Of het nu gaat om het oplossen van ontvoeringen of het oppakken van die ene overvaller die er pijlsnel vandoor ging. Rechercheurs zijn erg afhankelijk van de observaties van ooggetuigen in de uitvoering van hun werk. Maar dergelijke getuigenissen zijn niet altijd even betrouwbaar. Wat is hier aan te doen?
Meneer Janssen, was dat niet die man met die baard? En waar had je ook alweer je fietssleutel neergelegd? Als je geheugen in het dagelijks leven weleens hapert, is dat meestal niet zo erg. Hoe anders is dat als je in een politie-onderzoek moet getuigen. Wanneer iemand zich dan zaken niet goed herinnert komen daders misschien wel op vrije voeten of belanden onschuldigen achter de tralies. Volgens onderzoekers van het Innocence-project was in de Verenigde Staten maar liefst in 75 procent van de foute veroordelingen sprake van verkeerde identificatie door ooggetuigen.
Ook in Nederland zijn de verklaringen van ooggetuigen niet altijd even betrouwbaar, zo laat onderzoek van forensisch psychologe Anna Sagana van de Universiteit Maastricht zien. Rechtspsycholoog Peter van Koppen (Vrije Universiteit) kan er over meepraten. Hij leidt het project Gerede Twijfel, waarin studenten moordzaken die tot twijfel leidden opnieuw onderzoeken. Naar aanleiding van hun resultaten werd onder meer de rechtszaak van de Zes van Breda heropend. Foutieve getuigenverklaringen kunnen dus een rol spelen in onterechte veroordelingen. Al speelt soms ook mee dat de politie niet altijd wat doet met wel correcte getuigenverklaringen.
Dat getuigen soms moeite hebben zich zaken correct te herinneren is niet verwonderlijk. Zo vangen ze soms maar een flits van het gebeuren op waarover ze een verklaring afgeven. Of de omstandigheden maakten het lastig om iets goed waar te nemen. Het was bijvoorbeeld erg donker.
Maar de manier waarop we ons zaken herinneren kan ook een complicatie zijn. Er zit vaak nogal wat tijd tussen het gebeuren en het moment dat een getuige een verklaring aflegt. Dan kunnen de hersenen gemakkelijk nieuwe informatie registreren die vervolgens de herinnering vertekent. Als de getuige bijvoorbeeld praat met andere getuigen of een programma op televisie ziet over de misdaad in kwestie kan die informatie zich vermengen met de eerste ‘echte’ herinnering. Gelukkig dus maar dat rechercheurs flink wat psychologische trucs uit de kast halen om getuigen te helpen zich zaken beter te herinneren. Bijvoorbeeld door te vragen hun ogen dicht te doen. Of een open manier van ondervragen toe te passen.
Vertrouwen
Maar nog voor het verhoor begint moeten de rechercheurs eigenlijk al in actie komen. Ze doen er goed aan vanaf het begin af aan de getuige zoveel mogelijk op zijn gemak te stellen. Veel getuigen zijn namelijk best een beetje zenuwachtig of gespannen. De meesten van ons worden tenslotte niet elke dag verhoord door de politie. Ook kan het verhoor nare herinneringen oproepen.
Het is daarom belangrijk dat de agenten van het begin af aan investeren in een prettig contact met de getuige, door een kopje koffie aan te bieden bijvoorbeeld of eerst wat over koetjes en kalfjes te praten. Een ontspannen getuige herinnert zich beter zaken, liet onderzoek van de Amerikaanse rechtspsychologen Jonathan Vallano en Nadja Schreiber Compo zien. Bovendien zorgt een vriendelijke sfeer ervoor dat er sneller een vertrouwensband ontstaat tussen de rechercheurs en de getuige, waardoor die laatste eerder geneigd is om informatie te delen en het ook eerder durft te zeggen als hij ergens over twijfelt. Ten slotte is het belangrijk de getuige vooraf te vertellen hoe het verhoor verloopt en wat hij moet doen: zo uitgebreid mogelijk vertellen, uitspreken waarover hij niet zeker is en zeggen welke informatie zelf is waargenomen en wat uit andere bronnen afkomstig is, zoals bijvoorbeeld een nieuwsbericht of van een andere getuige. Op die manier heeft een getuige een beter idee van wat er komen gaat, wat spanningsverminderend werkt.
Sturing
Als het verhoor eenmaal is begonnen, moet de rechercheur de verklaring van de getuige zo min mogelijk ‘sturen’. Hoe langer een getuige zonder onderbreking zijn verhaal vertelt, hoe beter. Getuigen maken namelijk minder fouten in een spontaan verhaal. Wil de agent in kwestie bijvoorbeeld heel graag weten of de vermoedelijke dader een snor had, omdat iemand met een snor een soortgelijke misdaad onlangs eerder pleegde? Dan is een brede vraag zonder suggestie de beste methode. “Kunt u zijn gezicht beschrijven?”, is dan beter dan de vraag: “Had de dader een snor?” Geheugenexpert Elizabeth Loftus van de Universiteit van Californië liet al in 1975 zien dat de kans dat de getuige ‘ja’ zegt in dat laatste geval relatief groot is – of de dader nou een snor had of niet. Die neiging wordt nog groter bij een suggestieve vraag: “De dader had een snor, toch?”.
Wat nu als de getuige de snor niet noemt in de gezichtsbeschrijving? De politie zou dan nog verder kunnen doorvragen middels een iets gerichtere (maar zo min mogelijk leidende) vraag als: “Had de dader gezichtsbeharing?.” Op die manier krijgt de verhoorder alsnog de benodigde informatie van de getuige, zonder onbedoeld op een bepaald antwoord aan te sturen.
Ogen dicht
De verhoorder kan de getuige ook vragen zijn ogen te sluiten tijdens het verhoor. Op die manier wordt de getuige niet afgeleid door bijvoorbeeld het gezicht van de rechercheur of een schilderij. Door de aldus verhoogde concentratie haalt de getuige zich weer beter de gebeurtenis in kwestie voor de geest. Onderzoek aan de Universiteit van York liet zien dat getuigen zich dan ongeveer dertig procent meer herinnerden en ook nog eens beduidend minder fouten maakten. Een andere truc is de getuige aan te moedigen in de gebeurtenis ‘terug te keren’ door hem te vragen te beschrijven wat hij zag, hoorde, rook en voelde tijdens het incident. De Britse forensisch psychologen Laura Hammond, Graham Wagstaff en Jon Cole ontdekten dat zo’n mentale reconstructie de getuige helpt ontbrekende informatie op te diepen uit het geheugen.
De dader herkennen
Als de getuige oog-in-oog heeft gestaan met de dader in een zaak, zal hij diegene vaak moeten identificeren. Ook als de getuige de dader goed heeft gezien is dat niet altijd even gemakkelijk. De politie moet dan ook zorgvuldig te werk gaan bij het tonen van een verdachte aan de getuige.
Een zogenaamde show-up is daartoe niet de beste manier. Daarbij toont de politie een foto van de verdachte en vraagt simpelweg: “Is dit hem of haar?”. Zo’n benadering is erg sturend. Beter is het om de getuige te vragen de vermoedelijke dader aan te wijzen uit een rij met ander personen die ongeveer hetzelfde signalement hebben: de line-up. Dat kan via foto’s maar ook ‘live’, door de getuige op het politiebureau via een eenrichtingsspiegel te laten kijken naar de line-up. Geheugenonderzoeker Steve Clark van de Universiteit van Californië ontdekte dat meer getuigen onterecht ‘ja’ zeggen als hen een onschuldige verdachte wordt getoond in een show-up (achttien procent) dan in een line-up (elf procent).
Een goed uitgevoerde line-up vermindert de kans dat getuigen een onschuldige verdachte aanwijzen, omdat zij bij willekeurig kiezen een grote kans hebben om een figurant aan te wijzen. Daarvoor moet de line-up echter wel aan een aantal voorwaarden voldoen.
Samenstellen van de line-up
Allereerst is de selectie van de personen waar de verdachte tussen staat, de zogenaamde figuranten, erg belangrijk. Eén manier is om figuranten te zoeken wiens uiterlijk niet heel erg verschilt van die van de verdachte, zodat die er niet uitspringt. Ook in dat geval kan de verdachte onbedoeld echter alsnog opvallen, namelijk als zijn uiterlijk de gemene deler is van alle personen in de line-up, oftewel diegene is waar alle figuranten het meest op lijken. Dat is ongunstig voor de rechtsgang, omdat getuigen de verdachte dan om de verkeerde reden kunnen aanwijzen. Namelijk omdat hij opvalt en niet omdat zij hem herkennen als dader.
Een andere manier is om figuranten te zoeken die voldoen aan het dadersignalement dat getuigen hebben gegeven. Volgens rechtspsychologen Gary Wells, Sheila Rydell en Eric Seelau van de Iowa State University levert zo’n line-up maar liefst drie keer meer juiste identificaties op door getuigen dan een selectie gebaseerd op het uiterlijk van de verdachte. Als een kenmerk in het dadersignalement het moeilijk maakt om geschikte figuranten te vinden, wordt dat soms opgelost door bijvoorbeeld bij alle personen in de line-up een pleister te plakken op de plek waar de dader een litteken had.
Nadat de figuranten zijn geselecteerd, is het overigens ook mogelijk om te controleren hoe ‘eerlijk’ de line-up is. Dat doen agenten door de line-up te tonen aan pakweg honderd mensen die niet bij het incident waren en de dader nooit gezien hebben. Als die mensen met gemak de verdachte eruit kunnen pikken, dan valt hij blijkbaar op in de line-up. Om precies te zijn, als die honderd mensen de verdachte beduidend vaker aanwijzen dan je zou verwachten op basis van kans-niveau, dan is de line-up niet eerlijk. Omdat dit erg veel tijd kost wordt dat in de praktijk zelden gedaan. Het is dus vaak onduidelijk of de line-up die getuigen te zien krijgen wel eerlijk is. Zeker bij serieuze zaken waarin de schuld van de verdachte niet wordt bevestigd door andere bewijsmiddelen, zoals DNA, is dit misschien toch wel de moeite waard.
Niet alleen de opstelling van de line-up is belangrijk, ook de presentatie daarvan. Zo kan de line-up worden gepresenteerd door middel van foto’s, video’s of live. Omdat mensen beter zijn in het herkennen van bewegende dan statische gezichten is een video-confrontatie beter dan een foto-confrontatie. In Engeland gebeurt dit al, maar in Nederland worden er toch nog meestal foto’s gebruikt.
Uitvoeren van de line-up
Voordat de politieambtenaar de line-up laat zien, is het belangrijk dat hij de getuige waarschuwt dat de verdachte er misschien niet tussen staat. Dat verlaagt de kans dat de getuige zomaar iemand aanwijst. Verder mag de politieambtenaar die de getuige begeleidt niet weten wie de verdachte is. Anders wijzen getuigen namelijk vaker de verdachte aan (of die nou schuldig is of niet). Dat komt omdat er dan een zogeheten ‘Kluger Hans effect’ optreedt: de agent(e) in kwestie kan onbedoeld lichaamssignalen afgeven waaraan de getuige afleidt wie de verdachte is.
Ten slotte is het nog van belang hoe de personen in de line-up worden getoond aan de getuige: allemaal in een keer of juist één voor één. Beide methoden kennen voor- en nadelen. Als de line-up in zijn geheel wordt getoond, identificeren getuigen vaker de dader. Maar als de verdachte onschuldig is, wordt hij of zij ook vaker aangewezen. Als je het risico op valse identificaties wil minimaliseren, is het dus verstandig om de personen in de line-up één voor één te laten zien. Dan vraagt de getuige zich voor elke persoon heel bewust af of dat nou de dader was of niet. Bij een simultane line-up wijst de getuige sneller de persoon aan die ze in de eerste instantie het meest aan de dader doet denken.
De Nederlandse politie lost minder dan een kwart van de misdrijven op. Omdat ooggetuigenverklaringen vaak doorslaggevend zijn in het opsporen en berechten van daders zouden meer betrouwbare verklaringen kunnen bijdragen aan een betere score. De tijd die de politie moet investeren om getuigen te begeleiden zodat hun observaties zo accuraat mogelijk zijn, verdient zich dan ook vaak snel terug. Daarbij komt ook in Nederland steeds vaker aan het licht dat mensen onterecht vastzitten, zoals dat bijvoorbeeld Cees B. of de Twee van Putten overkwam. Verkeerde verklaringen speelden daar een rol bij. Om te voorkomen dat mensen onterecht in de cel belanden is het dan ook cruciaal om getuigen goed te verhoren en de line-up correct uit te voeren.