig geven de afbeeldingen een gedetailleerd beeld. Er zijn prachtige foto’s opgenomen van bloemen en detailopnames van de bloemknopjes en de doorsnedes van de stengels.

De inleiding had iets uitgebreider gekund. In een boek van 172 pagina’s is een inleiding van drie pagina’s voor een onvoorbereide lezer misschien wat mager. In een uitgebreidere introductie zou het bijvoorbeeld interessant zijn iets meer te vertellen over de evolutie van grassen, en hoe die evolutie samenhangt met het ontstaan van savannes en nieuwe diersoorten. Maar voor een gids als deze, die vooral buiten gebruikt zal worden, voert dat misschien te ver.

ReactiesReageer