Naar de content

Genetische basis Volendamse ziekte

De genetische basis van de zeldzame hersenaandoening Volendamse ziekte is bekend. Na tien jaar speuren hebben onderzoekers van het AMC mutaties gevonden in drie genen, die onderdeel zijn van een groot enzymcomplex. Deze week publiceren zij hun resultaten in vakblad Nature Genetics.

De Volendamse ziekte, in de medische wereld ook wel pontocerebellaire hypoplasie type 2 (PCH2) genoemd, is een aandoening van de kleine hersenen. De kleine hersenen zijn een onderdeel van het centrale zenuwstelsel en zij regelen onder andere de bewegingen van het lichaam. De eerste klachten ontstaan al binnen een paar maanden na de geboorte. Kinderen met PCH2 zijn vaak slap in hun rug- en nekspieren. Sommige moeders kunnen zelfs aangeven dat hun kind in de buik ook nooit veel bewogen heeft.

Eiwittekort

Naarmate het kind ouder wordt, verergeren de klachten. De spierslapte maakt plaats voor een verhoogd spierspanning in armen en benen, leidend tot spasticiteit. Kinderen hebben hun bewegingen niet onder controle en hebben vaak last van epileptische aanvallen. De ziekte veroorzaakt een fysieke en mentale groeiachterstand. Het hoofdje van een kind met PCH2 blijft klein en meestal leert het nooit om te zitten, staan of lopen. Enkele jaren na de geboorte overlijden de meeste patiëntjes.

Pontocerebellaire hypoplasie type 2 (PCH2) komt in Volendam veel voor. Vandaar dat de aandoening ook wel bekend staat als de Volendamse ziekte.

Onderzoekers van het AMC hebben nu de genetische basis van PCH2 ontdekt. Zij vonden mutaties in drie genen, die onderdeel zijn van een groot enzymcomplex. Dit complex is betrokken bij de aanmaak van transfer RNA’s. Transfer RNA’s vertalen de genetische code naar eiwitten, bouwstoffen die onmisbaar zijn voor het opbouwen van een cel. Iedere cel in het lichaam heeft transfer RNA’s nodig om eiwitten te maken. De onderzoekers zijn dan ook verbaasd dat deze genetische afwijking alleen een specifieke hersenaandoening veroorzaakt. Zij denken dat dit komt doordat de hersenen tijdens de ontwikkeling gevoeliger zijn voor een gebrek aan transfer RNA dan de rest van het lichaam.

Waarom Volendam?

De Volendamse ziekte dankt zijn naam aan het feit dat PCH2 in Volendam extreem veel voorkomt. PCH2 erft autosomaal recessief over. Dit wil zeggen dat een patiënt van beide ouders een defect allel (een type gen) moet krijgen, voordat het ziek wordt. De ouders zijn in dit geval drager van de ziekte. Zij hebben allebei een ‘gezond’ allel en een defect allel, maar zijn zelf niet ziek. Als zij een kind krijgen is de kans 25% dat het kind helemaal gezond is (in dat geval erft het kind van beide ouders het ‘gezonde’ allel). Maar er is ook een kans van 25% dat het kind PCH2 heeft (in dat geval erft het kind twee defecte allelen). De kans dat het kind drager wordt, is 50% (in dat geval erft het kind een ‘gezond’ allel en een defect allel en kan het de ziekte doorgeven aan zijn eigen kinderen).

Autosomaal recessieve overerving. Wanneer beide ouders drager zijn van PCH2 heeft elk kind 25% kans om helemaal gezond te zijn, 25% kans om zelf PCH2 te krijgen en 50% kans op dragerschap.

Volendam is een vrij besloten gemeenschap waarin weinig met families van buiten wordt gehuwd. Als de gevonden genetische afwijking zich eenmaal in een populatie bevindt (en dat is in Volendam al tien tot twaalf generaties het geval), is het heel moeilijk om dit er weer uit te krijgen. Zoals we al eerder zagen, is de kans op een gezond kind slecht 25% als beide ouders drager zijn van PCH2. Maar nu de genetische basis van de ziekte bekend is, is een vroegere diagnose mogelijk. Op die manier kunnen ouders op tijd voor een abortus kiezen. Bovendien kunnen volwassenen nu gescreend worden om te kijken of zij drager zijn.

Zie ook:

Meer over de Volendamse ziekte: