Hoe gaat een spion eigenlijk te werk? En wat gebeurt er allemaal achter de gesloten deuren van Nederlandse geheime diensten? Dankzij zijn onderzoek naar Nederlandse inlichtingendiensten in de twintigste eeuw weet Constant Hijzen een tipje van de sluier op te lichten.
Een van de bekendste figuren in de wereld van de spionage is vast en zeker de geheim agent of spion. Wie werken er nog meer voor Nederlandse inlichtingendiensten?
“De twee Nederlandse inlichtingendiensten die Nederland telt: de civiele Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst en de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst hebben een breed scala aan werknemers in dienst, die inlichtingenofficiers heten. Die hebben vaak heel verschillende achtergronden; zo kan een technicus zij aan zij werken met een historicus in een bepaald project. Het idee hierachter is dat een interdisciplinair team een breder perspectief heeft, waardoor het zaken minder makkelijk over het hoofd ziet.
Waar inlichtingenofficieren officieel deel uit maken van de organisatie, staan agenten niet op de loonlijst. Ze worden opgeroepen voor een bepaalde klus en daarvoor achteraf betaald, wat dat betreft zijn het een soort van freelancers.”
Om nog even bij die freelancers te blijven: hoe zit het eigenlijk met hun uiterlijk? Zijn spionnen nu echt van die aantrekkelijke, charismatische machotypes à la Daniel Craig, waar de vrouwen met bosjes voor vallen…?
“Ha, ha, dat is een leuke vraag. Maar het tegendeel is waar, zou ik zeggen als ik me baseer op de enkele ontmoetingen die ik heb gehad met voormalige agenten van Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Dat waren juist echt van die mensen waar je gemakkelijk langs heen kijkt in een bar, op basis van hun kleding en gezichtsuitdrukking. Mensen wiens gezichten je makkelijk weer vergeet, zogezegd. Dit is gezien hun werk natuurlijk erg handig en iets waarop ze getraind worden. Het zijn dus niet zozeer James Bond-achtige types, als wel karakters uit de romans van John le Carré, om je vergelijking naar boeken- en filmhelden nog even door te trekken.”
Kun je ook iets vertellen over de manier waarop geheim agenten te werk kunnen gaan?
“Op basis van inmiddels vrij gegeven documenten over de Koude Oorlog kunnen we ons daarvan wel een beeld vormen.
De methode van een potentieel nuttig iemand spotten, die vervolgens benaderen, de relatie cultiveren dan ‘de broek laten zakken’ oftewel je ware identiteit onthullen, samenwerken en afbouwen bleek bijvoorbeeld populair.”
Kun je daar ook een voorbeeld van geven?
“Russische agenten die gestationeerd waren in Nederland, bezochten tijdens de Koude Oorlog bijvoorbeeld een cocktailparty om ‘bruikbare’ personen te spotten en daarmee in contact te treden. Ze vroegen bijvoorbeeld: “Weet jij een goed woordenboek?” Of: “Ik ken de weg hier niet zo goed, kun je me helpen?” Als iemand behulpzaam reageerde en dus bereid bleek wel eens iets voor een ander te doen cultiveerden de agenten de relatie: ze investeerden langdurig in vriendschap door bijvoorbeeld een jaar lang samen te gaan tennissen. Na verloop van tijd lieten de agenten dan ‘langzaam hun broek zakken’, oftewel: onthulden ze hun ware identiteit. Ze begonnen vragen te stellen als: “Vind je ook niet dat er veel mis is in de wereld? Zou je er ook niet wat aan willen doen?” Als het ‘slachtoffer’ vervolgens toehapte en een tegendienst leverde zoals het aanleveren van bepaalde gegevens, dan werd die persoon daarmee agent. Zodra de klus geklaard was en alle informatie naar het hoofdkantoor was doorgebriefd, werd het contact beëindigd.
Enigszins vergelijkbaar was de strategie waarbij agenten bevriend raakten met personen die toegang hebben tot belangrijke informatie, om ze vervolgens – zonder dat die mensen het door hadden – terloops uit te horen.
Maar inlichtingendiensten traden ook wel buiten de wet om aan informatie te komen. Zo is inmiddels bekend dat medewerkers van de Binnenlandse Veiligheidsdienst, de voorloper van de AIVD, bij de Communistische Partij Nederland inbraken om diens ledenbestand te achterhalen.”
Tegenwoordig zou de AIVD waarschijnlijk gewoon hun computer hacken. Zijn agenten nog wel nodig, nu geheime diensten via technologie steeds meer gegevens kunnen binnen hengelen?
“Ja, ik denk het wel. Al is het maar omdat de overdracht van cruciale informatie weer vaker face-to-face zou kunnen plaatsvinden nu het steeds lastiger wordt informatie op computers geheim te onthouden. De menselijke factor blijft daarmee belangrijk, naast de inzet van technische middelen.
Maar nieuwe technologieën hebben het werk zeker veranderd. Daarbij gaat het overigens niet alleen om afluisteren en meegluren via Internet; ook vanuit de lucht valt steeds meer waar te nemen. Dit komt deels door de opmars van drones, maar nog meer door steeds geavanceerder wordende spionagesatellieten.
Zo concludeerden westerse regeringen vorig jaar op basis van sattelietfoto’s die hun geheime diensten hen verschaften dat president Assad wel degelijk chemische wapens had ingezet in Syrië. Naast andere bronnen was dat een belangrijk inlichtingenmiddel.
Maar ook het gebruik van open bronnen blijft een belangrijke methode om informatie in te winnen over wat er zowel binnen als buiten Nederland gebeurt.”
Wat zijn dat precies, open bronnen?
“Dat zijn publieke communicatiemiddelen, zoals kranten, tijdschriften, tegenwoordig artikelen op internet. Het uitspitten van alle kranten die in een land verschijnen, van landelijke tot plaatselijke suffertjes, kan een goede manier zijn om op de hoogte te blijven van wat er allemaal in een land gebeurt.”
Het inwinnen van informatie via geheim agenten of andere methodes is één ding, weten waar je je precies op wilt richten is iets anders. Hoe bepaalt een inlichtingendienst in een wirwar aan mogelijkheden zijn focus?
“Die wordt deels bepaald door de actualiteit. Na de aanslagen in de VS op 11 september 2001 verschoof de focus van veel westerse inlichtingen- en veiligheidsdiensten bijvoorbeeld naar radicalisering onder moslim- en migrantengroepen.
Maar een inlichtingendienst moet ook de lange termijn kunnen bezien. Om relevante zaken tijdig in het vizier te krijgen moeten medewerkers bovendien niet bang zijn om out-of-the-box te denken. Een mooi voorbeeld daarvan is de CIA die tijdens de Koude Oorlog ontwikkelingen op het gebied van UFO’s in de gaten hield. Zo van: je weet maar nooit.
Om maar niets te missen werken geheime diensten zoals gezegd verder graag met interdisciplinaire teams. Daarbinnen speelt er vaak iemand de ‘advocaat van de duivel’, die een discussie over een ander spoor op touw zet, nét als zaken zich logisch lijken te ontknopen. Alles om er voor te zorgen dat er niets over het hoofd wordt gezien. Al is de kans op een bepaalde gebeurtenis maar klein, de impact kan heel groot zijn.”
Wil je meer weten over de praktijken van (Nederlandse) inlichtingendiensten? En wat er met slimme camera’s vanuit vliegtuigen, drones en satellieten allemaal valt te bespioneren? Bekijk dan ook de lezing die Constant Hijzen vorige maand gaf voor het Studium Generale van de Universiteit Twente.