De volgende generatie van ons mobiele netwerk belooft sneller en betrouwbaarder dan ooit te worden. Goed om een massa zelfrijdende auto’s te coördineren of om een arts ‘draadloos’ op afstand te laten opereren. Maar steeds duiken er zorgen op over nadelige gezondheidseffecten van de 5G-straling.
In Groningen zijn ze naar eigen zeggen verbonden met de toekomst. Onder de noemer 5Groningen worden hier al jaren tests gedaan voor de ontwikkeling van een nieuwe standaard voor ons mobiele netwerk, ofwel 5G (waarbij G voor generatie staat). Van ‘slimme aardappelen’ die de condities op de akker controleren tot zelfrijdende auto’s; het gros van onze informatie-uitwisseling verloopt straks via dit netwerk.
Dit jaar liggen de eerste telefoons die 5G ondersteunen in de winkels en op meerdere plekken schieten in Nederland proeftuinen uit de grond. Grote providers beginnen in 2020 met het optuigen van het nieuwe netwerk. Dat belooft niet alleen veel sneller te zijn, maar moet ook betrouwbaarder zijn en een signaal overbrengen zonder noemenswaardige vertraging. Dat laatste is belangrijk voor toepassingen in het verkeer, voor robots in fabrieken en de medische wereld.
5G biedt veel mogelijkheden, maar sommige wetenschappers maken zich ook zorgen. Er is volgens hen nog te weinig bekend over de gezondheidseffecten van straling. Ook burgers en politici zijn er nog niet gerust op. In april pleitten verschillende Tweede Kamerleden voor meer onderzoek naar de effecten van straling. Het kabinet vond dat niet nodig en wees naar lopend wetenschappelijk onderzoek dat stelt dat er geen gezondheidsschade is.
Bangmakerij
Monique Beerlage van het Kennisplatform Elektromagnetische Velden en Gezondheid erkent dat het op dit moment nog lastig is om in te schatten hoe hoog de stralingsblootstelling van 5G precies gaat worden. Tegelijkertijd wil zij waken voor ‘te veel bangmakerij vooraf’.
In het laboratorium wordt veel onderzoek gedaan naar het effect van straling op bijvoorbeeld proefdieren of menselijke cellen. Belangrijk hierbij is het verschil tussen biologische effecten en gezondheidseffecten. Biologische effecten zijn tijdelijke veranderingen in het lichaam, die verder niet tot schade leiden. Bij gezondheidseffecten ontstaat wel blijvende schade. In het laboratorium vinden wetenschappers vaak biologische effecten. Beerlage geeft een voorbeeld. “Je kunt cellen met een lage dosis straling opwarmen en dan zie je veranderingen. De cellen worden te warm en raken beschadigd. Maar dat betekent nog niet dat het menselijk lichaam bij blootstelling aan diezelfde hoeveelheid straling ook te warm wordt. Dat gebeurt pas bij veel hogere doses straling. Het lichaam kan namelijk warmte afvoeren door te zweten. Cellen en organen doen dat niet.”
Het is vrijwel onmogelijk om een biologisch effect direct te vertalen naar een gezondheidseffect. Daarom baseert het kennisplatform zich bij voorkeur op epidemiologisch onderzoek, waarbij grote groepen mensen langere tijd gevolgd worden. “Het enige bewezen gezondheidseffect is opwarming van het lichaam bij te hoge doses straling”, stelt Beerlage. “Daarom zijn er ook blootstellingslimieten waar alle apparatuur aan moet voldoen. En dat verandert niet bij de introductie van 5G.” Het Agentschap Telecom is in Nederland verantwoordelijk voor stralingsmetingen in het veld. Op dit moment doet het agentschap metingen bij verschillende 5G-testlocaties. Met behulp van berekeningsmodellen kunnen zij vervolgens bepalen of 5G, afzonderlijk en in combinatie met andere netwerken zoals 4G, onder de blootstellingslimieten blijft. Beerlage vermoedt van wel. “Uit metingen van afgelopen jaren weten we dat 4G overal in Nederland ver beneden de limieten zit. Er is dus heel veel ruimte om uit te breiden, zonder dat we ons zorgen hoeven te maken over onze gezondheid.”
Hogere frequenties, meer antennes
Om iets te kunnen zeggen over de stralingsniveaus van 5G is het zinnig om te kijken naar de nieuwe infrastructuur die het met zich meebrengt. Die verschilt van de vorige generaties. Tot en met 4G (de huidige generatie) is het netwerk dekkend met iedere paar kilometer een antenne. In de stad zijn die afstanden wat kleiner. De grootte van het zendgebied van een 5G-mast ligt straks tussen de paar kilometer en tientallen meters. Tussen de huidige zendmasten zijn dan veel meer masten nodig.
De grote variatie in benodigde afstand tussen antennes heeft alles te maken met de gebruikte frequenties. 5G maakt in Europa uiteindelijk gebruik van drie frequentiegebieden, een rond de 700 MHz, een rond de 3,5 GHz en een boven de 26,5 GHz. De laatste worden op zijn vroegst over enkele jaren gebruikt, en juist daarvoor zijn meer antennes nodig. “Het mooie is dat je hiermee veel meer en sneller informatie verstuurt. Maar die hoge frequenties reiken ook veel minder ver”, zegt Fernando Kuipers, universitair hoofddocent aan de Technische Universiteit Delft die momenteel op de campus een openbaar laboratorium voor 5G ontwikkelt. “Deze signalen gaan nauwelijks door materialen of muren heen. De meest voor de hand liggende oplossing daarvoor is het plaatsen van meer antennes.”
In theorie kun je ook het vermogen van de antennes opschroeven. Maar dan kom je al snel uit boven het maximaal toegestane vermogen dat in Europese richtlijnen is vastgelegd, volgens Bart Smolders. Hij is professor elektromagnetisme aan de Technische Universiteit Eindhoven. Voor verschillende frequentiegebieden gelden verschillende maximale vermogens, maar 5G moet aan vergelijkbare voorwaarden voldoen die gelden voor de standaarden van 4G en wifi.
Moeten we vrezen voor een wildgroei aan antennes op de daken en in de straten? Volgens Smolders zal de infrastructuur voor 5G waarschijnlijk ‘zichtbaarder’ zijn dan die van de huidige netwerken. “Maar een voordeel is dat je voor hogere frequenties kleinere antennes kunt gebruiken die beter zijn weg te werken in lantaarnpalen of ander straatmeubilair.”
Stralingsniveaus
Smolders denkt dat de stralingsniveaus van 5G vergelijkbaar zullen zijn met die van de huidige netwerken, zoals 4G en wifi. Misschien zelfs iets lager. “Wat helpt bij het reduceren van die niveaus is dat de antennes in tegenstelling tot de huidige technieken niet alle kanten op stralen, maar hun signaal specifiek richten op de apparaten waarmee ze communiceren. Dat kan doordat een antennestation is uitgerust met honderden kleinere antennes die samen informatie in de juiste richting sturen. Dat beperkt het ‘lekken’ van straling.”
Kuipers kent de discussie die loopt over de gezondheidseffecten, maar benadrukt dat hij geen expert is op dat gebied. “Aan de ene kant kun je denken dat de hogere frequenties radiogolven minder makkelijk door materialen heen gaan, en dat geldt ook voor het lichaam, maar aan de andere kant zijn er meer zenders”, zegt hij. “We gebruiken dit soort radiostraling verder natuurlijk al tientallen jaren. En toch lijkt het mij moeilijk om de effecten op de lange termijn te bepalen.”
De onderzoeksgroep van Smolders was jaren geleden betrokken bij een studie naar de effecten van radiostraling uit een mobiele telefoon op weefsel. De conclusie van de berekeningen was dat de straling in de buurt van de telefoon het weefsel kan opwarmen, tot ongeveer 0,1 graden Celsius. “Het effect dat wij vonden voor één telefoon was veel kleiner dan wanneer je bijvoorbeeld even in de zon staat. Het gezamenlijke effect van mobiele telefoons in de omgeving is nauwelijks te meten”, zegt Smolders.
“Natuurlijk zijn er mensen die zeggen gevoelig te zijn voor elektromagnetische velden, en er bijvoorbeeld hoofdpijn van krijgen. Het is moeilijk om te zeggen dat het niet zo is. Wetenschappelijk is er tot nu toe geen bewijs voor gevonden, maar dat wil niet zeggen dat je het daarmee helemaal hebt uitgesloten. Dat is waarschijnlijk nooit mogelijk”, zegt hij.
Smolders is voor onderzoek naar de (langetermijn)effecten van elektromagnetische straling. “Politiek gezien is het verstandig om een onafhankelijke partij dat te laten onderzoeken. Je moet sterke argumenten hebben gebaseerd op de laatste wetenschappelijke inzichten”, zegt hij. “Er zullen altijd mensen zijn die zorgen hebben, en dat moet je niet wegwuiven.”