De Algerijnse onafhankelijkheidsoorlog met Frankrijk (1954-1962) was zeer gewelddadig met excessen aan zowel Franse als Algerijnse kant. Maar ook in de meer vreedzame internationale diplomatieke arena werd de strijd voor zelfstandigheid gestreden. Zelfs sport was een wapen. Wielrennen bijvoorbeeld zette Algerije op de kaart als onafhankelijke natie.
Sport was van grote betekenis voor de Algerijnse onafhankelijkheidsstrijd. Zo diende voetbal als etalage voor ‘Algerijnsheid’ (Algérianité). In 1958 stelde de onafhankelijkheidsbeweging Front de Libération Nationale (FLN) een Algerijnse voetbalploeg samen voor een propagandaduel met Frankrijk. Deze zogeheten Équipe du FLN ging in naam van ‘het Algerijnse volk’ wedstrijden spelen in het buitenland, vooral in communistische en derdewereldlanden.
Ook wielrennen was van groot belang. Algerije en de wielersport zijn vereeuwigd in een beroemd geworden anekdote rond Abdelkader Zaaf. In de Tour de France van 1950 ontsnapte deze Algerijnse renner tijdens de etappe Perpignan-Nîmes aan het peloton. De verzengde hitte in combinatie met het gebruik van drugs (‘comprimés’) deden hem echter de das om: hij stortte volledig in. Vervolgens zocht hij verkoeling onder een plataan. Hier werd hij door toegesnelde boeren met wijn besprenkeld. Hij probeerde nog op de fiets te klimmen en de koers te hervatten, maar tevergeefs.
De foto van de uitgeputte Zaaf onder de plataan behoort tot de iconen van de Tourfotografie. Het verhaal dat erover wordt verteld, wil nog weleens verschillen, bijvoorbeeld waar het gaat om de vraag of de moslim Zaaf van de wijn had gedronken.
De opgave van Abdelkader Zaaf in de 13e etape Perpignan Nîmes, Tour de France 1950
Eigen nationaliteit
Wielrennen was in Algerije echter veel meer dan deze anekdote. Samen met voetbal en boksen behoorde het tot de populairste sporten in Noord-Afrika. In 1897 opende in Algiers de eerste wielerpiste van het Afrikaanse continent de poorten. Stedelijke centra als Algiers, Oran en Constantine kenden toen al wielerverenigingen. Wat aanvankelijk een tijdverdrijf was voor en door kolonisten, kwam na de Eerste Wereldoorlog ook binnen bereik van de inheemse bevolking. Sport was een middel tot sociale en culturele verheffing en paste binnen de Franse ideologie van ‘mission civilisatrice’ oftewel het beschavingsoffensief.
Naast Europese en gemengde clubs ontstond er nu ook ruimte voor exclusief Algerijnse verenigingen zoals de Véloclub Musulman (VCM), in 1936 opgericht in Algiers. De club slaagde erin de beste talenten aan te trekken die vervolgens na de Tweede Wereldoorlog furore zouden maken in hun groen-wit gestreepte tricots. Dat inheemse sporters zich in internationale competities konden meten, bleek al eerder uit de deelname van Abdelkader Abbès aan de Tour de France in 1936. Bij terugkeer in zijn woonplaats Blida werd Abbès, geëindigd op de 42ste en op één na laatste plaats, onthaald als een held.
Sport was een van de manieren waarop Frans-Algerije probeerde een eigen sub-nationale identiteit te boetseren, in de koloniale pers steevast aangeduid als ‘nord-africain’. Deze hybride identiteit die de gehele Noord-Afrikaanse bevolking omvatte, was nauw verbonden met het koloniale project. Sport was ook sterk verbonden met de eigen gemeenschap, of die nu moslim, joods of Frans was. Een enkeling slaagde erin op deze wijze te stijgen op de sociaal-maatschappelijke ladder.
Midden jaren dertig werd sport steeds meer een voedingsbodem voor inheems nationalisme. Terwijl politieke partijen om de haverklap werden verboden en kritische Algerijnse intellectuelen werden verbannen of opgesloten, bloeide het nationalisme in het (culturele) verenigingsleven.
Bloeiperiode wielrennen
Het Noord-Afrikaanse wielrennen bloeide tussen 1945 en 1955. Frankrijk investeerde toen volop in zijn Afrikaanse bezittingen, zowel economisch, politiek als cultureel. De Algerijnse wielerbond werd toegelaten tot de Franse bond. Bekende fabrieksmerken uit de metropool, waaronder Alcyon, La Perle en Terrot, investeerden in Noord-Afrikaanse ploegen, koersen en franchiseondernemingen. In navolging van de Tour de France werd vanaf 1949 een Tour d’Algérie Cycliste gehouden.
Daarnaast waren er criteriums, plaatselijke wielerrondes, zoals die van Oran en Algiers waar de Europese (sub)top op afkwam. Tot de deelnemers behoorden de Franse renners André Darrigade, Louison Bobet en Jacques Anquetil, de Belgen Hilaire Couvreur en Germain Derijcke, de Italiaanse superster Fausto Coppi en de Nederlanders Wim van Est en Wout Wagtmans. Deze naoorlogse bloei leidde ertoe dat in 1950-1952 een gemengd Noord-Afrikaans team, bestaande uit ‘pieds-noirs’ (de Fransen) en ‘indigènes’ (de Algerijnen), deelnam aan de Tour de France. Hiermee was het Algerijnse wielrennen geridderd.
Broeinest van nationalisme
Dat het koloniale ‘sujet’ (de inheemse wielrijder) zijn legitimiteit en eigenwaarde ontleende aan een koloniaal ‘objet’ (de Tour de France), is paradoxaal en heeft ook iets ironisch. Het merendeel van de inheemse sportclubs, inclusief de Véloclub Musulman, was namelijk een broeinest van nationalisme. Op culturele avonden werden patriottische gezangen aangeheven, opruiende speeches gehouden en geld ingezameld voor nationalistische partijen.
Op de baan of op de weg vertaalde dit sentiment zich in sportieve rivaliteit met een nationalistisch randje: door koersen te winnen toonden inheemse coureurs dat de ‘indigène’ geen tweederangsburger was en niet inferieur aan de ‘roumi’, zoals de Franse bezetter werd genoemd (het begrip is afgeleid van het woord Romein).
Dit nationalistische sentiment in de wielersport had een politieke en cultureel-symbolische betekenis. Daarnaast oefende het cyclisme aantrekkingskracht uit vanwege de kameraadschap, de sportieve rivaliteit en de mogelijkheid om op deze manier (sociaal) carrière te maken.
Dit laatste lukte niet alleen Abdelkader Zaaf, maar ook Ahmed Kebaïli. Hij kon goed leven van het fietsen en was een idool voor de lokale bevolking (inclusief pieds-noirs). Hij is te beschouwen als een archetypische sociale stijger binnen de koloniale samenleving. Meer dan Zaaf raakte Kebaïli bovendien betrokken bij de nationalistische beweging.
Coureurs als koerier
Na het uitbreken van de opstand in 1954 probeerden de meeste Algerijnse coureurs zo goed en zo kwaad hun leven, inclusief sportieve activiteiten, voort te zetten. Sommigen reden tot 1962 (tijdelijk) bij ‘Europese’ clubs, aangezien de Véloclub Musulman op last van het bevrijdingsfront FLN zijn activiteiten moest staken. Anderen weken uit naar Frankrijk. De beroemde Zaaf verdiende bijvoorbeeld zijn geld met kermiskoersen in Bretagne.
Anderen waren nauwer betrokken bij de onafhankelijkheidsstrijd. Een van de zeldzame kronieken over de wielersport in Algerije, Annales du cyclisme d’Algérie (1990), samengesteld door journalisten Rabah Saâdallah en Djamel Benfars, beklemtoont dat inheemse renners een rol als koerier vervulden. Als sporters moesten zij trainingskilometers maken, wat hen aanvankelijk buiten verdenking plaatste.
Dit gold ook voor Blalta Kheira, een van de weinige vrouwelijke moslimcoureurs, die hand- en spandiensten voor het FLN verrichte. Ahmed Kebaïli, de lieveling van het Noord-Afrikaanse publiek, verleende logistieke ondersteuning aan de guerrilla die opereerde rondom zijn woonplaats Blida. Hij vervoerde wapens en munitie die hij zonder moeite voorbij controleposten van het leger wist te smokkelen. Militairen beschouwden de vedette, die vijf keer aan de Tour de France had deelgenomen en tweemaal de finish in Parijs bereikt had, als ‘een van hen’ en begroetten hem vaak allerhartelijkst.
Gewapend verzet
Het FLN heeft ook overwogen wielrenners in te zetten in een internationale publiciteitscampagne. Dit beweerde Kebaïli althans in de gesprekken die ik met hem voerde in 2012 en 2013. De beweging overwoog de sportheld naar Zwitserland te halen en hem in te schakelen voor een propagandacampagne. Zover is het echter nooit gekomen. Kebaïli werd in juli 1955 verraden, gearresteerd en tot vijf jaar gevangenisstraf veroordeeld.
Er zijn ook verschillende coureurs geweest die de wapens opnamen en zich aansloten bij het verzet, zoals Mostefa Chareuf, een jong talent dat van zich liet spreken in lokale koersen en tijdens de Ronde van Algerije in 1952 doordrong tot de Noord-Afrikaanse ploeg die de Tour de France reed. Uiteindelijk sneuvelde hij in de omgeving van Oran in een vuurgevecht met het Franse leger.
De geschiedschrijving en herinneringscultuur van de Algerijnse sport zijn nauw verweven met de Revolutie van 1954. Annales du cyclisme d’Algérie is ervan doordrenkt. Op YouTube is een Arabisch ingesproken filmpje van Chareuf te vinden dat hem neerzet als martelaar. En tussen de wielerfoto’s en affiches in Kebaïli’s woonkamer figureerde ook een oorkonde ‘Held van de Revolutie’. Dit laat zien hoezeer de wielersport hecht is verankerd in het nationale verhaal van de onafhankelijkheidsstrijd.