Naar de content

Herhalen en nog eens herhalen

Over woordenschatontwikkeling bij kleuters

Een volwassene zit met een groep kinderen op de bank een boek voor te lezen.
Een volwassene zit met een groep kinderen op de bank een boek voor te lezen.
Carmen Damhuis

Regelmatig voorlezen is belangrijk voor de taalontwikkeling van kleuters. Maar ook het herhalen en bespreken van moeilijke woorden hoort daarbij. Dat blijkt uit onderzoek van Carmen Damhuis, die op 13 februari promoveerde aan de Radboud Universiteit. Een goede woordenschatontwikkeling bij kleuters is van groot belang voor latere leesvaardigheden.

Als kinderen naar de basisschool gaan, kennen ze gemiddeld drieduizend woorden. Dat is dus heel anders dan wanneer je Frans of Duits leert op de middelbare school. Dan begin je meestal helemaal vanaf nul. Bovendien moet je bij het leren van een vreemde taal heel veel woordjes eindeloos stampen om een fatsoenlijke woordenschat op te bouwen. Kinderen pikken woordjes op een veel speelsere manier op. Maar om de woordenschatonwikkeling te stimuleren, is ook voor hen herhaling belangrijk.

4-stappenplan

Carmen Damhuis onderzocht hoe ontwikkeling van de woordenschat doorwerkt op latere leesvaardigheden, en vond een positief verband: “In groep drie beginnen scholen met technisch lezen. Daarbij wordt een groot beroep gedaan op de cognitieve vaardigheden van kinderen. Ze hebben al hun aandacht nodig om letters om te zetten in woorden. In groep vier wordt begrijpend lezen belangrijk. Op dat moment wordt de woordenschat meer aangesproken. Hoe meer woorden kinderen kennen, hoe sneller ze teksten begrijpen.”

Op de kleuterschool is het daarom van groot belang om de woordenschat van kinderen te verbreden. Herhaling is daarbij een sleutelbegrip. En dat is iets waar in schoolmethodes ook veel aandacht voor is, zo weet Damhuis. “De meeste methodes werken met een 4-stappenplan. Er worden woorden aangeboden die aansluiten bij de voorkennis van kleuters. Eerst komen die woorden terug in een verhaal. Na afloop worden de woorden nog eens uitgelegd, herhaald en gecontroleerd.” Damhuis onderzocht hoe effectief deze verschillende stappen zijn voor de woordenschatontwikkeling.

Diepe woordenschat

Door kinderen voor en na zo’n 4-stappenplan te testen, kon Damhuis zien hoe goed de verschillende stappen werkten. Daarvoor haalde ze kinderen op verschillende momenten uit de klas. Eerst werd door middel van plaatjesherkenning gekeken welke woorden kinderen wel en niet kenden. Vervolgens werden bij de ene groep kinderen woorden herhaald door het voorlezen van een verhaal waarin die woorden voorkwamen. Bij de andere groep kinderen werd de betekenis van de woorden uitgelegd. De eerste manier is een impliciete manier van leren, de tweede is expliciet.

De expliciete manier van leren doet een groter beroep op je geheugen. Voor kinderen die daar meer moeite mee hebben, is het daarom zinvoller om woorden vaker aangeboden te krijgen in een verhaal. Toch blijkt uit het onderzoek dat ook voor deze kinderen een combinatie van impliciete en expliciete instructie het meest effectief is: “Niet alleen een brede maar ook een diepe woordenschat is belangrijk voor de latere vaardigheden. Dat betekent dat je woorden niet alleen herkent, maar ook uit kunt leggen wat ze betekenen. Daarvoor heb je ook een expliciete instructie nodig.”

Bij de expliciete instructie werd de betekenis van woorden uitgelegd door de onderzoeker. Wanneer kinderen zo’n definitie hadden gekregen, konden ze er in de nameting (de laatste fase van het experiment) ook meer over vertellen, aldus Damhuis. “Zo was er het woord kraaiennest, dat voorkwam in een verhaal over piraten. De kinderen die het woord alleen hadden gehoord in het verhaal, kwamen in hun beschrijving heel vaak met het woord kraaien aanzetten. Blijkbaar is het moeilijk om dat concept kraaien uit te schakelen, als je geen duidelijke definitie hebt gekregen.”

Herhaling

Behalve een combinatie van impliciete en expliciete instructie was ook het herhalingselement van belang. Daarvoor is testen een effectieve manier. Om dat te verduidelijken verwijst Damhuis naar de manier waarop we woordjes Frans of Duits leren op de middelbare school. “Als je rijtjes woorden steeds opnieuw leest, bereik je niet zoveel. Je hebt pas resultaat als je woorden gaat afdekken, om te kijken of je ze kent. Hetzelfde deden wij met de kleuters. We lazen de tekst nog eens opnieuw, en vroegen naar de betekenis van afzonderlijke woorden. Dat bleek een effectieve manier van herhalen.”

Een volwassene zit met een groep kinderen op de bank een boek voor te lezen.

Orthopedagoog Carmen Damhuis leest kleuters op de basisschool voor uit een groot prentenboek.

Carmen Damhuis

Daarbij is ook de tijd die er tussen de herhaling zit van belang. Eén avond woordjes stampen voor een proefwerk Frans is misschien genoeg om een goed cijfer te halen, maar niet om de woorden ook echt te onthouden. Herhaling vond bij deze kinderen daarom wekelijks plaats in een tijdsbestek van vier weken.

Controleren

“De leerkrachten werkten een maand lang in hetzelfde thema met verschillende prentenboeken. Daar werden ook definities gegeven, dus er was al veel herhaling. Vervolgens hebben wij gekeken wat je na afloop nog extra kunt bereiken door individuele aandacht. Omdat de woordkennis per kind erg verschilt, bleek tien minuten napraten al effectief. Door woorden te herhalen die de kinderen nog niet goed kenden, hadden ze aan het eind van het jaar een nog betere woordkennis.”

De vierde en laatste stap, waarbij je checkt of de woorden daadwerkelijk bekend zijn, zou daarom meer aandacht moeten krijgen, aldus Damhuis. “Je zou de kinderen een spelletje kunnen laten doen met de woorden die ze hebben gehad. Op die manier kun je als leerkracht ook zien welke woorden nog niet helemaal beklijfd zijn en daar kun je dan later nog eens op terugkomen.”

ReactiesReageer