‘Revolutionair Rusland’ van de Brits historicus Orlando Figes zou een mooie kennismaking met de geschiedenis van de Russische Revolutie kunnen zijn. Helaas lijkt Figes aan zijn onderzoek niet veel tijd te hebben besteed.
De Britse Ruslandkenner en historicus Orlando Figes had de actualiteit mee, toen hij 22 september in de Balie in Amsterdam de Nederlandse vertaling van zijn nieuwste boek Revolutionair Rusland 1891-1991. Een geschiedenis kwam presenteren. Kort daarvoor waren de crisis in Oekraïne en de Russische bemoeienis daarmee vrijwel dagelijks wereldnieuws. Wilde president Poetin gebieden die ooit bij de Sovjet-Unie hoorden binnenvallen en annexeren? Betekent de Oekraïnecrisis het einde van de post-Koude Oorlog wereldorde? Hoe zit het nu precies met die Sovjet-Unie en waarom is dit erfstuk vol beladen geschiedenis zo belangrijk voor de machthebbers in het Kremlin?
Figes schreef al acht boeken over de geschiedenis van Rusland, waaronder Tragedie van een volk, Fluisteraars. Leven onder Stalin en de veelgeprezen cultuurgeschiedenis Natasja’s dans. Ondanks zijn succes als auteur is Figes een omstreden historicus. Zo werd hem in zijn boek Fluisteraars, dat grotendeels gebaseerd was op gesprekken met overlevenden uit de Goelag ‘broddelwerk’ verweten. Hij zou de gesprekken hebben gemanipuleerd uit winstbejag. De Russische organisatie ‘Memorial’, die opkomt voor de rechten van slachtoffers van het Sovjetbewind, wilde vervolgens niet meer met Figes geassocieerd worden. Ook moest Figes in 2010 erkennen Figes dat hij op de commerciële boekenwebsite amazon.com onder een schuilnaam zijn eigen boeken ophemelde en het werk van collega-historici afkraakte.
Vergezochte eeuw-cyclus
Beide affaires hoeven Figes uiteraard niet per definitie in de weg te staan om een goed boek over de Russische Revolutie af te leveren. Revolutionair Rusland werd in de Nederlandse pers lovend ontvangen (5 sterren in zowel Trouw als De Volkskrant) en ook directeur Yoeri Albrecht van de Balie, die Figes interviewde (zie video), was vol lof over het werk van de Britse historicus. Maar Figes mag dan een succesvol auteur zijn die in een soepele stijl over de Russische geschiedenis kan schrijven, ‘Revolutionair Rusland’ bevat niettemin een aantal storende fouten en onzorgvuldigheden.
Figes poogt een ‘originele visie’ op de geschiedenis van de Russische revolutie te geven. Hij bekijkt de revolutie van 1917 niet als een op zichzelf staande gebeurtenis maar als een honderd jaar durende cyclus, een eeuwlange poging om utopische dromen waar te maken. De revolutionaire sfeer begon volgens Figes in 1891, toen een grote hongersnood het Russische platteland teisterde. De regering van tsaar Alexander III ondernam bitter weinig om de boeren te helpen. Dit deed onder intellectuelen het Marxisme opbloeien en versterkte de wil bij steeds meer boeren om te breken met hun armoedige bestaan in de plattelandsdorpen.
1891 is zeker een belangrijk jaar in de dynamische Russische negentiende eeuw, die vol (mislukte) revolutionaire pogingen van allerlei groeperingen stond. Maar als beginpunt van Figes’ revolutionaire cyclus had 1825 (de Decembristenopstand) of 1881 (de moord op tsaar Alexander II door de democratisch-socialistische beweging Narodnaja Volja) net zo goed volstaan. Maar een cyclus van een eeuw is natuurlijk wel zo mooi en behapbaar.
Figes laat zijn lezers verder kennismaken met drie generaties revolutionairen. De oude Bolsjewieken van 1917 (waaronder Lenin en Stalin), de bureaucraten die hun carrière nog aan Stalin te danken hadden (Chroetsjov, Brezjev, Andropov, Tsjernenko) en de ‘laatste bolsjewiek’ Gorbatsjov, die part nog deel had aan Stalin’s misdaden. Het inzicht dat de revolutie na 1917 niet stopte maar zo lang als de Sovjet-Unie bestond voortduurde lijkt Figes overigens geleend te hebben van denkers als Hannah Arendt en Zbigniew Brzezinski, die jaren vijftig en zestig al wezen op de noodzaak van constante revolutionaire dynamiek in totalitaire staten.
Propagandistisch beeld
Kwalijker is Figes’ verkeerde weergave van gebeurtenissen tijdens de revolutie van 1905, door Lenin achteraf de ‘generale repetitie’ voor de communistische revolutie van 1917 genoemd. In juni 1905 sloeg de bemanning van het slagschip Potemkin aan het muiten tegen zijn officiers. Toen het schip in de haven van Odessa aangelegd was, stuurde de tsaar zijn soldaten op de muitende bemanning en de met hen sympathiserende burgers af. Volgens Figes gebeurde dit op de brede marmeren ‘Potemkin-trappen’ in Odessa en liepen de soldaten de trappen af terwijl ze in het wildeweg schoten op de burgers onder zich.
Maar zo ging het alléén in de indrukwekkende propagandafilm die de briljante filmmaker Sergei Eisenstein (ter meerdere eer en glorie van de revolutie) in 1925 over het incident maakte. In werkelijkheid was de slachting kleinschaliger en vond in de straten rondom de trappen plaats.
De Oktoberrevolutie van 1917, toen de bolsjewieken onder leiding van Lenin de macht grepen, beschrijft Figes als een haast volledig Russische aangelegenheid. Maar voor goed begrip van de revolutie is de internationale context onmisbaar. Lenin’s terugkeer uit zijn ballingsoord Zwitserland tijdens de Eerste Wereldoorlog (via Duits, Zweeds en Fins grondgebied), zijn propagandamogelijkheden en de bewapening van zijn bolsjewieken werden vrijwel volledig gefinancierd door het Duitse keizerrijk. Het Duitse doel was niets minder dan Lenin een revolutie in Rusland te laten bewerkstelligen zodat het land zich uit de oorlog zou terugtrekken, wat uiteindelijk ook lukte. Dit feit is in de Sovjet-propaganda altijd handig weggemoffeld, en Figes lijkt er geen problemen mee te hebben erin mee te gaan.
Iets vergelijkbaars gebeurt wanneer Figes over de hongersnood in 1932-33 in grote delen van de Sovjet-Unie (met name Oekraïne, aldaar bekend als de ‘Holodomor’ (Oekraïens voor ‘dood veroorzaken door honger’) stelt dat harde bewijzen dat het Sovjetbewind met vooropgezet plan duizenden mensen de hongerdood in joeg nooit gevonden zijn. Het laatste woord over deze gevoelige kwestie is wellicht nog niet gezegd, maar hier is op zijn minst meer afweging en nuance op zijn plaats. Recentelijk is wel degelijk bewijsmateriaal opgedoken dat de andere kant op wijst; in de richting van Stalin en zijn vertrouwelingen Vjatsjeslav Molotov en Vasilii Blokhin.
Overdreven
Ook zijn feitelijke beweringen gaat Figes nogal eens de mist in, zoals in zijn schromelijke overdrijving van menselijke verliezen aan de kant van de Sovjet-Unie tijdens de Tweede Wereldoorlog. ’97% van de achttienjarigen uit 1941 leefden in 1945 niet meer’, zei Figes in een interview met Buitenhof (21 september). In zijn boek stelt hij iets vergelijkbaars. De verliezen van het Rode Leger waren inderdaad immens, maar de cijfers die Figes geeft kloppen niet. De invloedrijke historicus Michael Ellman houd het erop dat (in de meest pessimistische schattingen) 63% van de jonge Sovjetsoldaten (15-19 jaar) de oorlog overleefden. Aangezien Figes nauwelijks bron- en literatuurverwijzingen geeft (alleen bij citaten) is niet goed na te gaan hoe hij bij zijn beweringen komt.
Al met al is ‘Revolutionair Rusland’ een prettig en soepel geschreven boek, maar het lijkt teveel op haastwerk. Figes’ onderzoek is op zijn minst onzorgvuldig geweest. Ook voor het niet-academische publiek – waar Figes zich immer graag op richt – zijn de misstappen van de Brit gevaarlijk misleidend en geven ze een verkeerd beeld van de Russische twintigste eeuw. Het maakt het boek als geheel niet overtuigend. En dat is zonde, want het is een gemiste kans om in de huidige situatie Rusland en zijn geschiedenis beter te kunnen begrijpen.