Middelbare scholieren krijgen bij de vreemde talen veel grammatica. Maar is dat eigenlijk wel nodig? Niet per se, zo blijkt uit onderzoek van Leslie Piggott. Leerlingen die de eerste twee jaar geen grammaticaregels krijgen aangeboden in de Engelse les, spreken en schrijven meer én vloeiender.
Veel mensen die terugdenken aan het vak Engels op de middelbare school, herinneren zich wel de talloze oefeningen met werkwoordstijden: wanneer is het nou I am walking en wanneer I walk? En wat is het verschil tussen I had been teaching and I taught? Bij Duits denk je natuurlijk meteen aan het stampen van al die voorzetselrijtjes die gekoppeld zijn aan een bepaalde naamval. Kortom: grammatica lijkt een onvermijdelijk aspect van het leren van een vreemde taal. Maar zonder kan ook, zo blijkt uit recent onderzoek van Leslie Piggott van de Universiteit Utrecht.
Piggott geeft Engels op een middelbare school in Steenwijk. In die lessen wordt van oudsher veel aandacht besteed aan grammatica. Is dat eigenlijk wel nodig, vroeg Piggott zich af. De visie van vakdidactici is immers steeds meer dat impliciet leren – de manier waarop een kind zijn moedertaal leert – beter is dan expliciet, aan de hand van regeltjes. Daarom voerde ze een onderzoek uit onder twee lichtingen brugklassers, 463 leerlingen in totaal. Aan het onderzoek namen 8 docenten deel. De lichting van 2014 kreeg wél grammatica, de lichting van 2015 niet.
Grammatica geeft structuur
“We hebben ons lesboek gepakt en daar alle grammaticalessen uitgescheurd”, licht de promovendus toe. “In plaats van die grammatica gingen we uitgebreider in op de andere onderdelen in het boek.” Onderdelen als lezen, luisteren, spreken en schrijven. Daarnaast kregen de docenten meer vrijheid om de les op hun eigen manier in te vullen.
Dat was een heel andere aanpak dan de docenten gewend waren. Heel vaak beginnen vreemdetalendocenten in het voortgezet onderwijs juist met het uitleggen van de grammatica. Dat is al decennialang zo. Hoewel bestaande lesmethoden er steeds minder nadruk op proberen te leggen, zit het nog heel erg ingebakken in het onderwijs, legt Piggott uit. “In gesprekken met docenten kwam naar voren dat ze zo’n veertig procent van hun lestijd besteden aan het uitleggen van grammaticaregels en het laten oefenen ermee. Op de een of andere manier werkt dat voor veel docenten bevredigend. Het geeft structuur aan hun les.”
Piggotts collega’s hadden daarom best wel moeite met de omschakeling naar een andere lesinvulling. Niet omdat ze er niet achter stonden: “Als je het aan de docenten vraagt dan vinden ze het belangrijker om in het begin in te zetten op communicatieve vaardigheden. Maar in de lespraktijk vinden ze het heel moeilijk om hun les in te delen zonder die grammaticacomponent. Vooral in het eerste jaar. In het tweede jaar begonnen ze in te zien dat de methode zijn vruchten afwierp, en konden ze de vrijheid die ze kregen juist heel erg waarderen.”
Stoomcursus grammatica
Dat het weglaten van grammatica positief uitwerkte bleek uit de taalvaardigheidstests die de leerlingen aan het eind van het schooljaar maakten: deze groep scoorde hoger op vloeiend spreken en op begrijpend lezen. Op dat vloeiender spreken is overigens wel wat af te dingen, geeft de promovendus toe. “De groep zonder grammatica sprak vloeiender Engels, maar gebruikte wel vaker Nederlandse woordjes tussendoor dan de andere groep. Daarin voelden zij zich niet geremd. Deze groep deed het dus niet per se beter of slechter op dit punt, maar wel anders.”
De leerlingen mét grammaticaonderwijs aan de andere kant lieten accurater taalgebruik zien. Ze waren beter in het correct toepassen van de regels. Maar dit verschil tussen de twee groepen verdween in het tweede jaar, toen de experimentele groep in slechts zes uur tijd werd bijgespijkerd tijdens een stoomcursus grammatica. Hiermee werd aangetoond dat ook de methode waarin minder nadruk lag op grammatica, goed werkte.
De taalvaardigheidstests die Piggott voor dit onderzoek afnam, kwamen echter niet overeen met de reguliere schooltoetsen. Die evalueren namelijk vooral de grammaticakennis van scholieren. “Daar liepen we echt tegenaan”, zegt Piggott. “Het onderzoek laat namelijk zien dat je door de grammatica weg te laten nog steeds een prima taalniveau kunt behalen. Maar dan moet je wel op een andere manier gaan evalueren.”
Makkelijk te toetsen
Dat het evalueren van accuraat taalgebruik nog zo centraal staat in toetsen begrijpt Piggott wel. “Grammatica is heel makkelijk te toetsen. Je kunt er heel duidelijk progressie in laten zien. Dat wordt moeilijker als je naar het hele plaatje van de taalverwerving gaat kijken. Het proces dat je doormaakt bij het leren van taal gaat op allerlei vlakken steeds heen en weer. Als je grammaticale fouten maakt, kan dat juist betekenen dat je verder bent in het leerproces. Bijvoorbeeld omdat je complexere zinnen of woordcombinaties probeert te maken. Dat leerproces is lastig te rijmen met ons onderwijssysteem waarin alles meetbaar moet zijn.”
Op de vraag hoe je dan zou moeten toetsen heeft de onderzoeker nog geen eenduidig antwoord. Met haar onderzoek heeft ze vooral aangetoond dat je ook zonder nadruk te leggen op grammatica goeie resultaten kunt behalen. De vraag aan het onderwijs is nu waar men de voorkeur aan geeft, aldus Piggott: “Wil je dat de leerlingen meteen accurate taal gebruiken en dat het langer duurt voordat ze meer gaan spreken en schrijven? Of wil je in de eerste fase van het leerproces juist dat de spreekbereidheid omhoog gaat? Dat laatste is wel de koers die curriculum.nu (een advies van leraren en lerarenopleiders aan het kabinet over de toekomst van het onderwijs, red.) voorstelt. In dat geval zou je de grammatica-instructie dus beter kunnen uitstellen.”