Naar de content

Helpen biobrandstoffen nou wel of niet tegen CO₂-uitstoot?

David Wright, via Wikimedia Commons, CC BY 2.0

Volgens de KNAW heeft het gebruik van biobrandstoffen geen effect op de uitstoot van CO2. Onderzoekers van onder meer de Universiteit Utrecht en de Rijksuniversiteit Groningen denken daar heel anders over. Het leidde tot gebakkelei in de media. Wat is er precies aan de hand?

Olifantsgras (Miscanthus), zeer geschikt als biobrandstof, geoogst bij boerderij in North Lincolnshire, Engeland

David Wright, via Wikimedia Commons, CC BY 2.0

“Het verbranden van hout in elektriciteitscentrales en van bio-ethanol en biodiesel in auto’s lijkt niet of nauwelijks bij te dragen aan besparing van CO2-uitstoot. Daarom zijn deze methoden niet geschikt als middel voor de transitie naar een duurzame energievoorziening.” Dat schreef de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW) op 12 januari in een zogeheten ‘visiedocument’.

En toen was het hommeles. “Een rapport op kleuterschoolniveau!”, fulmineerde André Faaij, hoogleraar energiesystemen aan de Rijksuniversiteit Groningen, in dagblad Trouw. Biobrandstoffen helpen wel degelijk en fors ook, als de productie maar aan bepaalde duurzaamheideisen voldoet. En dat laatste aspect werd in het KNAW-rapport volledig genegeerd, zei Faaij, terwijl hij de auteurs er nog zo nadrukkelijk op had gewezen. Het publiek bleef in verwarring achter. Helpen biobrandstoffen nu wel of niet? En wat beweerden de wetenschappers eigenlijk?

Biobrandstof

In theorie zou het gebruik van biobrandstoffen wel degelijk moeten helpen om de CO2-uitstoot terug te dringen. Wie olie en gas verstookt, brengt koolstofdioxide in de lucht dat al honderden miljoenen jaren in de vorm van koolstof in de bodem zat opgeslagen. Verbrand je in plaats daarvan een boom, en plant je meteen een nieuwe, dan is de CO2-balans na een jaar of twintig weer op orde. Om benzine te vervangen kan je bio-ethanol, gemaakt van (bijvoorbeeld) koolzaad gebruiken. Dat koolzaad haalt de CO2 tijdens de groei uit de lucht, en stoot het weer uit als het als biobenzine verbrand wordt. Het netto effect zou dan nul moeten zijn.

Koolzaadveld in Bourgogne, Frankrijk

Myrabella, via Wikimedia Commons, CC BY-SA 4.0

Tot zover de theorie. In de praktijk loop je echter tegen allerlei problemen aan, schrijven de wetenschappers van de KNAW in hun rapport. Zo heb je grond nodig om biobrandstoffen te verbouwen en concurreert de productie van biobrandstof dus met de productie van voedsel. Om deze reden worden nieuwe natuurgebieden ontgonnen om er landbouwgrond van te maken, en daar komt per saldo CO2 bij vrij. Bos bevat namelijk veel meer biomassa en neemt daardoor meer CO2 op dan landbouwgrond.

Bovendien laat de efficiëntie van biobrandstoffen nogal te wensen over. Om vijf procent van onze benzine en diesel te vervangen door koolzaadolie moeten we heel Nederland ten noorden van de lijn Amsterdam-Enschede met koolzaad beplanten, zegt de KNAW. Bovendien kost de productie van de biobrandstof zelf ook nog energie.

En als we afval gebruiken voor de biobrandstoffen? We kunnen de delen van gewassen die we niet eten toch opstoken? Gebruikt frituurvet omzetten in bio-ethanol? Klopt, benadrukt het KNAW-document, maar afval is geen eenduidig begrip. Wat wij niet kunnen eten komt vaak in veevoer terecht, en afgedankt frituurvet wordt tevens gebruikt voor de fabricage van zeep en verf. Nu het afval een grondstof voor biobrandstof is geworden, is de prijs omhoog geschoten. Voor de fabricage van zeep wordt tegenwoordig dus weer verse palmolie gebruikt, die goedkoper is geworden dan gebruikt frituurvet. Zo leidt het gebruik van afgedankt vet voor biodiesel indirect toch weer tot het rooien van oerwoud om oliepalmen te verbouwen.

Dubbeldekker met biobus-label, hetgeen betekent dat deze voor 100% op biobrandstof rijdt.

Bob Castle, via Wikimedia Commons, CC BY-SA 3.0

Extra maatregelen

Deze conclusies kloppen echter niet, volgens een syntheserapport van het Copernicus Instituut voor Duurzame Ontwikkeling van de Universiteit Utrecht, dat precies een dag na het KNAW-document uitkwam. Als je de productie van biobrandstof combineert met concrete maatregelen om bovenstaande bezwaren tegen te gaan, kan je de indirecte nadelige gevolgen voorkomen. Zo is de uitbreiding van landbouwgrond in natuurgebieden overbodig als je de landbouw met verbeterde methodes productiever maakt en onbenutte grond gebruikt voor extra productie. “Dat is niet alleen nuttig voor de biobrandstofindustrie”, zegt hoofdauteur van het rapport Birka Wicke, energiewetenschapper en gespecialiseerd in biobrandstoffen. “Daar kan de hele landbouwsector, wereldwijd, profijt van hebben.”

De onderzoekers van het Copernicus Instituut zochten uit hoeveel biobrandstof je op deze manier kan produceren met behoud van landbouwopbrengst en zonder bos- of natuurgebieden aan te spreken. In eerste instantie richtten ze zich op vier gebieden in Polen, Hongarije, Roemenië en Kalimantan (Indonesië). De uitkomsten zijn veelbelovend, concludeerden ze. De biobrandstof die alleen al de drie Europese testgebieden opleveren, kan 1,3 procent van het brandstofgebruik van het wegverkeer in Europa in 2020 voor zijn rekening nemen. “En daarmee hebben we pas 6 procent bekeken van het totale Europese grondoppervlak dat mogelijk geschikt is”, zegt Wicke. Dat nieuwe natuurgebieden ontgonnen worden als we biobrandstoffen verbouwen is dus geen feit maar een risico, concluderen deze wetenschappers. “En dat risico kunnen we minimaliseren.”

De afgelopen jaren is al veel vooruitgang geboekt met duurzaamheidseisen voor bio-energie, die borgen dat de prestaties goed zijn en negatieve gevolgen worden voorkomen, zegt Faaij. “Dit gebeurt wereldwijd in vele verbanden. Deze ontwikkelingen heeft de KNAW helaas genegeerd, en daarmee is dus geen actueel en compleet beeld geschetst.”

Oliepalmen

Er is nog meer kritiek op het rapport van de KNAW. Ook op de bewering dat frituurvet duur is omdat er biodiesel van wordt gemaakt valt wel wat af te dingen, reageert de MVO (de ketenorganisatie voor oliën en vetten) op hun website op het KNAW-visiedocument. Tot eind 2002 werd gebruikt frituurvet vooral verwerkt tot veevoer. Daarna werd dat in verband met de voedselveiligheid verboden. Sindsdien verdwijnt een groot deel van het vet in de biodiesel. Frituurvet wordt inderdaad weinig toegepast in smeermiddelen, verf en zeep. “Maar dat ligt meer aan de gewenste kwaliteit van het vet dan aan de prijs”, aldus de MVO. “De samenstelling van afgedankt frituurvet is namelijk niet erg constant.”

Oliepalmenplantage in Indonesië, maart 2009

Wagino20100516, via Wikimedia Commons, CC BY-SA 3.0

Hoewel de energie-opbrengst van biobrandstof inderdaad relatief laag is, levert het vervangen van fossiele brandstoffen door de biovariant volgens Wicke nog altijd een fikse CO2-besparing op. De energie die nodig is om de biobrandstof te produceren valt nogal mee, zegt Wicke. “Vergeet niet dat je ook bij fossiele brandstoffen energie nodig hebt om het uit de grond te halen en te transporteren.”

Ook de bijstook van resthout uit bosbouw en overschotten van commerciële plantages draagt fors bij aan het terugdringen van broeikasgasemissies, zegt André Faaij. “Dat is een zeer grondig onderbouwd resultaat uit het laatste rapport van het internationale klimaatpanel IPCC, maar dat is door de KNAW-onderzoekers helemaal verkeerd geciteerd. Zij suggereren dat natuurlijke bossen worden gekapt voor bijstook. Dat is een compleet foutieve voorstelling van de feiten.”

Weerwoord

Martijn Katan, emeritus hoogleraar voedingsleer aan de Vrije Universteit Amsterdam en eerste auteur van het KNAW-rapport, is niet onder de indruk van de kritiek. “Professor Faaij heeft heftige kritiek maar geeft weinig concrete bronnen en cijfers”, zegt hij. “En het zogeheten syntheserapport is in strijd met een groot deel van de literatuur. Het is niet gepubliceerd in een peer-reviewed tijdschrift maar zelf uitgegeven. Bovendien is het grotendeels betaald door fabrikanten van biobrandstof.”

Overigens vindt Faaij het verschil in opvatting tussen beide groepen inhoudelijk niet eens zo heel groot, zo valt te lezen in een artikel in het Digitaal Universiteitsblad DUB van de Universiteit Utrecht. “Waren zowel het KNAW als het Copernicus Instituut eens samen met Kamerleden om de tafel gaan zitten, dan was de zogenaamde tegenstrijdigheid in een mum weggepraat. Het KNAW zegt: ‘Biobrandstoffen zijn schadelijk als er niets tegen de bijeffecten wordt gedaan’. Wij zeggen: ‘Dit en dat moet je doen om bijeffecten te voorkomen.’ Er is dus maar weinig verschil van mening.”

Bronnen:
  • Henk Klomp, janauri (2015), Copernicus Instituut: Verbouw van bio-energiegewassen kan wél op duurzame manier, artikel in DUB
ReactiesReageer