Naar de content

Euro? Meer integratie, niet minder.

“Laat tegenstanders hun ideeën maar eens uiteen zetten”

Eurobankbiljetten en -munten op een witte achtergrond.
Eurobankbiljetten en -munten op een witte achtergrond.
Europese Centrale Bank

De Eurocrisis blijft maar aanhouden. “Geen wonder”, zegt econoom Steven Brakman, die verbonden is aan de Rijksuniversiteit Groningen. “Er zijn nog altijd teveel economische verschillen tussen landen, die de stabiliteit van de gemeenschappelijke munt ondermijnen. In plaats van minder, moet er juist meer economische integratie plaatsvinden tussen EU landen.”

De onzekerheid rondom het bijna failliete Griekenland – maar ook het worstelende Italië en Spanje – en de stabiliteit van de euro zijn het gevolg van een ontwerpfout in de eurozone. Verrassend genoeg is de oplossing hiervoor te vinden in alle lesboeken economie die de theorie van het optimale valutagebied bespreken, zo zegt Brakman, hoogleraar Internationale en Monetaire Economie.

Valutagebied

Een optimaal valutagebied omvat landen die wat betreft economische structuur en ontwikkelingen erg op elkaar lijken. Ze reageren vergelijkbaar op economische kansen en problemen, waardoor wisselkoersaanpassingen niet meer nodig zijn en men een gezamenlijke munt kan invoeren.

Brakman: “De eurozone is in dat opzicht geen optimaal valutagebied, want er blijven forse economische verschillen tussen de zeventien landen die meedoen aan de Europese Monetaire Unie. De huidige monetaire unie is echter vooral een politiek project geweest. Na de val van de muur was men in Europa bevreesd voor een al te groot en machtig Duitsland. De euro zou Duitsland Europa in trekken.”

Eurobankbiljetten en -munten op een witte achtergrond.

Eens het troetelkind en visitekaartje van de EU is de euro verworden tot een zorgenkindje waarvan het voortbestaan inmiddels tot felle discussies leidt.

Europese Centrale Bank

Maastricht: foutje bedankt

De basis van die EMU en daarmee de eurozone werd gelegd in het Verdrag van Maastricht in 1991. Er werden toetredingscriteria afgesproken waaraan landen moesten voldoen om te mogen meedoen. Bekend is de regel dat een begrotingstekort (het verschil tussen de inkomsten en uitgaven van een overheid) niet groter mag zijn dan drie procent van het bruto binnenlands product. Eén belangrijk onderdeel verzuimde ‘Maastricht’ echter en dat breekt de eurozone nu op. Het systeem van onderlinge koerswisselingen werd afgeschaft, maar er kwam geen alternatief dat de effecten van economische verschillen na toetreding kon opvangen.

Brakman: “Menig econoom dacht in die tijd dat een optimaal valutagebied als vanzelf wel zou ontstaan.” Maar dat klopt dus niet. Die achteloosheid “blijft het systeem van de eurozone parten spelen zolang het niet wordt aangepakt. Er moeten instrumenten worden bedacht die het verlies van het wisselkoersinstrument opvangen, zoals een heel flexibele arbeidsmarkt of een Europees systeem van belastingheffing.”

Koerswisselingen en Big Macs

Vóór de euro zorgden wisselkoersaanpassingen tussen de verschillende Europese munten voor een correctie op economische verschillen tussen landen. Wanneer hetzelfde product, bijvoorbeeld een Big Mac, in Rome omgerekend méér kostte dan in Londen, was dat een aanwijzing voor overwaardering van de Italiaanse munt. (nb. Deze informele meting op basis van de prijs van een standaardproduct werd ooit bedacht door het Britse weekblad The Economist en staat bekend als de ‘Big Mac-index’)

Devaluatie kon dat oplossen. De theorie voor een optimaal valutagebied werd onder meer beschreven door de Canadese econoom en Nobelprijswinnaar Robert Mundell. Die beschrijft hoe de afschaffing van onderlinge wisselkoersen alleen succesvol kan zijn wanneer daarna een ander mechanisme de effecten van economische verschillen kan tegengaan.

Brakman: “Dat ligt in Europa al snel moeilijk. Stortingen vanuit het Noodfonds in de Griekse economie zijn impopulair. Arbeidsmigratie kan helpen, maar de komst van meer Polen in Nederland laat zien hoe snel sociale onrust volgt. Het inzetten van Duitse of Nederlandse werkloosheidsuitkeringen in Griekenland zou ook kunnen helpen, maar leg dat maar eens uit.”

Niet alle EU lidstaten doen mee aan de euro, zo heeft Groot-Britannie nog altijd de Pound Sterling als munteenheid. Maar ook dat land land is getroffen door de economische crisis.

Liza Cornet voor NEMO Kennislink

Beleidstrilemma

Een keuze voor één of meerdere munten kan vervolgens nooit los gezien worden van de rest van het beleid. Een andere klassieker uit de economische theorie, het zogenaamde ‘beleidstrilemma’, laat zien dat elke overheid drie belangrijke wensen heeft waarvan er echter maar twee tegelijkertijd vrij te kiezen zijn.

Ten eerste helpen vaste wisselkoersen de onzekerheid voor internationale handel te beheersen. De twee andere wensen zijn zelfstandig monetair beleid om werkloosheid te bestrijden en economische integratie van het kapitaalverkeer, wat ervoor zorgt dat het beschikbare geld optimaal wordt ingezet.

Brakman: “Wie vaste wisselkoersen en vrij kapitaalverkeer wil combineren, moet zelfstandig monetair beleid opgeven. Het verlagen van de rente om de werkloosheid te bestrijden werkt niet meer, want het geld vloeit prompt naar hogere rentes in het buitenland.” Deze kapitaalvrijheid is onlosmakelijk vervlochten met de basisgedachte van Europese economische samenwerking.

Twee groene olijven op een witte achtergrond.

Red de euro, eet een olijf? Volgens sommigen kunnen we de economieën van de Zuidelijk Europese staten het beste helpen door zoveel mogelijk producten van ze af te nemen. Olijven, bijvoorbeeld.

wikimediacommons

“De wisselkoersen zijn al opgevolgd door één munt. En dus kan de stabiliteit van de euro alleen nog worden gegarandeerd door monetaire autonomie van lidstaten op te geven. Het ultieme gevolg van dat inzicht is dat echt alleen de Europese Centrale Bank monetair beleid voert in de eurozone. Dat is de prijs voor de stabiliteit van de euro. Beleidscoördinatie is onvermijdelijk: er moet macht worden overgedragen aan een Europese instantie.”

“Europa moet gewoon accepteren dat het logische resultaat van een gemeenschappelijke munt is dat monetair en economisch beleid vergaand wordt aangestuurd. Het één kan domweg niet zonder het ander”, stelt Brakman. “Voorstanders van de euro moeten deze lastige boodschap veel duidelijker uitdragen.”

Om meer duidelijkheid en debat te creëren zouden ze zich bovendien minder in de verdediging moeten laten dwingen door tegenstanders van de euro – in Nederland bijvoorbeeld PVV-leider Geert Wilders.

Eurosceptici

De huidige openbare discussie over de eurocrisis is volgens Brakman namelijk te onduidelijk. Tegenstanders van de euro wijzen vaak op de grote cultuurverschillen binnen de eurozone die succes hinderen. “Dat is een geldig argument, maar ze vertellen niet wat zij dan wél willen. In die zin moeten ze toch echt eens concreter worden.”

Volgens Brakman lijken eurosceptici verder gemakkelijk de historische les te vergeten hoe turbulent de tijd vóór de euro kon zijn, met speculatieve aanvallen op de Franse Franc en Italiaanse Lire. “En willen eurosceptici de euro dan opsplitsen in een Neuro (een gezamenlijke munt voor de noordelijke EU-staten) en Zeuro (voor zuidelijke lidstaten) of volledig vrije individuele wisselkoersen? En wat zijn dan de gevolgen?”

Het is helder dat het afschaffen van de euro enorm veel zal kosten, al weet niemand precies hoeveel. “Voor Nederland is becijferd dat de onmiddellijke kosten 200 miljard euro zouden zijn, alleen al door een daling van import en export met 25%.”

Voorstanders van de euro moeten veel duidelijker benadrukken dat méér beleidscoördinatie toch echt een onvermijdelijk gevolg is van de euro. Brakman, zelf ook vóór: “We hebben in feite geen keus als we de voordelen van die ene munt willen behouden.”

Overigens zijn er volgens de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling al wel steeds meer voortekenen dat het na een diepe daling weer beter gaat met de Europese economie. Wat wellicht weer in het voordeel zou kunnen werken van de Euro.

Steven Brakman is hoogleraar Internationale en Monetaire Economie aan de Faculteit Economie en Bedrijfskunde van de Rijksuniversiteit Groningen. Samen collega hoogleraar Economie Harry Garretsen nam hij een hoofdstuk voor het onlangs gepubliceerde Jaarboek Overheidsfinanciën voor zijn rekening, waar hij zijn ideeën omtrent de stabilisatie van de euro verder uiteenzet.