Naar de content

Haan kraait alle talen

Honden blaffen in Nederland hetzelfde als in Spanje. Hanen in Duitsland kraaien hetzelfde deuntje als in Engeland. Ieder mens hoort hetzelfde, toch zegt een Duitser die een haan nadoet ‘kikeriki’ en een Engelsman ‘cock-a-doodle-do’. Hoe komt dat?

Alle mensen over de hele wereld horen dezelfde geluiden. Toch praten ze op een andere manier, met andere klanken. Iedere taal heeft zijn eigen verzameling klanken. Daarmee proberen mensen zich niet alleen verstaanbaar te maken, ook imiteren we er dieren mee. Een Nederlander zal beweren dat een haan ‘kukeleku’ zegt. Hij probeert met het uitspreken van dit woord een haan na te doen en net zo te klinken. Datzelfde probeert een Engelsman met zijn ‘cock-a-doodle-do’. Toch klinkt het allebei net even anders.

Kennelijk kraait een haan in het Engels net iets anders dan een Nederlandstalige haan…

Woorden als ‘kukeleku’ en ‘woef’ zijn gebaseerd op het nabootsen van natuurlijke geluiden. Deze klanknabootsende woorden heten onomatopeeën. Naast nabootsingen van dierengeluiden zijn er ook nog andere onomatopeeën, zoals ‘tik tak’ voor het geluid van een klok of het werkwoord ‘grommen’. Sommige diernamen zijn ook onomatopeeën. Denk maar aan de Oehoe, Koekoek of de Kievit. Deze vogels hebben hun naam te danken aan het geluid dat ze maken.

Er bestaat een oneindig aantal geluiden in de natuur, maar ons alfabet bestaat maar uit 26 letters. Andere talen kunnen een alfabet hebben met enkele letters meer of minder, maar bijna allemaal hebben ze er ongeveer 20. Uit al deze letters kunnen we ongeveer 50 tot 100 klanken maken die we gebruiken om te praten. Dit is niet erg veel in vergelijking met de hoeveelheid geluiden die er bestaat. Kunnen we met dit kleine aantal klanken alle geluiden die er bestaan nadoen?

Dieren maken klanken die wij met onze spraak niet na kunnen doen. Een haan maakt bij het kraaien geen gebruik van de spraak klanken ‘k’ of ‘u’. Sterker nog, hij gebruikt helemaal geen klanken die wij bij het spreken gebruiken. Ook het woord ‘koekoek’ is een vertaling van de mens voor het geluid dat de vogel maakt. In werkelijkheid maakt de vogel een soort ‘oe-oe’ geluid.

koekoekszang (geluidsfragment)

Klankanalyse. In blauw de door een Engelstalige uitgesproken klinkers i, a en u (oe) en de twee klanken kóe en kòe. In paars de koekoekszang. Zou je de koekoekszang verticaal samendrukken, dan lijkt die nog het meest op de ‘oe’-klank. De k-klank die Engelsen en Nederlanders in de koekoekszang stoppen, vind je níet terug bij het echte vogelgeluid; zo perfect is onze klanknabootsing dus niet. bron: Reuven Tsur

Om te praten of geluiden te maken wordt het stemorgaan gebruikt. Mensen hebben stembanden die boven in de keel zitten. Bij vogels zit het stemorgaan anders in elkaar. De stembanden, de syrinxs geheten, zitten onderin de keel. Ook hebben vogels geen beweegbare lippen, tong en wangen. Hierdoor produceren wij andere klanken dan vogels. Ook al denken we misschien dat we met ons gekukeleku een goede imitatie van een haan neerzetten, het lijkt eigenlijk niet op het geluid van een echte haan. Ditzelfde geldt voor het gekikeriki van de Duitsers en het gecock-a-doodle-doo van de Engelsen. Het imiteren van geluiden kan alleen binnen de grenzen van de mogelijke klanken in ons spraaksysteem. Een perfecte imitatie van een geluid met een woord is eigenlijk niet mogelijk. Toch proberen we zoveel mogelijk in de buurt te komen van het échte geluid. Dit doen we door een woord te maken met klanken, die het meest lijkt op het échte geluid.

Microscopische doorsnede van een vogelsyrinx

Naast het feit dat dieren andere klanken voortbrengen dan mensen, is het ook nog zo dat verschillende talen verschillende klanken gebruiken. Uit ervaring weet je wel dat Spaans bijvoorbeeld anders klinkt dan Nederlands of Chinees. De klanken kunnen in meer of mindere mate verschillen. In sommige talen komen klanken voor die onuitspreekbaar zijn voor mensen die een andere taal spreken. De Engelsman heeft bijvoorbeeld veel moeite met het uitspreken van de harde ‘g’. Zelfs moderne talen als Engels, Nederlands en Duits, die tot dezelfde taalfamilie behoren, gebruiken verschillende klanken in hetzelfde woord. Kijk maar naar huis en Hause, liefde en Liebe, staan en stehen. Dat komt doordat de talen zich in de loop der tijd verschillend hebben ontwikkeld – in dit geval uit het West-Germaans. Lokale dialecten ontwikkelden zich tot op zichzelf staande talen. Omdat elke taal zijn eigen klanksysteem heeft wordt de imitatie van een geluid aangepast aan de klanken die binnen die taal gebruikt worden, dus ook bij de imitatie van een haan.

Net als bij elk ander woord berust de betekenis van een onomatopee op een afspraak tussen de sprekers van een taal. Sprekers van dezelfde taal weten allemaal dat een bepaald woord staat voor een bepaald ding, zo weten wij allemaal wat we ons bij het woord ‘stoel’ voor moeten stellen. Op deze manier accepteren wij ook allemaal dat ‘kukeleku’ staat voor het geluid dat een haan maakt. En inderdaad lijken wij Nederlanders dat ook allemaal te horen als wij een haan horen kraaien.

Het verschil tussen de imitaties van diergeluiden in verschillende talen komt zowel door ons onvermogen om met onze spraak een diergeluid perfect na te doen, als door het verschil aan spraakklanken tussen de talen. Maar laten we niet vergeten dat een woord slechts iets is wat door de mens zelf bedacht is. Hanen begrijpen vast niet waar wij ons zo druk over maken. ‘Kukelekuu, is dat kikiriki nou zo moeilijk?’

Bronnen:

  • Reuven Tsur, Onomatopoeia: Cuckoo-Language and Tick-Tocking, the constraints of semiotic systems. 2001.

Zie ook:

Dit artikel is een publicatie van Universiteit Utrecht (UU)