Naar de content

Goed gedrag voor het alziend oog

Voor straf: het gedachtegoed van Foucault

Jerry van der Weert voor NEMO Kennislink

Toezicht zorgt ervoor dat mensen zich netjes gedragen, zag de filosoof Foucault. Dat werkt zo in de gevangenis, maar ook in de openbare ruimte. Maar resulteert dat ook echt in betere mensen?

20 mei 2025

In 1757 stak ene Robert François Damiens de Franse koning Lodewijk XV neer. De vorst liep slechts lichte verwondingen op, maar liet niet met zich sollen. Damiens werd in het openbaar gemarteld en gevierendeeld. Daarmee diende hij als afschrikwekkend voorbeeld. Iedereen kon zien dat zijn lichaam ondergeschikt was aan de macht van de soevereine heerser.

Met een gedetailleerde beschrijving van Damiens’ gruweldood opent de Franse filosoof Michel Foucault (1926-1984) zijn vermaarde boek ‘Discipline, toezicht en straf’ uit 1975. Vervolgens schetst Foucault een wonderlijke historische ontwikkeling: amper een eeuw later was de lijfstraf grotendeels vervangen door celstraf, en was de beul afgelost door een legertje cipiers, artsen, psychologen en pedagogen. Aan deze verschuiving lag volgens Foucault een nieuw, humanistisch idee ten grondslag: wanneer je mensen opsluit, observeert en disciplineert, zullen ze zich ontwikkelen tot moreel betere mensen. Klopt dat idee?

Zielstraf

De analyses van Foucault vormen een ijkpunt voor wetenschapsfilosoof en auteur Rein Gerritsen. Hij onderzoekt als ‘forensisch filosoof’ het denken achter ons strafrechtsysteem en gevangeniswezen. Foucault wijst twee ‘hoofdverdachten’ aan voor de radicale verschuiving in het denken over straf, stelt Gerritsen. “Allereerst de achttiende-eeuwse Italiaanse filosoof Cesare Beccaria, die vond dat je niet meer moet kijken naar de strafbare daad, maar naar de mens als dader. Daarmee straf je dus niet langer het lichaam van de dader, maar disciplineer je de ziel – tenminste, dat is het idee.”

Ten tweede introduceerde Napoleon in 1810 het moderne wetboek van strafrecht, de Code Pénal. “Daarmee vond een verheiliging van straf plaats, want het gebeurt voortaan achter gesloten deuren. En wat er daar met de ziel van de dader wordt uitgehaald, kom je niet te weten.” Zo’n ‘zielstraf’ betekende overigens niet dat de lijflijke component verdween, benadrukt Gerritsen. “Volgens statistieken was het sterftepercentage in sommige Franse gevangenissen vlak na de invoering van de Code Pénal wel 50 procent, maar dat viel niemand op omdat de zaak zich naar binnen had gekeerd.”

Gewenst gedrag

In zijn beroemde boek schetste Foucault hoe het disciplinaire regime van jeugdgevangenissen de tijd van gedetineerden ordende. In een strikte dagindeling wisselden arbeid, scholing en gebed elkaar af. Ook qua ruimte was er sprake van strenge ordening. Foucault gebruikte het voorbeeld van het panopticum (‘alziend oog’), een negentiende-eeuwse ideale gevangenis waarvan het ontwerp nog altijd herkenbaar is in de koepelgevangenissen van Haarlem, Breda en Arnhem.

Marli Huijer, emeritus hoogleraar Publieksfilosofie aan de Erasmus School of Philosophy, promoveerde op Foucault. Ze legt uit: “In zo’n panopticum zijn alle cellen gebouwd rond een centrale toren met een bewaker erin. Als gedetineerde kan je die bewaker niet zien, en je weet dus nooit zeker of hij er is. Maar hij kan wel jóuw gedrag zien. Daardoor internaliseer je de normen van het strafregime en ga je uiteindelijk geloven dat jijzelf degene bent die uit eigen vrije wil het gewenste gedrag vertoont. Ga maar na: als je op een station staat met veiligheidscamera’s op je gericht, ga je niet in je neus peuteren. Sterker nog, je vindt het goed van jezelf dat je niet in je neus peutert en houdt jezelf voor dat je in vrijheid kiest om dat niet te doen. Maar ben je dan nog intrinsiek gemotiveerd?”

Tal van organisaties sturen ons gedrag via technologieën, door microstraffen en microbeloningen uit te delen

— Marli Huijer

Volgens Gerritsen is het een waanidee dat disciplinair straffen tot morele verbetering leidt. “In de kern klopt het mensbeeld achter het cellulaire regime met zijn eenzame opsluiting niet,” verklaart hij, “want mensen zijn niet gebouwd als homo clausus, een gesloten en afgesloten mens. In veel gevangenissen, ook de Nederlandse, word je zodanig uitgesloten van de maatschappij dat je als het ware een burgerlijke dood sterft. Alles wat je doet, doe je op bevel, of met toestemming. Foucault eindigt zijn boek met het voorbeeld van een gedetineerde die na vrijlating op vrijwillige basis terugkeert naar de gevangenis. Die man is zo sterk gedisciplineerd dat hij buiten die disciplinering niets meer denkt te hebben om voor te leven.”

Controlemacht

Foucault herkende disciplinaire regimes overal in de moderne maatschappij: niet alleen in gevangenissen, maar ook in scholen, ziekenhuizen, kantoren. Sterker nog, Foucault beschouwde disciplinering als keerzijde van de democratie. “In een democratie worden machtsverhoudingen minder top-down en dat is enerzijds goed,” zegt Huijer. “Maar als burgers in de kern allemaal gelijk zijn, gaan ze elkaar disciplineren, want anders komt er maatschappelijk niets van de grond.”

Huijer geeft een voorbeeld: “In Nederland vinden mensen gezondheid een van de hoogste waarden. Foucault zou zeggen dat die norm de uitkomst is van een disciplinair onderwerpingsproces. Natiestaten leerden dat een gezonde burgerbevolking economische voordelen oplevert, en daarom groeide er een apparaat van gouvernementele en non-gouvernementele organisaties die burgers ervan proberen te overtuigen dat gezondheid het hoogste goed is. We maken onszelf vervolgens wijs dat we ons uit vrije wil aan die norm houden en spiegelen elkaars gedrag. Maar gezondheid ís helemaal geen intrinsieke waarde. Je kunt je hele leven met niets anders dan je gezondheid bezig zijn en daardoor extreem oud worden, maar dan leef je niet.”

Zou je je ook netjes gedragen als je niet wist dat je in de gaten gehouden werd?

Jerry van der Weert voor NEMO Kennislink

Aan het eind van zijn leven sprak Foucault over hoe de disciplinaire samenleving steeds meer trekken vertoont van een controlesamenleving. “In onze huidige tijd lijkt Foucaults analyse steeds meer werkelijkheid te worden,” zegt Huijer. “In een controlesamenleving ontbreekt de ordening in ruimte en tijd uit het disciplinaire model. Onze gedragingen worden nu via onze smartphone, de ov-chipkaart of de slimme meter van het energiebedrijf continu gecontroleerd. Tal van organisaties sturen ons gedrag via technologieën, door microstraffen en microbeloningen uit te delen.”

“Camerasystemen met gezichtsherkenningstechnologie leveren informatie op die nuttig is voor veel partijen,” vult Gerritsen aan. “Die informatie gaat niet zozeer over iets strafbaars wat de zelfredzame burger in het verleden heeft gedaan, maar is een risicoanalyse van wat die zelfredzame burger mogelijkerwijs zou kúnnen doen. Neem de gedupeerden van de kindertoeslagenaffaire, die werden door algoritmen eruit gefilterd omdat er werd geanticipeerd dat ze zouden kunnen frauderen met hun toeslagen. Veel van die gedupeerden kunnen inmiddels geen verzekering of hypotheek afsluiten, geen creditcard aanvragen. Dat is het toppunt van microstraffen.”

Basisstraf

Daaruit blijkt volgens Gerritsen en Huijer dat de staat – of een tech-bedrijf - zich ook in een tijd van democratische disciplinering en controle nog steeds als soevereine heerser kan opstellen. “De enige manier om te zorgen dat disciplinering niet door een onzichtbare Big Brother van bovenaf wordt opgelegd, is door de disciplinering op een meer ingrijpende manier te democratiseren,” meent Huijer. “Zorg dat burgers via burgerberaden betrokken raken bij de inrichting van de ruimte, en bij de ontwikkeling van smartphones, die zoveel data registreren.”

Maar als Foucault gelijk had, en democratische burgers zo volledig zijn doordrongen van de normen die hen dag in dag uit worden ingeprent, valt er dan nog wel te ontsnappen aan disciplinering?

“Foucault erkende dat het buitengewoon ingewikkeld is om los van de dominante systemen van kennis en macht na te denken over wat je zélf het goede vindt,” zegt Huijer, “maar je houdt wel degelijk de vrijheid om te reflecteren op wat jou voortdurend door structuren als het goede wordt aangereikt. En om daaraan voorbij te gaan. Het is moeilijk om dat andere denken voor langere tijd vast te houden, want voor je het weet is het weer ingekapseld door de geldende normen. Maar het kán volgens Foucault wel.”

“Ik zou ervoor pleiten om uitgebreid op het Nederlandse strafrechtsysteem te reflecteren,” stelt Gerritsen voor. “Straf is hier gericht op vergelding, niet op resocialisatie. Als iemand vrijkomt is hij of zij voor het leven gebrandmerkt. Het Noorse systeem is meer inclusief gereguleerd. Als gedetineerde heb je er dezelfde rechten als andere landgenoten. Er zijn gevangenissen gebouwd op een heuvel, waarbij de omheiningen aan de voet van de heuvel staan en dus niet zichtbaar zijn. Psychologisch is dat een verschil van dag en nacht. Of neem Duitse gevangenissen, waar werkende gedetineerden een normaal loon ontvangen, terwijl ze in Nederland maar 4,16 euro per dag krijgen.”

Gerritsen ziet meer in de ideeën van criminoloog Herman Bianchi. “Hij ging uit van een basisregel: behandel elke medemens als je broer of zus, en weeg dat mee bij het straffen. Je broer of zus wil je niet kwijtraken, die zijn onlosmakelijk deel van jezelf. We gaan er in Nederland prat op dat we zonder aanzien des persoons straffen, maar dat is een denkfout. Je moet juist mét aanzien des persoons straffen, want de dader is een lid van de samenleving dat je niet wil verliezen.”